1 kruispunten Flashcards

1
Q

kruispunten: voorrangstrap

belangrijkste regel? 4 trappen

A

! altijd voorzichtig !
belangrijkste regel = altijd extra voorzichtig bij nadering kruispunt
→ vertraag en let goed op andere weggebruikers (vooral fietsers en voetgangers)

  1. verkeersregels
    → algemene regel = voorrang verlenen aan bestuurders van rechts (uitzonderingen: zie verder)
  2. verkeersborden
  3. verkeerslichten
  4. bevoegde persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kruispunten (voorrang): algemene regels

snelheid? voorrang (3)? uitzonderingen (4)?

A

snelheid aanpassen

aan omstandigheden en zichtbaarheid
wanneer nodig verplicht vertragen en met aangepaste snelheid verder rijden of stoppen

voorrang verlenen

geen ‘recht’ op voorrang, verplichting om bepaalde gevallen voorrang te verlenen

voorrang aan rechts

kruispunten zonder voorrangsborden, verkeerslichten of bevoegde personen

voorrang aan spoorvoertuigen

wanneer bij kruispunt sporen oversteekt, verplicht spoorvoertuigen voorrang verlenen, behalve bij bevoegde persoon staat

uitzonderingen

  • uit aardeweg of pad komen → moet voorrang verlenen op kruispunt aan gewone rijbaan
  • uit verboden richting = geen voorrang verlenen
  • weggebruikers op doorlopend trottoir of fietspad voorrang verlenen
  • prioritair voertuig = altijd voorrang verlenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: voorrang aan rechts verlenen

A

bij sommige kruispunten met algemene regel, toch voorrangsbord (b17) → waarschuwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: onderbord afstand

A
  • verkeersbord omgekeerde driehoek in combinatie met blauw onderbord met witte letters afstand = op die afstand kruispunt waar voorrang moet verlenen (gia)
  • past best snelheid best al aan, moet enkel stoppen als nodig is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: omgekeerde driehoek en haaientanden

A
  • bord in vorm van omgekeerde driehoek = voorrang (b1)
  • verlenen aan iedere bestuurder op weg die je wil oprijden
  • stoppen aan rij witte omgekeerde driehoeken haaks op rijbaan, aan bord als geen haaientanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: stopbord en stopstreep

A
  • bij kruispunt achthoekig stopbord = altijd stoppen en voorrang verlenen aan alle andere bestuurders op weg die je oprijdt (b5)
  • stopt voor stopstreep of aan bord als geen stopstreep, stopstreep = witte doorlopende streep haaks op rijbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: onderbord stop + afstand

A
  • verkeersbord omgekeerde driehoek met blauw onderbord met witte letters stop en afstand = op die afstand kruispunt is waar je moet stoppen en voorrang verlenen (gib)
  • past best snelheid al aan, want je verplicht stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: voorrang op het kruispunt

A
  • (b15) = andere bestuurders moeten jou voorrang verlenen op kruispunt
  • bestaan varianten verduidelijken welke zijstraten bestuurders komen die jou voorrang moeten verlenen
  • dikke zwarte lijn = hoofdweg waar jij op rijdt, smallere zwarte lijn = de zijstraten links en/of rechts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: voorrangsweg

A
  • ruitvormige oranje bord met witte rand = rijden op voorrangsweg, op alle kruispunten op deze weg moeten bestuurders jou voorrang verlenen (b9)
  • bord is geldig tot aan bord dat aanduidt dat voorrangsweg eindigt (b11)
  • meestal meerdere kruispunten op voorrangsweg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: onderbord ‘loop van weg’

A
  • blauw onderbord met ‘loop van weg’ kan voorrangsbord aanvullen, duidt loop van weg aan waarop bestuurders bij volgende kruispunt voorrang hebben (gviii)
  • brede witte lijn op blauwe onderbord stelt loop van hoofdweg voor, smallere witte lijn(en) zijn zijweg(en)
  • aan kruispunt, moeten bestuurders die uit zijweg(en) komen, voorrang verlenen aan bestuurders op hoofdweg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verkeersborden en wegmarkeringen: smalle doorgang

A

bij smalle doorgang kunnen verkeersborden voorrang regelen

1 jij moet voorrang verlenen aan tegenligger (jij moet wachten) (b19)
2 tegenliggers moeten jou voorrang verlenen (jij mag doorrijden) (b21)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

driekleurige verkeerslichten

A

vaste volgorde (voor kleurenblinde) → groen, oranjegeel en rood

altijd rechts rijbaan
mogen boven of links rijbaan en op ooghoogte herhaald

  • rood = stoppen: aan stopstreep of bij licht (als geen stopstreep)
  • oranjegeel = stoppen: aan stopstreep of bij licht (als geen stopstreep), tenzij niet meer veilig → kruispunt oversteken als geen andere weggebruikers in gevaar
  • groen = mag licht voorbijrijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

knipperend oranjegeel

A

knipperend oranjegeel = met dubbele voorzichtigheid voorbijrijden, verandert niets aan voorrangsregeling

verschillende soorten:
1 enkel licht of twee lichten die beurtelings branden
2 middelste licht van driekleurige lichten knippert = lichten werken niet
3 speciaal geval: oranjegeel licht knippert ipv groene licht, lichten werken wel, maar dubbel voorzichtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fietsers en speedpedelecs door rood of oranjegele licht

A

verkeersborden onder driekleurig verkeerslicht:

  • fietsers en speedpedelecs mogen altijd rechtsaf (b22) of rechtdoor (b23) afhankelijk van pijl, ook bij rood of oranjegeel
  • moeten wel voorrang verlenen aan andere weggebruikers, bv. overstekende voetgangers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verkeerslichten: bijkomend licht

A

onder driekleurig verkeerslicht kan ook extra licht staan met fietslogo en oranje pijltje
→ knippert = mag als fietser en bromfietser (klasse a, b, speedpedelec) rechtdoor of rechts (zie pijl), zelfs bij rood

geeft dezelfde toelating als vorige 2 verkeersborden → dus ook voorrang verlenen aan andere bestuurders en voetgangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voorrang aan fietsers, bromfietsers en voetgangers

A

wanneer je rechts afslaat moet je fietsers en bromfietsers die rechtdoor rijden in zelfde richting als jij, voorrang verlenen (f50bis, waarschuwing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

opstelvak voor fietsers en bromfietsers

A
  • bij kruispunten met driekleurige lichten soms aansluitend op fietspad 2 stopstrepen waartussen het pictogram van fiets = opstelvak voor fietsers en bromfietsers
  • fietsers en bromfietsers mogen zich daar opstellen bij rood om als eerste kruispunt op te rijden bij groen → zo beter zichtbaar voor andere bestuurders
  • auto’s stoppen bij eerste stopstreep die tegenkomt nooit in opstelvak staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lichten in vorm van pijlen

A
  • lichten in vorm van pijlen kunnen gewone lichten vervangen
  • hebben dezelfde kleur en betekenis als ronde
  • zijn enkel van toepassing voor richting die pijlen aanduiden, let op licht dat van toepassing is voor richting die jij gaat
  • staan altijd rechts naast of boven rijstrook (mogen links herhaald worden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bijkomende groene pijlen

A
  • bijkomende groene pijlen branden altijd samen met rood of oranjegeel licht
  • mag enkel verder rijden in richting die pijl aangeeft
  • moet eerst voorrang verlenen aan bestuurders die op correcte wijze uit andere richtingen komen en voetgangers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

groene pijl naar links (ontruimingspijl)

A

groene ontruimingspijl staat als afzonderlijk verkeerslicht aan overkant van kruispunt

  • groene pijl helpt om links af te slaan op kruispunt met verkeerslichten
  • brandt = tegenliggers rood hebben en kunt veilig links afslaan
  • groene pijl brandt niet + geen tegenliggers = je mag ook afslaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

lichten voor fietsers en bromfietsers

A
  • lichten voor fietsers en bromfietsers gelden alleen voor hen
  • betekenis van kleuren blijft dezelfde
  • herkent ze aan silhouet van fiets dat oplicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

voetgangerslichten

A
  • silhouet van voetganger licht op
  • tweekleurig, rood = voetgangers mogen niet op rijbaan, groen = wel, groene licht kan knipperen om aan te geven bijna rood
  • licht verandert rood als voetganger al begonnen was oversteken = mag verder

opgelet!
voetgangers vaak tegelijk groen met rechts afslaande bestuurders, bestuurders moeten voorrang verlenen aan voetgangers met groen, hetzelfde geldt bij lichten voor fietsers en bromfietsers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

vierkant groen

A

voorkomen dat (brom)fietsers en/of voetgangers in conflict komen met auto’s of grotere voertuigen is er soms ‘vierkant groen’
= voetgangers en/of (brom)fietsers uit verschillende rijrichtingen mogen gelijktijdig door, al ander verkeer heeft rood verkeerslicht

fietssilhouet omringd door groene pijltjes = fietsers hebben ‘vierkant groen’ (ook speedpedelecs of andere bromfietsen die op fietspad mogen rijden)

voetgangerssilhouet omringd door groene pijltjes = voetgangers hebben ‘vierkant groen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

knipperlichten bij overwegen

A

2 beurtelings knipperende rode lichten bij overwegen = moet stoppen aan stopstreep, mag lichten niet voorbijrijden

maanwit knipperlicht = mag overweg oversteken

mag motor niet zomaar laten draaien, zet motor af als je bv. voor gesloten overweg moet wachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bijzondere verkeerslichten voor bus en tram

A
  • bijzondere verkeerslichten voor bus en tram gelden enkel voor bestuurders van bussen of trams van openbaar vervoer
  • betekenis is vergelijkbaar met driekleurige verkeerslichten en -pijlen:
  • v1 = stoppen
  • v2 = stoppen, tenzij het niet meer veilig kan
  • v3 = doorrijden

onder deze lichten kan ook extra licht staan met daarin fietslogo en oranje pijltje
→ als dit knippert, mag fietser en bromfietser (klasse a, b en speedpedelec) rechtdoor rijden of rechts afslaan (zie pijl), als horizontale balk of knipperende cirkel oplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wie is bevoegd?

6

A
  • douanebeambten
  • militaire politie
  • brandweer en civiele bescherming (als politie nog niet ter plaatse bij ongeval)
  • spoorwegpolitie
  • bevoegd personeel van openbaar vervoer (bv. de lijn), om bepaalde verkeersovertredingen vast te stellen
  • brugwachters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

belangrijkste bevelen en aanwijzingen

A

fluitsignaal: bevoegde personen die verkeer regelen, kunnen met fluitsignaal aandacht van bestuurders trekken, geen bevel, bevel volgt nadien (kan ook zonder fluitsignaal

1 arm recht opgestoken (bevel): op kruispunt bevoegde persoon 1 arm opsteekt, moeten alle weggebruikers nog niet op kruispunt stoppen, al op kruispunt, moet zo snel mogelijk vrijmaken

1 of 2 armen horizontaal uitgestrekt (bevel): houdt bevoegde persoon 1 of 2 armen (hetzelfde bevel) horizontaal uitgestrekt, dan stoppen als je uit richting komt die armen dwarst (loodrecht naar uitgestrekte armen rijdt), kan bijkomend met 1 arm draaiende bewegingen maken

overdwars zwaaien met een rood licht (bevel): als bevoegde persoon overdwars zwaait (= loodrecht op richting waaruit jij komt) met rood licht in jouw richting, dan stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

oversteekplaats voor voetgangers

A
  • of ‘zebrapad’
  • mag niet stoppen op deze oversteekplaatsen, in file wachten vóór oversteekplaats wanneer niet zeker in een keer over kunt rijden
  • voetgangers moeten oversteekplaats gebruiken wanneer minder dan 20 m ver
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

doorlopend fietspad en trottoir

A

rijd je aan kruispunt over doorlopend fietspad of doorlopend trottoir, dan altijd voorrang verlenen aan alle weggebruikers die zich daar reglementair op bevinden

mag niet stoppen op doorlopende fietspad en trottoir, in file wachten vóór doorlopende fietspad of trottoir wanneer niet zeker in een keer over kunt rijden

fietspad is aangeduid door 2 evenwijdige witte onderbroken strepen of verkeersborden

trottoir niet altijd hetzelfde, soms wel verhoogd soms niet, tov rijbaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

dambordmarkering

A
  • bestaat uit witte vierkanten
  • bakent bijzondere overrijdbare bedding voorbehouden voor openbaar vervoer
  • op kruispunt mag je bijzondere overrijdbare bedding dwarsen
  • mag niet op stilstaan of parkeren
  • dambordmarkering kan ook verbinding aanduiden van bijzondere overrijdbare bedding en eigen bedding bus of tram
  • ook op spoorwegovergang kan dambordmarkering worden zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

voorsorteerstroken en -pijlen

A
  • bij sommige kruispunten moet je voorsorteren
  • afhankelijk richting die je uit moet, moet je in andere rijstrook voorsorteren
  • voorsorteerstroken en -pijlen duiden dat aan en meestal aangekondigd op blauw aanwijzingsbord voor kruispunt
  • mag rijstrook veranderen zolang onderbroken witte strepen tussen rijstroken
  • zodra voorgesorteerd en rijstroken met volle strepen worden gescheiden, verplicht richting volgen die staat aangeduid met pijl
  • soms voorsorteerstroken voor (brom)fietsers, witte fiets erin afgebeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

a7(a/b/c)

A

rijbaanversmalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

a21

A

oversteekplaats voor voetgangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

a49

A

kruising van openbare weg door een of meer in de rijbaan aangelegde sporen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

a51

A

gevaar, onderbord kan extra info geven

35
Q

a33

A

verkeerslichten

36
Q

b1

A

voorrang verlenen

37
Q

b1 + gia

A

voorrangsbord aankondigt op aangeduide afstand

38
Q

b5

A

stoppen en voorrang verlenen

39
Q

b5 + gib

A

stopbord aankondigt op aangeduide afstand

40
Q

b9

A

voorrangsweg

41
Q

b11

A

einde van voorrangsweg

42
Q

b11 + gia

A

einde van voorrangsweg aankondigt op aangeduide afstand

43
Q

b15a

A

kruispunt waar jij voorrang hebt, zijstraat links en rechts

44
Q

b15b + b15d

A

kruispunt waar jij voorrang hebt, zijstraat schuin

45
Q

b15c + b15f

A

kruispunt waar jij voorrang hebt - zijstraat links of rechts

46
Q

rijbewegingen

A

meest voorkomende rijbewegingen:
- kruisen van een ander voertuig
- rechts afslaan
- links afslaan
- inhalen van ander voertuig (zie hoofdstuk snelheid)

links of rechts afslaan of zijdelings verplaatsen (bv. bij inhalen), moet ruim voor je aan rijbeweging begint richtingaanwijzer aanzetten

47
Q

b17

A

kruispunt met voorrang van rechts

48
Q

rijbewegingen: veilig over kruispunten

A
  • pas juiste voorrangsregels toe
  • rijd kruispunt pas op wanneer zeker dat:
    - - je kruispunt niet zal blokkeren
    • geen andere weggebruikers zal hinderen of in gevaar brengen
  • steek kruispunt met gepaste snelheid over
49
Q

kruisen gebeurt rechts

A

kruisen is rijbeweging, waarbij 2 voertuigen uit tegenovergestelde richting elkaar voorbijrijden

  • tegenligger kruisen, moet altijd zoveel mogelijk aan rechterkant rijden
  • moet links genoeg ruimte laten tegenliggers en naar rechts uitwijken als nodig
  • niet kan uitwijken (bv. door fietser of stilstaand/geparkeerd voertuig), dan moet vertragen en stoppen als nodig is om tegenliggers door te laten
  • soms laat breedte van weg kruisen niet toe, dan mag je gelijkgrondse berm (bv. graskant, parkeerstrook) gebruiken om uit te wijken, zolang geen andere weggebruikers in gevaar brengt
  • mag nooit op trottoir of fietspad rijden om uit te wijken
50
Q

kruisen: smalle doorgang

A
  • wanneer doorgang te smal is om te kruisen dan moet 1 van 2 bestuurders voorrang verlenen aan andere
  • als geen verkeersborden staan om voorrang te regelen, moet bestuurder op wiens rijstrook versmalling zich voordoet of obstakel staat, voorrang verlenen
51
Q

kruisen van tram

A

trams die rijbaan volgen en uit tegenovergestelde richting komen, kruis je rechts, net als andere tegenliggers

!UITZONDERING!

soms kan je tram niet rechts kruisen, door → dan mag je ook links kruisen, op voorwaarde geen tegenliggers hindert of in gevaar brengt
let op, hebt doorgaans zeer weinig zicht op tegenliggers, omdat achter tram verstopt

52
Q

kruisen op middenrijbaan

A

mag over denkbeeldige rand van rijbaan (= onderbroken strepen) rijden om te kruisen op zijdelingse strook of gelijkgrondse berm
mag als door breedte van rijbaan niet gemakkelijk kan op rijbaan zelf
als je dat doet, mag niemand op berm of zijdelingse strook in gevaar brengen

53
Q

algemene regels: rechts afslaan

A

breng nooit andere weggebruikers in gevaar en matig je snelheid wanneer nodig

rechts afslaan
gebruik spiegels om te zien waar andere weggebruikers zich bevinden
zet tijdig rechter richtingaanwijzer aan
blijf zo dicht mogelijk bij rechterrand van rijbaan
kijk over rechterschouder, zodat weet waar andere weggebruikers zijn, rechts van gewone auto is ook dode hoek
pas voorrangsregels toe, let op voetgangers die oversteken en (brom)fietsers die in dezelfde richting rijden als jij, stop indien nodig
pas snelheid aan als je afslaat en maak zo kort mogelijke bocht bij rechterrand* van weg

*!UITZONDERING!

als op ingeslagen rijbaan rijstrookkeuze of verkeer in meerdere files hebt, hoef je niet noodzakelijk meest rechts gelegen rijstrook of file volgen

54
Q

algemene regels: links afslaan

A

breng nooit andere weggebruikers in gevaar en matig je snelheid wanneer nodig

links afslaan:
gebruik spiegels en kijk door linkerzijruit om zien waar andere weggebruikers zijn
zet tijdig linkerrichtingaanwijzer aan
rijd zoveel mogelijk naar links, zonder tegenliggers, fietsers of bromfietsers te hinderen, op rijbaan met eenrichtingsverkeer moet helemaal tot aan linkerrand rijden
neem zo ruim mogelijke bocht naar links, zodat aan rechterkant* uitkomt op ingeslagen rijbaan

*!UITZONDERING!

als op ingeslagen rijbaan rijstrookkeuze of verkeer in meerdere files, hoef je niet noodzakelijk meest rechts gelegen rijstrook of file te volgen, meer in thema ‘Op weg!’

links afslaan, altijd voorrang verlenen aan:
tegenliggers die rechtdoor rijden of rechts afslaan
aan voetgangers, fietsers en bromfietsers die rijbaan oversteken die je gaat oprijden, bewegen zich rechtdoor, daarom voorrang verlenen, ook als geen zebrapad of fietspad is

55
Q

kruisen bij links afslaan

A

willen jij en tegenligger allebei links afslaan op kruispunt, dan 2 mogelijkheden:

geen wegmarkeringen
→ je moet langs rechts kruisen (net zoals wanneer allebei rechtdoor), kruist elkaar eerst rechts en daarna sla je achter elkaar links af

wel wegmarkeringen
pijlen op rijbaan geschilderd → rijd tot aan pijl en sla voor je elkaar kruist, allebei links af

56
Q

manoeuvres: voorrang verlenen

A

bij alle manoeuvres die je uitvoert op openbare weg, moet je altijd voorrang verlenen aan andere weggebruikers
belangrijk verschil met rijbewegingen waar bepaalde voorrangsregels gelden

moet niet alleen bestuurders voorrang verlenen bij uitvoeren manoeuvre, maar ook aan bv. voetgangers
hou altijd rekening met hun snelheid, afstand en plaats op weg

57
Q

meest voorkomende manoeuvres

A
  • van rijstrook veranderen (buiten ritsen)
  • rijbaan oversteken
  • parkeerplaats inrijden of verlaten
  • uit aanpalende eigendom komen
  • keren of achteruit rijden
58
Q

manœvres: richtingaanwijzer

A

wanneer bij manoeuvre van richting verandert of verplaatst zijdelings (bv. van rijstrook te veranderen), moet altijd tijdig richtingaanwijzer aanzetten om manoeuvre aan te kondigen

59
Q

rotonde

A

rotonde = plaats waar verschillende openbare wegen samenkomen en verkeer in 1
richting rond middeneiland rijdt

rotonde is altijd aangeduid met blauwe ronde gebodsborden met witte pijlen ‘verplicht rondgaand verkeer’ (d5) en op toegangswegen met bord ‘voorrang verlenen’ (b1) of een stopbord’ (b5)

60
Q

rotonde: oprijden en verlaten

A
  • wanneer rotonde oprijden, moet voorrang verlenen aan bestuurders die zich al op rotonde bevinden en geen richtingaanwijzer gebruiken
  • wanneer rotonde verlaten, verplicht om je richtingaanwijzer te gebruiken
61
Q

rotonde: opgelet voor fietsers

A

fietsoversteekplaats buiten rotonde

fietsers moeten op fietsoversteekplaats rijbaan oversteken
moeten voorrang verlenen aan andere weggebruikers, zie je aan haaientanden op fietspad, wees voorzichtig bij fietsoversteekplaatsen en geef voorrang aan wie al op oversteekplaats rijdt

doorlopend fietspad op de rotonde

moet bij oprijden en verlaten van rotonde voorrang verlenen aan wie fietspad volgt
wees altijd voorzichtig en kijk extra over je rechterschouder bij verlaten van rotonde (dode hoek)

62
Q

turborotondes

A

ziet er anders uit maar is nog altijd rotonde met bijhorende regels

verschil is bij voorsorteren om rotonde op te rijden, kiest rijstrook die past voor jouw richting of bestemming

blauwe aanwijzingsborden duiden richtingen aan, eens gekozen hebt, kan je niet meer van rijstrook veranderen op rotonde

63
Q

b19

A

smalle doorgang - voorrang verlenen aan wie uit tegenovergestelde richting komt

64
Q

b21

A

smalle doorgang - voorrang tov wie uit tegenovergestelde richting komt

65
Q

b22

A

fietsers mogen driekleurige verkeerslichten bij rood of oranjegeel voorbijrijden om rechts af te slaan en moeten daarbij voorrang verlenen aan andere weggebruikers

66
Q

b23

A

fietsers mogen driekleurige verkeerslichten bij rood of oranjegeel voorbijrijden om rechtdoor te rijden en moeten daarbij voorrang verlenen aan andere weggebruikers

67
Q

c1

A

verboden richting voor iedere bestuurder

68
Q

c3

A

verboden toegang in beide richtingen voor iedere bestuurder

69
Q

c5

A

verboden toegang voor bestuurders van motorvoertuigen met meer dan 2 wielen en motorfietsen met zijspan

70
Q

c31a

A

verboden aan het volgende kruispunt naar links af te slaan

71
Q

c33

A

vanaf bord tot en met het volgende kruispunt, verboden om te keren

72
Q

d1a

A

verplicht richting te volgen door pijl aangegeven

73
Q

d3a

A

verplicht een van richtingen te volgen door pijlen aangeven

74
Q

d5

A

verplicht rondgaand verkeer

75
Q

f13

A

kondigt pijlen op rijbaan aan en schrijft keuze van rijstrook voor

76
Q

f14

A

kondigt opstelvak voor (brom)fietsers aan en schrijft keuze van rijstrook voor

77
Q

f17

A

aanduiding van rijstroken met een rijstrook voorbehouden voor autobussen

78
Q

f18

A

aanwijzing van bijzonder overrijdbare bedding voorbehouden voor voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer

79
Q

f19

A

openbare weg met eenrichtingsverkeer

80
Q

f45

A

doodlopende weg

81
Q

f45b

A

doodlopende weg, behalve voor fietsers en voetgangers

82
Q

f49

A

oversteekplaats voor voetgangers

83
Q

f50

A

oversteekplaats voor (brom)fietsers

84
Q

f50bis

A

wijst bestuurders die van richting veranderen op voetgangers/fietsers die dezelfde openbare weg volgen