11.1 Flashcards

1
Q

Eigenschappen noem 3 voorbeelden

A

Persoonlijkheidskenmerken - hoe je je gedraagt, voelt, denkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Erfelijke eigenschappen noem 3 voorbeelden

A

Eigenschappen die je van je ouders krijgt- haarkleur, oogkleur, mondvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fenotype geef voorbeeld

A

Hoe een eigenschap eruitziet- haarkleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan een fenotype veranderen

A

Door secundair geslachtskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 factoren hebben invloed of fenotype

A

Omgeving, erfelijke eigenschappen of allebei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de onderdelen van een cel

A

Celmembraan, cytoplasma, celkern, chromosoom, dna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn chromosomen en uit wat bestaan ze

A

Chromosomen zijn lange dunne draden en bestaan uit een groot deel uit DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn geslachtschromosomen bij een jongen en een meisje

A

Chromosoom paar die je geslacht bepaalt xx- vrouw xy- man

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly