11.4 De borstkas en de ademhaling Flashcards
Hoe wordt de lucht in de longen ververst?
De lucht in fe longen wordt ververst doormiddel van ventilatiebewegingen te maken met de borstkas.
Het longvlies vormt de buitenkant van het longweefsel en het borstvlies zit met bindweefsel vast aan de borstkas en het middenrif. De interpleurale ruimte tussen beide vliezen is gevuld met een dunne laag vloeistof. De vliezen kunnen soepel langs elkaar schuiven, zodat de longen de bewegingen van de borstkas kunnen volgen.
Wat gebeurt er bij een rustige inademing?
- Bij rustige inademing trekken de buitenste tussenribspieren samen: de borstkas gaat omhoog en naar voren.
- Ook trekken de midderifspieren samen: Het volume van de borstholte neemt toe.
- de luchtdruk in de alveoli daalt tot onder de druk van de buitenlucht. Deze onderduk zorgt ervoor dat de buitenlucht de longen in stroomt.
Wat gebeurt er bij een diepe inademing?
- Bij een diepe inademing gebeurt hetzelfde bij een rustige inademing alleen trekken ook nog de nekspieren en de kleine borstspier samen: de borstholte neemt extra in volume toe.
- Hiermee daalt de druk nog meer en krijg je nog meer lucht binnen.
Wat gebeurd er bij een rustige uitademing?
ook wel een ondiepe uitademing genoemd
- Bij een rustige uitademing ontspannen de middenrifspieren en de buitenste tussenribspieren.
- Het middenrif veert weer omhoog en de borstkas zakt door de zwaartekracht naar beneden: het volume van de borstholte verkleint en er ontstaat overdruk. Dit perst de longlucht naar buiten
Wat gebeurd er bij een diepe uitademing?
- Bij een diepe uitademing gebeurt hetzelfde als bij een rustige uitademing alleen trekken ook nog de buikspieren en de binnenste tussenribspieren samen. Hierdoor wordt de middenrif verder omhoog geduwd en de borstkas verder omlaag gebracht.
- De overdruk neemt toe en perst extra lucht uit de longen naar buiten.
Hoe werkt de regelkring van het ademhalen?
- Een inademing prikkelt de rekreceptoren in het longweefsel. Zij geven steeds meer signalen af aan het ademcentrum in de hersenstam om de inademing te stoppen en de uitademing te starten.
- Het ademcentrum bevat de norm voor de pCO2 en pO2 in het bloed. Deze waardes worden gemeten door de chemoreceptoren in de aorta. Deze sturen signalen voor een stijgende pCO2, een dalende pH en een hele lage pO2 om sneller en dieper adem te halen.
- Bij een te hoge pCO2 stuurt het ademcentrum prikkels naar de ademhalingsspieren (receptoren). Hoe hoger pCO2 hoe sterker de ademdrang.
Waarom kunnen duikers niet in een keer naar het oppervlakte zwemmen?
- Lucht zet uit wanneer de druk af neemt. Zou je vanaf een diepte van 10 meter met volgezogen longen opstijgen zonder uit te ademen, dan zouden je longen scheuren doordat het luchtvolume verdubbelt. De lucht kan weglekken naar de interpleurale ruimte en longvlies en borstvlies laten van elkaar los omdat de onderduk verdwijnt. Het gevolg is een klaplong, pneumothorax.
Wat is het gevaar van te lang en te diep te duiken?
- door de grotere druk lost er meer gas op in het bloed en de weefsels, waaronder N2. Als dit niet weggediffuseert kan worden ontstaan er N2- bellen in het bloed en weefsel. Deze bellen kunnen leiden tot decompressieziekte; neurologische problemen, pijn in gewrichten en pijn onder de huid.
