100-200 Flashcards
1
Q
terug
A
back
2
Q
goed
A
good
3
Q
een vrouw
A
a woman
4
Q
ons [Do you want to come with …?]
A
us
5
Q
een leven
A
a life
6
Q
een kind
A
a child
7
Q
daar
A
there
8
Q
werk
A
work
9
Q
mogen
A
may
10
Q
na [… dinner,]
A
after
11
Q
zou moeten
A
should
12
Q
bellen
A
to call
13
Q
de wereld
A
the world
14
Q
een school
A
a school
15
Q
nog steeds [she’s … in love with you]
A
still
16
Q
proberen
A
to try
17
Q
laatste
A
last
18
Q
vragen
A
to ask
19
Q
nodig hebben
A
to need
20
Q
voelen
A
to feel
21
Q
wanneer
A
when
22
Q
de staat
A
the state
23
Q
nooit
A
never
24
Q
worden
A
to become
25
tussen
between
26
echt [I ... like this painting]
really
27
iets
something
28
een ander(e)
another
29
een gezin
a family
30
eigen [my ... car]
own
31
vertrekken, verlaten
to leave
32
zetten
to put
33
oud
old
34
terwijl
while
35
bedoelen
to mean
36
(bij)houden
to keep
37
een leerling
a student, a pupil
38
waarom
why
39
laten
to let
40
dezelfde, hetzelfde
the same
41
groot [= large]
big
42
een groep
a group
43
beginnen
to begin
44
lijken
to seem
45
een land
a country
46
helpen
to help
47
praten
to talk
48
waar
where
49
draaien
to turn
50
een probleem
a problem
51
elk
every
52
een hand
a hand
53
Amerikaans
American
54
tonen
to show
55
een deel
a part
56
tegen
against
57
een plaats, een plek
a place
58
zo'n, zulk
such
59
opnieuw
again
60
weinig
few
61
een geval
a case
62
een week
a week
63
een bedrijf
a company
64
waar
where
65
een systeem
a system
66
elk
each
67
juist
right
68
een programma
a program
69
horen
to hear
70
zo
so
71
een vraag
a question
72
gedurende
during
73
werken
to work
74
spelen
to play
75
de regering
the government
76
lopen
to run
77
klein
small
78
een cijfer
a number
79
altijd
always
80
bewegen
to move
81
houden van, appreciëren [niet uit liefde]
to like
82
een nacht
a night
83
leven
to live
84
geloven
to believe
85
vasthouden
to hold
86
vandaag
today
87
brengen
to bring
88
gebeuren
to happen
89
volgende
next
90
zonder
without
91
voor [in de tijd]
before
92
groot [= big]
large
93
een miljoen
a million
94
moeten
must, to have to
95
thuis
home
96
onder
under
97
water
water
98
een kamer
a room
99
schrijven
to write
100
een moeder
a mother
