1 Groot Rijk Flashcards

1
Q

8e eeuw voor Christus ontstond aan de Italiaanse rivier de Tiber een nederzetting genaamd :

A

Rome
Door de gunstige ligging vlakbij zee groeide de bevolking snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

8e eeuw voor Christus ontstond aan de Italiaanse rivier de Tiber een nederzetting genaamd :

A

Rome
Door de gunstige ligging vlakbij zee groeide de bevolking snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bijna 250 jaar werd het bestuurd door een koning
Wie was de eerste koning

A

Romulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk jaar kwam hier verandering in

A

509 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De bevolking jaagde de koning weg en Rome werd een ?

A

Republiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie vormden de Senaat

A

Enkele honderden mannen afkomstig uit kleine vaste groep rijke families

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat deed de Senaat

A

Wetten vast stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het machtigste waren de twee

A

Consuls
Die werden 1 keer per jaar door het Romeinse volk gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het vetorecht

A

Veto betekend ik verbied
Een consul kon met het vetorecht een maatregel van het Senaat of een andere consul tegenhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn volkstribunen

A

Deze bestuurders werden gekozen door de Romeinen en hadden een speciale taak om te letten op de belangen van de gewone bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat waren de taken van de volkstribunen

A

Ze mochten wetten voorstellen en konden besluiten van de Senaat en consuls tegenhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom veroverde de Romeinse republiek steeds meer gebied

A

Om hun macht roem en rijkdom te vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In hoeveel fases gebeurde deze veroveringen

A

3 fases

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat was de eerste fase
4e en 3e eeuw voor Christus

A

De Romeinen veroverden Italië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat was de tweede fase
2e eeuw voor.C.

A

De Romeinen veroverden de gebieden rondom het Middellandse-Zeegebied.
Om hun handel te beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat was in de tweede fase de belangrijkste verovering

A

De handelsstad Cathargo in de kust van noord Afrika beheerste op dat moment de middellandse zee
In hetzelfde jaar als Cathargo veroverden ze Griekenland en een groot deel van Spanje

17
Q

Wat gebeurde er in de derde fase
2e eeuw voor.C. tot 1e eeuw na C.

A

De aangrenzende gebieden
Noord Afrika, midden Oosten, West Europa (Frankrijk, België, Engeland en zuiden van Nederland)

18
Q

Hoe heette het rijk dat ontstond

A

Het Romeinse rijk

19
Q

Hoe heet een groot rijk waarin verschillende volken onder een bestuur zijn gebracht

A

Een imperium

20
Q

Door welke twee oorzaken hadden de Romeinen zoveel succes met veroveren
Eerste reden

A

Ze hadden een goed leger
Ze waren goed bewapend, goed getraind en goed georganiseerd
De soldaten wisten precies wat hun taak was en wie ze moesten gehoorzamen
Ze werden ook beloond met stuk grond

21
Q

Tweede oorzaak

A

Ze behandelden hun verslagen vijand goed
Ze vormden een bondgenootschap
Ze moesten soldaten leveren en gehoorzamen maar mochten hun eigen cultuur en godsdienst behouden
Ze werden bescherm tegen vijandelijke aanvallen

22
Q

Wat was nog een extra beloning voor niet Romeinen

A

Het burgerrecht
De mogelijkheid om bestuurder te worden
Recht op een eerlijk proces
Zo voelden niet Romeinen zich steeds meer Romeinser

23
Q

Het werd moeilijker om het Romeinse rijk te besturen
Wat waren de tweede redenen

A

Veel spanning onderling (arm - rijk)
Legeraanvoerders kregen veel macht
Ze konden de politiek beïnvloeden

24
Q

Welke legeraanvoeder veroorzaakte een burgeroorlog

A

Julian Ceasar

25
Q

Wat voor bestuurder was Julias Ceasar

A

Een dictator
Een alleen heerser
Senaat had niks te zeggen
Daarom vermoorde ze Julian ceasar

26
Q

Tweede legeraanvoeder die het rijk bestuurde was

A

Augustus
De geadopteerde zoon van julius

27
Q

Waarom was augustus slim?

A

Hij liet het Senaat bestaan maar zorgde dat ze niks te zeggen hadden
Net als de twee consuls (die hij zelf koos)
Hij benoemde zichzelf tot volkstribuun
Dit was het einde van de republiek en het begin van het kijzerrijk

28
Q

De keizers zorgen voor vrede
Deze tijd heet ook wel de

A

Pax romana

29
Q

Wat was het voordeel van de vrede tijdens het keizerrijk

A

De Romeinen zorgden voor goede infrastructuur
Ze bouwden wegen, bruggen en stichten steden.
De welvaart nam toe

30
Q

Tot de 2e eeuw leefden veel mensen op het platteland land.
Vanaf de tweede eeuw veranderde dit
Wat was de oorzaak

A

Dit kwam door de veroveringstochten van de Romeinen
De boeren moesten meevechten en waren jaren van huis
De overige familieleden konden het werk niet aan en kwamen in geldnood en moesten hun land verkopen
Ze trokken naar de stad

31
Q

Wat waren grootgrondbezitters

A

Dit waren mensen met grote banen in het leger die zich hadden verrijkt met rijkdommen van de vijand
Ze kochten grond van boeren en stichtten landbouwbedrijven
Ze woonden in villa’s en hadden slaven die het werd deden

32
Q

Wat zijn proletariers

A

Verarmde boeren die niets bezaten behalve hun kinderen

33
Q

Waarom waren proletariers van afhankelijk

A

Giften van de elite (eigenaren van de grote villa’s op het platteland)

34
Q

Waarom gaf de elite deze giften

A

Om onvrede te voorkomen en dat er geen opstand kwam
Ze zorgden voor goed drinkwater
In de steden werden aquaducten gebouwd
En de elite zorgden voor vermaak
Gladiatorenspelen

35
Q

Wie vormden in de stad een aparte sociale laag naast de proletariers en de elite

A

Ambachtslieden winkeliers en handelaren
Ze waren niet rijk, maar ook niet arm

36
Q

Wie stond onderaan in de Romeinse samenleving

A

Dit waren de slaven
Ze hadden geen rechten

37
Q

Welke groep had nog meer weinig recht

A

Vrouwen

38
Q

Welke groep had nog meer weinig recht

A

Vrouwen