1 kruispunten Flashcards
kruispunten: voorrangstrap
belangrijkste regel? 4 trappen
! altijd voorzichtig !
belangrijkste regel = altijd extra voorzichtig bij nadering kruispunt
→ vertraag en let goed op andere weggebruikers (vooral fietsers en voetgangers)
- verkeersregels
→ algemene regel = voorrang verlenen aan bestuurders van rechts (uitzonderingen: zie verder) - verkeersborden
- verkeerslichten
- bevoegde persoon
kruispunten (voorrang): algemene regels
snelheid? voorrang (3)? uitzonderingen (4)?
snelheid aanpassen
aan omstandigheden en zichtbaarheid
wanneer nodig verplicht vertragen en met aangepaste snelheid verder rijden of stoppen
voorrang verlenen
geen ‘recht’ op voorrang, verplichting om bepaalde gevallen voorrang te verlenen
voorrang aan rechts
kruispunten zonder voorrangsborden, verkeerslichten of bevoegde personen
voorrang aan spoorvoertuigen
wanneer bij kruispunt sporen oversteekt, verplicht spoorvoertuigen voorrang verlenen, behalve bij bevoegde persoon staat
uitzonderingen
- uit aardeweg of pad komen → moet voorrang verlenen op kruispunt aan gewone rijbaan
- uit verboden richting = geen voorrang verlenen
- weggebruikers op doorlopend trottoir of fietspad voorrang verlenen
- prioritair voertuig = altijd voorrang verlenen
verkeersborden en wegmarkeringen: voorrang aan rechts verlenen
bij sommige kruispunten met algemene regel, toch voorrangsbord (b17) → waarschuwing
verkeersborden en wegmarkeringen: onderbord afstand
- verkeersbord omgekeerde driehoek in combinatie met blauw onderbord met witte letters afstand = op die afstand kruispunt waar voorrang moet verlenen (gia)
- past best snelheid best al aan, moet enkel stoppen als nodig is
verkeersborden en wegmarkeringen: omgekeerde driehoek en haaientanden
- bord in vorm van omgekeerde driehoek = voorrang (b1)
- verlenen aan iedere bestuurder op weg die je wil oprijden
- stoppen aan rij witte omgekeerde driehoeken haaks op rijbaan, aan bord als geen haaientanden
verkeersborden en wegmarkeringen: stopbord en stopstreep
- bij kruispunt achthoekig stopbord = altijd stoppen en voorrang verlenen aan alle andere bestuurders op weg die je oprijdt (b5)
- stopt voor stopstreep of aan bord als geen stopstreep, stopstreep = witte doorlopende streep haaks op rijbaan
verkeersborden en wegmarkeringen: onderbord stop + afstand
- verkeersbord omgekeerde driehoek met blauw onderbord met witte letters stop en afstand = op die afstand kruispunt is waar je moet stoppen en voorrang verlenen (gib)
- past best snelheid al aan, want je verplicht stoppen
verkeersborden en wegmarkeringen: voorrang op het kruispunt
- (b15) = andere bestuurders moeten jou voorrang verlenen op kruispunt
- bestaan varianten verduidelijken welke zijstraten bestuurders komen die jou voorrang moeten verlenen
- dikke zwarte lijn = hoofdweg waar jij op rijdt, smallere zwarte lijn = de zijstraten links en/of rechts
verkeersborden en wegmarkeringen: voorrangsweg
- ruitvormige oranje bord met witte rand = rijden op voorrangsweg, op alle kruispunten op deze weg moeten bestuurders jou voorrang verlenen (b9)
- bord is geldig tot aan bord dat aanduidt dat voorrangsweg eindigt (b11)
- meestal meerdere kruispunten op voorrangsweg
verkeersborden en wegmarkeringen: onderbord ‘loop van weg’
- blauw onderbord met ‘loop van weg’ kan voorrangsbord aanvullen, duidt loop van weg aan waarop bestuurders bij volgende kruispunt voorrang hebben (gviii)
- brede witte lijn op blauwe onderbord stelt loop van hoofdweg voor, smallere witte lijn(en) zijn zijweg(en)
- aan kruispunt, moeten bestuurders die uit zijweg(en) komen, voorrang verlenen aan bestuurders op hoofdweg
verkeersborden en wegmarkeringen: smalle doorgang
bij smalle doorgang kunnen verkeersborden voorrang regelen
1 jij moet voorrang verlenen aan tegenligger (jij moet wachten) (b19)
2 tegenliggers moeten jou voorrang verlenen (jij mag doorrijden) (b21)
driekleurige verkeerslichten
vaste volgorde (voor kleurenblinde) → groen, oranjegeel en rood
altijd rechts rijbaan
mogen boven of links rijbaan en op ooghoogte herhaald
- rood = stoppen: aan stopstreep of bij licht (als geen stopstreep)
- oranjegeel = stoppen: aan stopstreep of bij licht (als geen stopstreep), tenzij niet meer veilig → kruispunt oversteken als geen andere weggebruikers in gevaar
- groen = mag licht voorbijrijden
knipperend oranjegeel
knipperend oranjegeel = met dubbele voorzichtigheid voorbijrijden, verandert niets aan voorrangsregeling
verschillende soorten:
1 enkel licht of twee lichten die beurtelings branden
2 middelste licht van driekleurige lichten knippert = lichten werken niet
3 speciaal geval: oranjegeel licht knippert ipv groene licht, lichten werken wel, maar dubbel voorzichtig
fietsers en speedpedelecs door rood of oranjegele licht
verkeersborden onder driekleurig verkeerslicht:
- fietsers en speedpedelecs mogen altijd rechtsaf (b22) of rechtdoor (b23) afhankelijk van pijl, ook bij rood of oranjegeel
- moeten wel voorrang verlenen aan andere weggebruikers, bv. overstekende voetgangers
verkeerslichten: bijkomend licht
onder driekleurig verkeerslicht kan ook extra licht staan met fietslogo en oranje pijltje
→ knippert = mag als fietser en bromfietser (klasse a, b, speedpedelec) rechtdoor of rechts (zie pijl), zelfs bij rood
geeft dezelfde toelating als vorige 2 verkeersborden → dus ook voorrang verlenen aan andere bestuurders en voetgangers
voorrang aan fietsers, bromfietsers en voetgangers
wanneer je rechts afslaat moet je fietsers en bromfietsers die rechtdoor rijden in zelfde richting als jij, voorrang verlenen (f50bis, waarschuwing)
opstelvak voor fietsers en bromfietsers
- bij kruispunten met driekleurige lichten soms aansluitend op fietspad 2 stopstrepen waartussen het pictogram van fiets = opstelvak voor fietsers en bromfietsers
- fietsers en bromfietsers mogen zich daar opstellen bij rood om als eerste kruispunt op te rijden bij groen → zo beter zichtbaar voor andere bestuurders
- auto’s stoppen bij eerste stopstreep die tegenkomt nooit in opstelvak staan
lichten in vorm van pijlen
- lichten in vorm van pijlen kunnen gewone lichten vervangen
- hebben dezelfde kleur en betekenis als ronde
- zijn enkel van toepassing voor richting die pijlen aanduiden, let op licht dat van toepassing is voor richting die jij gaat
- staan altijd rechts naast of boven rijstrook (mogen links herhaald worden)
bijkomende groene pijlen
- bijkomende groene pijlen branden altijd samen met rood of oranjegeel licht
- mag enkel verder rijden in richting die pijl aangeeft
- moet eerst voorrang verlenen aan bestuurders die op correcte wijze uit andere richtingen komen en voetgangers
groene pijl naar links (ontruimingspijl)
groene ontruimingspijl staat als afzonderlijk verkeerslicht aan overkant van kruispunt
- groene pijl helpt om links af te slaan op kruispunt met verkeerslichten
- brandt = tegenliggers rood hebben en kunt veilig links afslaan
- groene pijl brandt niet + geen tegenliggers = je mag ook afslaan
lichten voor fietsers en bromfietsers
- lichten voor fietsers en bromfietsers gelden alleen voor hen
- betekenis van kleuren blijft dezelfde
- herkent ze aan silhouet van fiets dat oplicht
voetgangerslichten
- silhouet van voetganger licht op
- tweekleurig, rood = voetgangers mogen niet op rijbaan, groen = wel, groene licht kan knipperen om aan te geven bijna rood
- licht verandert rood als voetganger al begonnen was oversteken = mag verder
opgelet!
voetgangers vaak tegelijk groen met rechts afslaande bestuurders, bestuurders moeten voorrang verlenen aan voetgangers met groen, hetzelfde geldt bij lichten voor fietsers en bromfietsers
vierkant groen
voorkomen dat (brom)fietsers en/of voetgangers in conflict komen met auto’s of grotere voertuigen is er soms ‘vierkant groen’
= voetgangers en/of (brom)fietsers uit verschillende rijrichtingen mogen gelijktijdig door, al ander verkeer heeft rood verkeerslicht
fietssilhouet omringd door groene pijltjes = fietsers hebben ‘vierkant groen’ (ook speedpedelecs of andere bromfietsen die op fietspad mogen rijden)
voetgangerssilhouet omringd door groene pijltjes = voetgangers hebben ‘vierkant groen’
knipperlichten bij overwegen
2 beurtelings knipperende rode lichten bij overwegen = moet stoppen aan stopstreep, mag lichten niet voorbijrijden
maanwit knipperlicht = mag overweg oversteken
mag motor niet zomaar laten draaien, zet motor af als je bv. voor gesloten overweg moet wachten
bijzondere verkeerslichten voor bus en tram
- bijzondere verkeerslichten voor bus en tram gelden enkel voor bestuurders van bussen of trams van openbaar vervoer
- betekenis is vergelijkbaar met driekleurige verkeerslichten en -pijlen:
- v1 = stoppen
- v2 = stoppen, tenzij het niet meer veilig kan
- v3 = doorrijden
onder deze lichten kan ook extra licht staan met daarin fietslogo en oranje pijltje
→ als dit knippert, mag fietser en bromfietser (klasse a, b en speedpedelec) rechtdoor rijden of rechts afslaan (zie pijl), als horizontale balk of knipperende cirkel oplicht
wie is bevoegd?
6
- douanebeambten
- militaire politie
- brandweer en civiele bescherming (als politie nog niet ter plaatse bij ongeval)
- spoorwegpolitie
- bevoegd personeel van openbaar vervoer (bv. de lijn), om bepaalde verkeersovertredingen vast te stellen
- brugwachters
belangrijkste bevelen en aanwijzingen
fluitsignaal: bevoegde personen die verkeer regelen, kunnen met fluitsignaal aandacht van bestuurders trekken, geen bevel, bevel volgt nadien (kan ook zonder fluitsignaal
1 arm recht opgestoken (bevel): op kruispunt bevoegde persoon 1 arm opsteekt, moeten alle weggebruikers nog niet op kruispunt stoppen, al op kruispunt, moet zo snel mogelijk vrijmaken
1 of 2 armen horizontaal uitgestrekt (bevel): houdt bevoegde persoon 1 of 2 armen (hetzelfde bevel) horizontaal uitgestrekt, dan stoppen als je uit richting komt die armen dwarst (loodrecht naar uitgestrekte armen rijdt), kan bijkomend met 1 arm draaiende bewegingen maken
overdwars zwaaien met een rood licht (bevel): als bevoegde persoon overdwars zwaait (= loodrecht op richting waaruit jij komt) met rood licht in jouw richting, dan stoppen
oversteekplaats voor voetgangers
- of ‘zebrapad’
- mag niet stoppen op deze oversteekplaatsen, in file wachten vóór oversteekplaats wanneer niet zeker in een keer over kunt rijden
- voetgangers moeten oversteekplaats gebruiken wanneer minder dan 20 m ver
doorlopend fietspad en trottoir
rijd je aan kruispunt over doorlopend fietspad of doorlopend trottoir, dan altijd voorrang verlenen aan alle weggebruikers die zich daar reglementair op bevinden
mag niet stoppen op doorlopende fietspad en trottoir, in file wachten vóór doorlopende fietspad of trottoir wanneer niet zeker in een keer over kunt rijden
fietspad is aangeduid door 2 evenwijdige witte onderbroken strepen of verkeersborden
trottoir niet altijd hetzelfde, soms wel verhoogd soms niet, tov rijbaan
dambordmarkering
- bestaat uit witte vierkanten
- bakent bijzondere overrijdbare bedding voorbehouden voor openbaar vervoer
- op kruispunt mag je bijzondere overrijdbare bedding dwarsen
- mag niet op stilstaan of parkeren
- dambordmarkering kan ook verbinding aanduiden van bijzondere overrijdbare bedding en eigen bedding bus of tram
- ook op spoorwegovergang kan dambordmarkering worden zijn
voorsorteerstroken en -pijlen
- bij sommige kruispunten moet je voorsorteren
- afhankelijk richting die je uit moet, moet je in andere rijstrook voorsorteren
- voorsorteerstroken en -pijlen duiden dat aan en meestal aangekondigd op blauw aanwijzingsbord voor kruispunt
- mag rijstrook veranderen zolang onderbroken witte strepen tussen rijstroken
- zodra voorgesorteerd en rijstroken met volle strepen worden gescheiden, verplicht richting volgen die staat aangeduid met pijl
- soms voorsorteerstroken voor (brom)fietsers, witte fiets erin afgebeeld
a7(a/b/c)
rijbaanversmalling
a21
oversteekplaats voor voetgangers
a49
kruising van openbare weg door een of meer in de rijbaan aangelegde sporen