1.2 Met wie ben je verbonden? Flashcards

1
Q

Economische bindingen

A

Je levensonderhoud de mensen die belangrijke behoefte voorzien zoals je ouders die zorgen voor eten en kleren en je baas die je loon geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kennis bindingen

A

De mensen die jou iets leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gevoeld bindingen

A

Met onze vrienden en familieleden zijn we emotioneel verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Politieke bindingen

A

Afhankelijkheid van de overheid ze zorgen voor dingen die we zelf niet kunnen regelen zoals verkeersveiligheid, een goed onderwijs en gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale cohesie

A

mensen die het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen en de binding sterk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wij-gevoel

A

Het gevoel dat je bij elkaar hoort het is belangrijk hierdoor houden mensen rekening met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Polarisatie

A

Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat de tegenstellingen de nadruk krijgen zoals maatschappelijke problemen als discriminatie en racisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly