1 Flashcards

1
Q

Noem twee mogelijke oorzaken van onvoldoende Treg activiteit

A

De ontwikkeling van Treg kan verstoord worden door genetische defecten (FOXP3 mutatie bij IPEX syndroom)
De hoeveelheid Treg kan afnemen door T-cel depleterende geneesmiddelen (biologicals, chemotherapie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Regulatoire T-cellen hebben belangrijke taken in de immuunrespons. Noem twee van deze taken.

A

Treg is een belangrijke populatie van lymfocyten betrokken bij zelftolerantie en downregulatie van immuunresponsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voor welke antigenen ben je als het goed is tollerant?

A

eigen antigenen en antigenen in darm en longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is auto-immuniteit altijd pathologisch?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke twee manieren ontstaat tolerantie?

A

centrale tolerantie inductie
perifere tolerantie inductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

op welke manier wordt tolerantie centraal geinduceert?

A

via deletie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

op welke manier wordt tolerantie perifeer geinduceert?

A

via anergie, suppressie door T-cellen en afwezigheid van hulp signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vind centrale tolerantie inductie plaats?

A

in primaire lymfoide organen (beenmerg, thymus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar vind perifere tolerantie inductie plaats?

A

secundaire lymfoide organen (milt, lymfeklieren, MALT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe vind centrale tolerantie inductie in de thymus plaats?

A

door gebrek aan pos selectie bij sterke binding met MHC-TCR in de cortex
of door neg selectie bij binding met dendritisch gepresenteerd autoantigen in de medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 signalen zijn nodig bij T-cel activatie?

A
  • MHC-II binding
  • CD80/86 aan CD28
  • Cytokinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat remt de CD80/86 - CD28 binding?

A

CTLA-4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er als de CD80/86 - CD28 binding ontbreekt?

A

er ontstaan anerge T-celllen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een remmend signaal bij T-cel activatie?

A

binding PD-L1/2 aan PD1
(CTLA-4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

op welke manieren kan tolerantie worden doorbroken via T-cellen?

A

superantigenen
bystander activatie
Vrijkomen afgeschermde autoantigenen uit immune priviliged sites
defecte Treg-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

op welke manieren kan tolerantie worden doorbroken via B-cellen?

A

polyclonale activatie
moleculaire mimicry
neoantigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is polyclonale activatie?

A

Antigeen en T-lymfocyt onafhankelijke activatie van B-cellen door EBV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doen superantigenen?

A

Antigeen onafhankelijke activatie van T-lymfocyten door staphyloccoccus aureus (of sarscov)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is moleculaire mimicry?

A

kruisreactie tussen antigen microorganisme en gelijkend autoantigeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is guillain-barré syndroom?

A

Postinfectieuze autoimmuun polyneuropathie veroorzaakt door moleculaire mimicry

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat voor klachten bij guillain-barré syndroom?

A

Snel progressieve verlamming van de armen en benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waardoor wordt Guillain-Barré syndroom veroorzaakt?

A

 Oa door campilobacter (uit voedsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is bystander activatie?

A

activatie van het immuunsysteem door cytokinenstorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een voorbeeld van een ziekte die kan worden veroorzaakt door het vrijkomen van afgeschermde autoantigenen uit immune priviliged sites?

A

sympatische oftalmopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat gebeurdt er bij sympatische oftalmopathie?
T-cellen tegen antigen uit oog worden in de lymfeklieren geactiveerd en getransporteerd naar het oog
26
Waardoor ontstaan neoantigenen?
Door immuunstimulerende posttranslationele modificatie of haptenisatie
27
Op welke manieren zorgen Treg-cellen voor onderdrukking van lymfocyten?
 CD25 receptor, vangt groeifactor IL-2 weg  Productie suppressieve cytokinen IL10 en TGF-b  CTLA-4 (voorkomt signaal 2 in T-cel activatie)  Productie cytotoxisch granzyme
28
Welke drie oorzaken zorgen samen voor een autoimmuunziekte?
immuun- en endocriene systemen genetische predispositie omgevingsfactoren
29
Welke omgevingsfactoren spelen een rol bij het ontstaan van autoimmuunziekten?
- Infecties (virussen, bacterien, parasieten) - Voeding (vitaminen, gluten) - Geneesmiddelen - Zonlicht (UV, vit D) - Trauma - Stress
30
Welke genen spelen voornamelijk een rol bij het ontstaan van autoimmuunziekten?
MHC genen (vooral DR3-5, II)
31
Wie heeft een hoger risico op autoimmuunziekten?
vrouwen (waarschijnlijk door de invloed van geslachtshormonen)
32
Wat gebeurdt er bij een FOXP3 mutatie?
defect in Treg > IPEX syndroom
33
Wat zijn symptomen van IPEX syndroom?
o Enteropathie o Polyendocrinopathie
34
Hoe wordt IPEX syndroom overgedragen?
X-gebonden
35
Wat is het gevolg van een AIRE mutatie?
verminderde klonale deletie tbc centrale tolerantie inductie
36
Wat is het gevolg van een CTLA4 mutatie?
verminderde Treg suppressie
37
Wat is het gevolg van een C1q mutatie?
gestoorde opruiming apoptotische cellen
38
Welke diagnostiek bij autoimmuunziekten?
Anti-nucleaire antistoffen test met immuunflurecentie
39
Waarvoor doe je Anti-nucleaire antistoffen test met immuunflurecentie bij autoimmuunziekten?
- diagnose - prognose - monitoring ziekte activiteit
40
Wat is een biological?
Een biological is een medicijn dat is verkregen door genetisch gemodificeerde levende cellen
41
Wat is de halfwaardetijd van IgG?
3 weken
42
Hoe wordt de halfwaardetijd van IgG verlengt?
Door de neonatale Fc receptor (FcRn, in 3e maand zwangerschap)
43
Wat doet de neonatale Fc receptor?
verlengt de halfwaardetijd van IgG en albumine
44
Wat bepaalt de glycanen op een antilichaam?
heel veel verschillende factoren
45
Wat is het verschil tussen biologicals en andere medicijnen?
- Het productieprocces van chemische medicatie is veel simpeler dan van biologicals - Biologicals worden meestal niet oraal gegeven - Er is veel variatie bij biologicals/biosimmilars - Biologicals en biosimilars hebben een hoger moleculair gewicht dan gewone medicatie
46
Waar herken je een chimerische biological aan?
-ximab
47
Waar herken je een gehumaniseerde biological aan?
-zumab
48
Waar herken je een humane biological aan?
-umab
49
Wat is het voordeel van een meer menselijke biological?
er worden minder antistoffen tegen aangemaakt
50
Waarvoor wordt anti TNF-a gebruikt?
chron sarcoidosis psoriatic arthritis psoriasis ankylosing spondylitis rhuemanoide arthritis uveitis
51
Wat wordt verergerd door anti TNF-a?
MS en lupus
52
Welke biological voor psoriasis?
infliximab
53
Wat doe ustekinumab?
remt IL-12 en IL-23
54
Wat doet abatacept?
remt CD28 - CD80/86
55
Wat doet omalizumab?
remt IgE
56
Wat doet rituximab?
het target CD20 op B cellen
57
Wat doet belimumab?
het remt BlyS wat de B cel stimuleert
58
Welke biologicals remmen TNF-a?
infliximab adalimumab etanercept certolizumab gloimumab
58
Wat doet anti IL-6?
vermindert het CRP gehalte in perifeer bloed
58
Welk immunoglobuline is betrokken bij allergie?
IgE
58
Wat is een biosimilar?
medicament met delfde aminozuur volgorde als gepatenteerde biological
59
Wat zijn de verschillen tussen een biosimilar en een biological?
Verschillende cellijnen Meestal andere glycosering
60
Noem drie factoren die bepalend zijn voor de accommodatie van het oog.
- musculus ciliares, - zonula vezels - rigiditeit van de ooglens
61
Noem 4 factoren die van belang zijn voor de regulatie van de oogdruk.
Corpus ciliare, Trabekelsysteen Kanaal van Schlemm Sclerale uitvloed
62
Welk soort biological wordt het vaakst ingezet?
Anti-TNF
63
Wat doen de conjunctiva en kapsel tenon?
bedekt sclera
64
Wat is het limbus?
overgang cornea sclera
65
Wat is de cornea?
heldere centrale koepel, vaste en sterkste lens van het oog
66
Wat doen het trabekel systeem en kanaal van schelm?
voert kamerwater af in de kamerhoek
67
Wat is de iris?
diafragma met pupil als opening
68
Wat is het corpus ciliare?
irisbasis, achter de iris, sterk doorbloedt
69
Waarmee is de lens opgehangen aan het corpus ciliare?
zonula vezels
70
Wat is het pars plana?
tussen corpus ciliare en retina
71
Waarvoor is de retina?
lichtperceptie
72
Waardoor wordt kamerwater geproduceert?
corpus cilliare
73
Waarmee zie je kleur?
kegels
74
Waar liggen de kegels in het oog?
centraal in de retina
75
Waarmee zie je zwart wit?
staven
76
Waar in het oog liggen de staven?
perifeer in de retina
77
Wat is het retinaal pigment epitheel?
monolayer, regenereert visueel pigment, bepaalt kleur van de iris
78
Waaruit bestaan tranen?
mucus, vocht, oliefilm
79
Waar komt het mucus in tranen vandaan?
conjunctiva
80
Waar komt vocht in tranen vandaan?
traanklier
81
Waar komt oliefilm uit tranen vandaan?
de klieren van meibom (in de oogleden)
82
Hoe werkt de afvoer van tranen?
actief via traanpunten, canaliculi, traanzak, traanbuis en canalis nasolacrimalis
83
welke oogspieren worden geinnerveerd door de nervus oculomotorius?
superior, medialis, inferior, obliquus inferior
84
welke oogspieren worden geinnerveerd door de nervus abducens?
lateralis
85
welke oogspieren worden geinnerveerd door de nervus trochlearis?
obliquus superior
86
Waardoor wordt de sensorische innervatie van het oog gedaan?
trigeminus V1, nervus opthalmicus
87
Wat loopt er door het canalis opticus?
nervus opitca en artheria opthalmica
88
Wat loopt er door de fissura orbitalis?
zenuwen voor oogbewegingen en deel vena ophthalmica
89
Welke artheria voed het binneste van de retina?.
arteria centralis retinae
90
Welke arterien voor papilkop en choroidea?
ciliar arterieen
91
Waarnaar draineert de vena opthalmica?
sinus cavernosis
92
Wat is blepharitis?
infectie van de ooglidranden
93
Wat is conjunctivitis?
infectie van de conjuncitva
94
Waardoor wordt conjuncitvitis meestal veroorzaakt?
80% een bacteriele verwekker
95
Wat zijn symptomen van conjunctivitis?
roodheid, oedeem, secretie
96
Wat is ophthalmica neonatorum?
acute conjunctivitis bij pasgeborenen
97
Welke verwekker bij ophthalmica neonatorum binnen 24 uur na geboorte?
s. aureus, s. pneumoniae, H. influenca
98
Welke verwekker bij ophthalmica neonatorum binnen 1-2 dagen na geboorte?
N. gonorrhoeae
99
Welke verwekker bij ophthalmica neonatorum binnen 5-19 dagen na geboorte?
chlamydia trachomatis
100
Welke verwekker van ophthalmia neonatorum geeft een ernstiger beloop?
N. gonorrhoeae
101
Wat zijn de symptomen van acute bacteriele conjunctivitis?
- Na 1-2 dagen bilateraal - Roodheid, irritatie, pus
102
Welke verwekkers van acute bacteriele conjunctivitis?
S. aureus, Str, pneumoniae, H. influenzae
103
Wat is het beloop van acute bacteriele conjunctivitis?
duurt 1-2 weken, meestal spontane resolutie
104
Wat is de behandeling van acute bacteriele conjunctivitis?
evt desinfectans (jodium)
105
Wat zijn de symptomen van virale conjunctivitis?
- roodheid, waterige secretie soms bloed, pharyngitis, koorts, lymfadenopathie
106
Wat is het beloop van virale conjunctivitis?
spontane resolutie binnen 1-2 weken maar erg besmettelijk
107
Wat is de incubatietijd van virale conjunctivitis?
7-10 dagen
108
Wat is de behandeling van virale conjunctivitis?
desinfectans
109
Wat zijn verwekkers van virale conjunctivitis?
entero, coxsakie en adenovirus
110
Wat zijn symptomen van chronische blepharo conjunctivitis?
irritatie, roodheid, crustae, soms blindheid door littekenweefsel
111
Welke verwekker van chronische blepharo conjunctivitis?
S. aureus of chlamydia trachomatis
112
Wat is de behandeling van chronische blepharo conjunctivitis?
poetsen van de oogleden
113
welke behandeling voor chronische blepharo conjunctivitis door chlamydia trachomatis"?
azithromycine
114
Wat is keratitis?.
infectie van de cornea
115
Wat zijn symptomen van keratitis?
pijn, fotofobie, roodheid, verminderde visus, lokale vertroebeling cornea door ontstekingscellen
116
Wat zijn complicaties van keratitis?
blindheid
117
Wat zijn risicofactoren voor keratitis?
trauma en kunstlenzen
118
Welke bacteriele verwekkers van keratitis?
staphylococcen, streptococcen, pseudomonas (door contactlenzen vloeistof), enterobacteriacae
119
Welke virale verwekkers van keratitis?
herpes simplex, herpes zoster
120
Wat zie je bij een keratitis door herpes?
'takje'
121
Wat is de behandeling van keratitis?
o Voor de start van de behandeling dient een kweek te worden afgenomen o Topicaal antibiotica o Bij herpes topicaal antivirale druppels
122
Wat is cellulitis orbitae?
ontsteking van de oogleden/orbita
123
Waaraan herken je postseptale cellulitis orbitae?
visus beperkt, roodheid conjunctiva, beweginsbeperking
124
Welke vormen van cellulitis orbitae zijn er?
post septaal en pre-septaal
125
Wat is de behandeling voor cellulitis orbitae?
chirurgische drainage en antibiotica
126
Wat is dacryosystitis?
ontsteking van de traanzak
127
Wanneer treed darcryocystitis op?
bij obstructie
128
Waardoor wordt acute darcryocystitis veroorzaakt?
S. aureus, streptokokken
129
Wat is een symptoom van acute darcryocystitis?
pijn
130
Wat zijn complicaties van acute darcryocystitis?
abces, cellulitis
131
Hoe behandel je chronische darcryocystitis?
eerst een kweek, dan behandeling bij persisteren; andere kweek voor actinomyces
132
Waardoor wordt actinomyces veroorzaakt?
spiraaltje
133
Wat is endophtalmitis?
een ontsteking van de ooginhoud
134
Hoe wordt een endophtalmitis veroorzaakt?
- Meestal exogeen (na trauma of operatie) - Soms endogeen via hematogene verspreiding
135
Wat zijn de symptomen van een acuut postoperatieve endophtalmitis?
rood, pijn, visusdaling, ontstekingscellen in de voorste oogkamer (hypopyon)
136
Wat zijn complicaties van acuut postoperatieve endophtalmitis?
blindheid, post-septale cellulitis
137
Wat zijn risicofavtoren van acuut postoperatieve endophtalmitis?
DM en immunosuppressiva
138
Wat zijn verwekkers van acuut postoperatieve endophtalmitis?
CNS (op de huid, meest voorkomend), S.aureus, pseudomonals aeruginosa (in water)
139
Wanneer treedt late onset postoperatieve endophtalmitis op?
maanden na de operatie na staken postop medicatie
140
Waardoor late onset postoperatieve endophtalmitis?
Propionibacterium acnes (meest voorkomend), CNS
141
Wat is het verschil tussen acute en late onset postoperatieve endophtalmitis?
late onset postoperatieve endophtalmitis heeft een betere prognose
142
Wat is de behandeling van late onset postoperatieve endophtalmitis?
meestal verwijderen kunstlens
143
Wat is de bron van endogene/hematogene endophtalmitis?
septisch, cathethers, drugsgebruik
144
Wat zijn de verwekkers van endogene/hematogene endophtalmitis?
Neisseria menigitidis, S. aureus, candida (drugsgebruik, citroenschil)
145
Wat is een complicatie van endogene/hematogene endophtalmitis?
hoge kans op blindheid
146
Wat is chalazion?
zwelling van de talgklier
147
Wat doe je bij een kind met conjunctivitis?
doorsturen naar de kinderarts
148
Aan welke twee voorwaarden moet worden voldaan om over te kunnen gaan op orale therapie?
De verwekker moet gevoelig zijn voor het te geven antibioticum. De patiënt moet klinisch verbeterd zijn
149
Wat wordt bedoeld met de term empirisch met betrekking tot antibioticabeleid?
Empirische therapie betekent dat antibioticatherapie wordt begonnen zonder dat de antibioticagevoeligheid (antibiogram) van een pathogeen bekend is
150
Waarom wordt gentamicine toegevoegd aan cefuroxim bij de behandeling van urosepsis?
De killingsnelheid van gentamicine ligt hoger dan die van cefuroxim
151
Wat is een hoge UWI?
pyelonephritis (ontsteking van de nier)
152
Wat is een lage UWI?
cytitis (ontsteking van de blaas, meest voorkomend), urethritis (ontsteking van de plasbuis)
153
Wat zijn tekenen van weefselinvasie bij een UWI?
- Koorts, rillingen - Algemeen ziek zijn - Flank of perineum pijn - Verwardheid/delier
154
Wat zijn de symptomen van cystitis?
- Dysurie (pijn bij plassen) - Pollakisurie (kleine beetjes plassen) - Vaak plassen - Hematurie - Pijn in buik of onderrug - Verandering vaginale afscheiding
155
Welke symptomen van cystitis bij kinderen <1 jaar?
slecht groeien, braken en koorts > 3 dagen
156
Wat is bateriurie?
bacterien in de urine
157
Wanneer is bacteriurie significant?
> 10^5 kve/ml
158
Wie hebben een hoger risico op cystitis?
vrouwen en ouderen
159
Waardoor hebben oudere mannen een vergroot risico op cystitis?
door prostaatvergroting
160
Waardoor wordt cystitis in 95% van de gevallen veroorzaakt?
- Enterobacteriaceae o E. coli o Klebsiella spp o Proteus spp
161
Waardoor wordt cystitis in 5% van de gevallen veroorzaakt?
Hematogeen o Nierabcessen  TB  Candida o Virussen  CMV  Adenovirus
162
Welk proces zorgt voor cystitis?
residuvorming
163
Waardoor wordt residuvorming veroorzaakt?
- Obstructie (vergrote prostaat) - Neurogene blaasfunctiestoornissen - Te geringe mictiefrequentie - Niet volledig ledigen van de blaas - Zwangerschap
164
Wat zijn risicofactoren voor een cystitis?
- Postmenopauzale atrofie - Blaas of nierstenen - Verblijfskatheters (Verblijfskatheter loopt normaal goed door, dan is er niks aan de hand) - Verminderde weerstand (DM, bestraling, gebruik immuunsuppressiva) - Genetische factoren - Anatomische afwijkingen
165
Welke diagnostiek voor cystitis?
urinestick/sediment (Meer sens en spec) dipslide
166
Wat is een dipslide?
urinekweek met argar
167
Welke uitkomst van het urine sediment wijst op een cystitis?
- nitriet (gemaakt door bacterien) - Leuko s bij bacteriele infectie (weinig specifiek)
168
Wanneer heeft een positief urinesediment geen betekenis?
in afwezigheid van symptomen
169
Wanneer is een urinesediment vals positief?
bij een verblijfskatheter
170
Wanneer is een urine sediment vals negatief?
als de urine niet lang in de blaas zit bij een infectie met bacterien die geen nitriet produceren
171
Wie leest een dipslide af?
huisarts, soms naar het lab voor analyse bij een positieve uitslag
172
Wat is een empirische behandeling met antibiotica?
behandelen voordat de verwekker bekend is rekening houdend met meest waarschijnlijke verwekker, niet per defenitie breed spectrum (daarna op grond van kweekuitslag met gevoeligheidsbepaling)
173
Hoe behandel je een cystitis?
met nitrofurantoinine
174
Wat is de minimaal inhiberende concentratie?
hoeveel antibiotica is nodig om bacterien te laten uitsterven
175
Wie bepaald bij welke MIC een antibioticum resistent is?
eucast
176
Hoe geef je andibiotica bij cystitis?
- Intraveneus bij ernstig zieke patienten, anders oraal
177
Wat is de behandeling van urosepsis?
- Ceftriaxon en eenmalig gentamicine IV - 10-14 dagen - Overstappen op oraal bij afname klachten
178
Wat is een nadeel van nitrofurantoine?
alleen actieve concentraties in urine, niet in weefsel
179
Wat zijn contraindicaties voor nitrofurantoine?
ernstige nierinsufficientie en G6PD deficientie
180
Welke infectie dient uitgesloten te worden vóór het starten van een biological?
TBC
181
Waarom blijven RA patiënten levenslang afhankelijk van anti-TNF therapie?
anti-TNF onderdrukt de effector fase van de ontsteking maar neemt niet de onderliggende auto-immuun reactie weg
182
Welk percentage van de (gezonde) Nederlandse bevolking is HLA B27 positief?
5-10%+
183
welke ratio bepaald de mate van bot afbraak?
RANKL/OPG
184
In welke twee hoofdgroepen gebaseerd op cel type kunnen de cytokinen in RA worden ingedeeld?
T cel cytokinen (o.a. IL-17, IFNgamma, IL-4) Monocyten/macrofagen cytokinen (o.a. TNF, IL-1, IL-6)
185
Wat zijn symptomen die zowel bij chronische als acute artritis voorkomen?
- ochtend stijfheid > 60 min - beter bij bewegen - nachtelijke pijn - gewichtsverlies - pijn bij hoge belasting - Passief en actief beperkte beweging GEEN benige verdikking
186
Welke symptomen komen vooral bij acute artritis voor?
- Haemarthros (bloed in het gewricht) - roodheid - zwelling - warmte
187
Welke symptomen wijzen op een articulair probleem?
Pijn/zwelling beperkt tot het gebied van het gewrichts kapsel Beweging in alle richtingen beperkt Actief en passief pijnlijk Met name in volledige strekstand pijnlijk
188
Welke symptomen wijzen op een peri articulair probleem?
Groter gebied Alleen pijn in bepaalde bewegingsrichting Actief, niet passief pijnlijk (isometrisch) Bij bursitis meeste pijn in buigstand
189
Wat is de DD van acute monoarticulaire artritis?
- Septisch - Jicht - Pseudojicht - Palindroom reuma (terugkerend)
190
Wat is de DD van chronische monoarticulaire artritis?
- Pseudojicht - Psoriasis - Spondyloartritis - Tbc artritis
191
Wat is de DD van acute oligoarticulaire artritis?
- PMR - Gonococcen - Sarcoidose - Palindroom reuma (terugkerend)
192
Wat is de DD van acute polyarticulaire artritis?
- Reactief - Viraal
193
Wat is de DD van chronische polyarticulaire artritis?
- Reactief - Psoriasis - Darmziekten - Systeem ziekten (SLE)
194
Wat is de DD van chronische oligoarticulaire artritis?
- pseudojicht - Psoriasis - Spondyloartritis - PMR
195
In welke gewrichten vind je virale artrits vooral?
PIP, MCP, knie, enkel
196
Waar vind je PMR?
knie, pols, asymetrisch
197
Waar vind je sarcoidose artritis?
enkel, knie, symetrisch
198
Waar vind je gonococcen?
enkel, knie
199
Hoe wordt gonococcen overgedragen?
soa
200
Waar wijzen droge ogen/mond op bij artritis?
sjorgen
201
Waar wijst een artritis met pos ANCA op?
ziekte van wegener
202
Welk soort artritis na een BLWI/keelontsteking?
postvirale artritis acuut reuma post streptococcen reactive artritis
203
Waar wijst ANF op?
een systeem ziekte
204
Wat is bacteriele osteomyelitis?
een vorm van artritis - Occlusie van de bloedvaten > afsterven botweefsel / sekwester vorming - Fistelvorming - Acuut > chronisch
205
Wat is een complicatie van bacteriele osteomyelitis?
groeiremming pathologische fracturen
206
Bij wie komt acute/hematogene osteomyelitis voor?
vooral bij jonge kinderen en ouderen het komt veel voor
207
In welke gewrichten komt acute/hematogene osteomyelitis in 70% van de gevallen voor/
de lange pijpbeenderen; humerus, femur en tibia
208
Waar komt acute/hematogene osteomyelitis bij volwassenen vaak voor naast de lange pijpbeenderen?
de wervelkolom
209
Wat is een complicatie van acute/hematogene osteomyelitis?
Verspreiding naar gewrichten > artritis (vooral bij schouder en heup omdat het kapsel over de metafyse ligt)
210
Waarbij komt acute/hematogene osteomyelitis vaak voor?
krentenbaard (staphylococcen), en tonsilitis
211
Wat zijn complicaties van acute/hematogene osteomyelitis bij kinderen?
bacterien in groeischijf en slechter afweersysteem
212
Wat zijn symptomen van acute/hematogene osteomyelitis?
o algemene malaise en koorts o Drukpijn o Niet kunnen belasten o zwelling, roodheid en pijn
213
Waardoor ontstaat algehele malaise en koorts bij acute/hematogene osteomyelitis?
bacteriele producten
214
Wat veroorzaakt zwelling, roodheid en pijn bij acute/hematogene osteomyelitis?
Influx van neutrofielen > pus wordt via Haverse systeem en kanalen van Volkmann naar subperiostaal geperst > druk > zwelling, roodheid en pijn
215
Welke vormen van bacteriele osteomyelitits zijn er?
Acute/hematogene osteomyelitis Subacute/focale osteomyelitis Chronische osteomyelitis Postoperatieve osteomyelitis Neonatale osteomyelitis
216
Wat zijn kenmerken van subacute/focale osteomyelitis?
- Meestal na bijtwond of verwonding door scherp voorwerp - Andere verwekkers mogelijk zoals P. aeruginosa
217
Wat zijn kenmerken van chronische osteomyelitis?
- Diabetische voet - Onvoldoende behandelde osteomyelitis
218
Waardoor wordt postoperatieve osteomyelitis meestal veroorzaakt?
- Commensalen van de huid (S. epidermis)
219
Waar krijg je postoperatieve osteomyelitis?
- Oppervlakkig gelegen botdelen (sternum)
220
Wat zijn kenmerken van neonatale osteomyelitis?
- Agresief - Multifocaal - Andere verwekkers (gram-negatieven naast S. aureus)
221
Welke diagnostiek bij bacteriele osteomyelitis?
- Crp - Bloedkweek - Leucocytengetal - Leucocyten differentiatie - Kweek (bloed, biopt, pus, gewrichtsvloeistof) - Gouden standaard; biopt - beeldvorming
222
Wat zijn meestal de verwekkers van bacteriele osteomyelitis?
S. aureus en steeds vaker kingella kingae
223
Waarvoor doe je een rontgenfoto bij bacteriele osteomyelitis?
uitsluiten fractuur en maligniteit periostveranderingen sekwestervorming
224
Wat is een nadeel van een rontgenfoto bij bacteriele osteomyelitis?
Je ziet pas laat afwijkingen
225
Waarvoor doe je een ECHO bij bacteriele osteomyelitis?
- Sensitief (afhankelijk van ervaring) - Geschikt om artritis uit te sluiten - Echo geleide punctie bij moeilijk te bereiken gewrichten - Periost verdikking - Hypoechogene zones
226
Wat zijn de voordelen van MRI/CT bij bacteriele osteomyelitis?
- Sensitief (ook in vroegere fase) - Aankleuren van oedeem - Vooral voor wervelkolom en bekken
227
Wat zijn de nadelen van MRI/CT bij bacteriele osteomyelitis?
Het is duur
228
Wat is de indicatie voor een BOT-scan bij bacteriele osteomyelitis?
als je een onduidelijk beeld hebt
229
Wat zijn de voordelen van een BOT-scan bij bacteriele osteomyelitis?
- detectie gebied met botombouw - al in vroege fase pos - geschikt voor febris & verdenking multiple foci
230
Wat is de pathofysiologie van septische/bacteriele artritis?
ontsteking > vrijkomen proteolytische enzymen > verlies kraakbeen en bot > gewrichtsdestructie
231
Wat is de presentatie van septische/bacteriele artritis?
- Acuut - Meestal monoarticulair - Zieke patient met koorts - Verhoogde ontstekingsparameters - Meestal knie of heup
232
Wat is de pathofysiologie van jicht?
- stoornis in urinezuur metabolisme - neergeslagen urinezuur wordt gefagocyteerd > ontstekingsreactie
233
Wie heeft jicht?
- nooit primaire jicht bij o mannen < 30 o vrouwen < 50
234
Wanneer krijg je secundaire jicht?
bij ernstig gestoorde nierfunctie
235
In welke gewrichten komt jicht voor?
- mtp1, enkel, tenen
236
Bij wie komt pseudojicht/chondrocalcinosis voor?
alleen bij oudere patienten in door artrose aangedane gewrichten
237
in welke gewrichten komt pseudojicht/chondrocalcinosis vooral voor?
knie, pols, enkel, vinger
238
Wat zijn risicofactoren voor septische/bacteriele artritis?
- hoge leeftijd - diabetes mellitus - beschadigd gewricht (bijvoorbeeld door andere gewrichtsziekte) - gewrichtsprothese - recente gewrichtschirurgie - huidinfecties - gestoorde afweer (medicamenteus, comorbiditeit)
239
Hoe stel je de diagnose septische/bacteriele artritis?
- gewrichtspunctie (gouden standaard) - gram kleuring (vaak vals neg) - kweek (neg bij bacteriemie) - celgetal van synoviaal vocht; >30.000 leukocyten/mm = pos (vrij zeker) - kristallen
240
Wat zijn verwekkers van septische/bacteriele artritis?
- S. aureus (60%) - B hemolytische streptococ (10-30%) - Gram neg staven Mn hematogene verspreiding, bij kinderen soms uitbreiding van osteomyelitische haard in epifyse of metafyse
241
Wat is de behandeling van septische/bacteriele artritis?
242
Wat zijn de indicaties voor artroscopie bij septische/bacteriele artritis?
- Gewricht niet goed toegankelijk voor punctie - Gewricht met punctie niet goed te ontlasten - Contraindicaties tegen frequent puncteren - Septische artritis in heup van kinderen
243
Wat zijn de parameters voor de behandeling van septische/bacteriele artritis?
- Kliniek - Ontstekingsparameters in bloed - Kweek van het synoviale vocht - Celgetal van het synoviale vocht
244
Wat is de prognose van septische/bacteriele artritis?
- 10-15% mortaliteit - 25-50% functie verlies - 20% afname zelfstandig functioneren
245
Wat is de DD van septische/bacteriele artritis bij kinderen?
- Artritis als paramaligne verschijnsel bij leukaemie - Systemische juveniele artritis (still’s disease) - Virale artritis
246
Welk gewricht is bij kinderen vaker aangedaan door septische/bacteriele artritis?
de heup
247
Wat was voor vacinatie de meest voorkomende verwekker van septische/bacteriele artritis bij kinderen?
HIB
248
Welke soorten spondylartropathien zijn er?
- M bechterew/spondylitis ankylopoetica - Reactieve artritis - Artritis psoriatica - Artritis bij een inflamatoire darmziekte - Ongedifferentieerde spondylartropathie
249
Welk soort spondylartropathien kan worden genezen?
reactieve artritis
250
Waar heb je vooral last van bij axiale spondylloartritis?
bekken en wervelkolom
251
Waar heb je vooral last van bij perifere spondyloartritis?
ontstekingen in grote gewrichten in armen of benen
252
Wat is de bekendste vorm van axiale spondyloartritis?
de ziekte van bechterew
253
Met welk gen is axiale spondyloartritis geassocieerd?
HLA-B27
254
Wat zijn de drie gemeenschappelijke kenmerken van spondylartropathien?
Enthesitis: ontsteking van de pees aanhechting (vaak achillespees) - Dactylitis: ontsteking van de vinger > zwelling - Spondylitis: ontsteking van de gewrichten in de wervelkolom.
255
Wat zijn de extraarticulaire manifestaties van spondylartropathien?
- Psoriasis - Uveitis - Inflammatoire darmziektes
256
Wat zijn risicofactoren voor artritis psoriatica (PsA)?
30-50 jaar, geen verschil tussen de geslachten
257
Waar heb je last van met artritis psoriatica (PsA)?
asymmetrisch, DIP, PIP, knie, voet, rug, extra articulaire manifestaties, botvorming
258
Wat zijn de caspar-criteria voor de diagnose van artritis psoriatica?
- Psoriasis (in verleden) - Familie anamnese psoriasis - Nagel psoriasis - Negatief reumafactor - Dactilitis (in verleden) - Specifieke botafwijkingen (juxtra-articulaire botvorming)
259
Welke types artritis psoriatica zijn er?
asymetrische oligoartritis (70%) symetrische polyartritis (25%) DIP-artritis (5%) artritis mutilans spondylitis
260
Wat is kenmerkend voor asymetrische oligoartritis?
grote gewrichten zijn asymetrisch aangedaan
261
Wat is kenmerkend voor symetrische polyartritis?
meerdere gewrichten zijn symetrisch aangedaan lijkt op reuma maar geen reuma factor
262
Wat is kenmerkend voor DIP-artritis?
enkel de DIP gewrichten zijn aangedaan
263
Wat is kenmerkend voor artritis mutilans?
veel schade aan gewrichten
264
Wat is kenmerkend voor spondylitis?
ontsteking van de rug
265
Hoe heten de eerste gewrichten onder de nagels?
DIP-gewrichten
266
Hoe heten de tweede gewrichten onder de nagels?
PIP - gewrichten
267
Hoe heten de gewrichten van de knokkels?
MCP - gewrichten
268
Wat zie je bij spondylartropathieen op een rontgen foto?
- Erosies - Gewrichtspleet versmalling - Osteofyten - Osteolysis - Periostitis
269
Wat is de behandeling van spondylartropathieen?
- Stap1:methotrexaat. (alleen bij psoriasis en artritis) - Stap2:toevoegen van SASP (sulfasalazine) of HCQ (plaquenil) - Stap3:biological - Stap4:IL-12/23 blokker, IL-23 blokker of JAK-remmer. Er dient overwogen te worden om stap 1 en 2 over te slaan bij een enthesitis, spondylitis, dactylitis of ernstige psoriasis. De medicatie van stap 1 en 2 werkt hier namelijk niet op.
270
Welke cytokinen zijn betrokken bij spondylartropathieen?
IL-17,23 en TNF
271
Wat zijn complicaties van reactieve artritis?
- Urethritis - Conjunctivitis - uveïtis - prostatitis - cystitis - keratoderma blennorhagica (huidafwijkingen) - pericarditis en klepafwijkingen.
272
Wat is een andere naam voor reactieve artritis?
syndroom van reiter
273
Hoe ontstaat reactieve artritis?
voorafgegaan door een infectie (niet aanwezig in gewrichten)
274
Waar komt reactieve artritis voor?
- mono-oligo articulaire artritis - symetrisch, PIP, MCP, pols, MTP - onderste extremiteiten
275
Wat zijn verwekkers van reactieve artritis?
- salmonella - shigella (flexneri) - campylobacter (jejuni) - yersinia - clostridium dificile - chlamydia trachomatis - Parvo b 19
276
Wat is de behandeling van reactieve artritis?
- Antibiotica (voor infectie, niet voor de artritis) - NSAID - Chronisch; SASP/MTX
277
Wat zijn de jones criteria?
bij 2 major, 1 major en 2 minor of 3 minor criteria kan de diagnose acute reuma gesteld worden
278
Wat is acute reuma?
een symetrische verspringende polyartritis
279
Wanneer krijg je vaak acute reuma?
na een faryngitis
280
Wat is een veelvoorkomende verwekker van acute reuma?
Bèta haemolytische streptokok groep A
281
Wat zijn jones major criteria?
carditis artritis chorea (bewegingsstoornis) erythema marginatum subcutane noduli
282
Wat zijn jones minor criteria?
koorts arthralgia (gewrichtspijn) verhoogd PR interval Verhoogd ESR of CRP
283
Wat is de behandeling van acuut reuma?
Profylaxe antibiotica tot 18e levensjaar om risico op hartklepafwijking te verminderen Bij ingrepen waarbij een bacteriemie op kan treden is een indicatie voor endocarditisprofylaxe
284
Wat zijn de kenmerken van reumatische artritis?
MCP en PIP gewrichten, symetrisch geen botvorming chronisch
285
Wat zijn symptomen van reumatische artritis?
- vuist maken lukt niet - knokkels zijn niet zichtbaar - knijpen in handpalmen/voetzolen doet pijn
286
Hoe wordt de diagnose reumatische artritis gesteld?
serologie acute fase eiwitten
287
Naar welke acute fase eiwitten wordt gekeken voor de diagnose reumatische atritis?
CRP en BSE (bezinking)
288
Waar wordt bij serologie naar gekeken voor de diagnose reumatische artritis?
Reumafactor (RF) ACPA / anti-CCP
289
Wat zeggen antistoffen over de prognose van reumatische artritis?
de aanwezigheid van antistoffen geeft een slechtere prognose
290
Wat is RF?
antistof tegen Fc gedeelte van IgG
291
Bij hoeveel procent van de reumatische artritis patienten is RF aanwezig?
55-70%
292
Bij hoeveel procent van de reumatische artritis patienten is ACPA / anti-CCP aanwezig?
55-65%
293
Wat is ACPA / anti-CCP?
antistof tegen gecitrullineerde eiwitten
294
Wat is het voordeel van het testen van ACPA / anti-CCP voor reumatische artritis?
het is meer sensitief en specifiek het kan vele jaren voor klinische tekenen worden gevonden
295
Wat zijn complicaties van reumatische artritis?
gewrichtsdestructie levensverwachting -6/7 jaar
296
Wat zijn risicofactoren voor reumatische artritis?
- vrouw (50-60) - man > 70 - roken - pos fam anamnese
297
Waarom is roken een risicofactor voor reumatische artritis?
Pad enzym zorgt voor citrunalisatie, roken maakt dit enzym actiever > meer anti-ccp
298
Wat zie je op beeldvorming bij reumatische artritis?
- Zwelling van weke delen - Versmalling kraakbeen - Peri-articulaire ontkalking van het gewricht (zwart) - Erosies (hapjes uit het gewricht) - Geen botvorming - Klachten door afwijkingen aan het gewricht
299
uit welke onderdelen bestaan de criteria voor reumatische artritis?
betrokkenheid van gewrichten serologie duur van de symptomen acute fase eiwitten
300
Wat zijn de criteria voor reumatische artritis op het onderdeel 'betrokkenheid van gewrichten'?
een groot gewricht 0pt twee tot tien grote gewrichten 1 pt een tot drie kleine gewrichten 2 pt vier tot tien kleine gewrichten 3 pt meer dan tien gewrichten 5 pt
301
Wat zijn de criteria voor reumatische artritis op het onderdeel 'serelogie'?
geen pos serologie 0pt RF of anti-CCP met lage titer 2pt RF of anti-CCP met hoge titer 3 pt
302
Wat zijn de criteria voor reumatische artritis op het onderdeel 'duur van symptomen'?
< 6 weken 0pt > 6 weken 1 pt
303
Wat zijn de criteria voor reumatische artritis op het onderdeel 'acute fase eiwitten'?
geen afwijkingen 0pt abnormaal CRP of ESR 1pt
304
bij hoeveel punten heb je reumatische artritis?
> 6
305
Wat is de disease activity score (DAS28)?
score tussen 0-10 om ziekte activiteit van reumatische artritis te beschrijven
306
Waarop is de DAS28 gebaseerd?
Aantal pijnlijke gewrichten (TJC) Aantal gezwollen gewrichten (SJC) Bezinking (BSE) Gezondheid (GH) met VAS score
307
bij welke DAS28 score is er sprake van remissie?
0-2,6
308
Bij welke DAS28 score is er sprake van lage ziekteactiviteit?
2,6-3,2
309
Bij welke DAS28 score is er sprake van matige ziekteactiviteit?
3,2-5,1
310
Bij welke DAS28 score is er sprake van hoge ziekteactiviteit?
5,1-10
311
Wat voor soort ziekte is reumatische artritis?
autoimmuun
312
Welke cytokinen zijn betrokken bij reumatische artritis?
TNF-a, IL-6, IL-23, IL-17
313
Welke T-cellen zijn betrokken bij reumatische artritis?
Th1, Th2, Th17, Treg
314
Wat is het effect van Th1 bij reumatische artritis?
proinflamatoir
315
Wat is het effect van Th2 bij reumatische artritis?
beschermend
316
Wat is het effect van Th17 bij reumatische artritis?
proinflamatoir / destructief
317
Wat is het effect van Treg bij reumatische artritis?
regulerend
318
Wat is de behandeling van reumatische artritis op volgorde?
NSAIDs en glucocorticoiden disease modifying antireumatic drugs (csDMARD0 bDMARDs (biologicals) & tDMARDs
319
Waarvoor worden glucocorticoiden gegeven bij reumatische artritis?
snelle verlichting van klachten Voorkomen radiologische progressie Overbruggingstherapie voordat DMARDs gaan werken (+/- 3 maanden)
320
Welke disease modifying antirheumatic drugs (csDMARD) worden gebruikt bij reumatische artritis?
o Methorexaat (verminderd respons op biologicals) o Sulfasalazine o Leflunomide o Hydroxychloroquine o Azathioprine en goudverbindingen
321
Wat zijn de bijwerkingen van - disease modifying antirheumatic drugs (csDMARD)?
gastrointestinale klachten, huidafwijkingen, allergie, anemie, trombopenie, leukopenie, levertestafwijkingen
322
Welke anti TNF-a wordt gegeven bij reumatische artritis?
Etanercept, Infliximab, Adalimumab, Certolizumab, Golimumab
323
Welke anti IL-1 wordt gegeven bij reumatische artritis?
Anakinra, Canakinumab, IL-1 trap
324
Welke anti IL-1 wordt gegeven bij reumatische artritis?
325
Welke anti IL-6 wordt gegeven bij reumatische artritis?
tocilizumab
326
Welke blokkade van co-stimulatie wordt gegeven bij reumatische artritis?
abatacept
327
Welk B-cel depletie middel wordt gegeven bij reumatische artritis?
rituximab
328
Welk soort bDMARDs (biologicals) & tDMARDs worden gegeven bij reumatische artritis?
anti TNF-a anti IL-1 anti IL-6 blokkade van de co-stimulatie B-cel depletie JAK remmers
329
Hoe werken JAK remmers?
voorkomt STAT-fosfaat binding, werking op verschillende pathways
330
Wat zijn bijwerkingen van de behandeling van reumatische artritis?
remming van imuunsysteem (opvlamming TBC, geen levende vaccins, (huid)maligniteiten)
331
Wat zijn kenmerken van artritis bij SLE?
PIP, knie, symetrisch, non erosief
332
Wat zijn extra articulaire manifestaties van SLE?
o algehele malaise o haaruitval o orale aften o Uv gevoeligheid/ulcera o huiduitslag in het gelaat op wangen en neusrug
333
Wanneer treed SLE bij kinderen op?
tussen 10-14
334
Welke stof wijst op SLE?
95% ANF pos
335
Wat zijn symptomen van systemische juveniele idiopathische artritis (JIA)?
febris tertiana (twee dagen geen koorts en de derde dag hoge koorts) zalmroze exantheem artritis
336
Wat zijn kenmerken van oligoarticulaire JIA?
- pos ANF - iridocyclitis (uveitis)
337
Waarmee zijn RF en anti-CCP op kinderleeftijd geassocieerd?
een kleine subgroep van poly-articulair JIA
338
Welke aandoening past bij een directe infectie van de gewrichten door de streptokok?
septische artritis
339
Welke aandoening past bij een kruisreactiviteit tussen antigene structuren van de streptokok en de gewrichten?
acuut reuma
340
Bij welke aandoening worden antigenen van de streptokok door macrofagen naar de gewrichten versleept waar ze het immuunsysteem stimuleren?
reactieve artritis
341
Bij welke aandoening circuleren antigenen van de streptokok in het perifere bloed waartegen antilichamen worden aangemaakt die neerslaan in de gewrichten en daar ontsteking veroorzaken?
post virale artritis
342
Welk deel van de huid toont microscopisch afwijkingen bij een graft versus host disease?
Epidermis
343
Waar kan het beeld van een graft versus host disease van de huid histomorfologisch niet van worden onderscheiden?
toxicodermie of een geneesmiddelen reactie
344
Wat voor type ontstekingscellen zijn het meest aanwezig bij een graft versus host disease?
lymfocyten en/of T-cellen
345
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van koorts na orgaantransplantatie?
drug induced fever infecties afstoting
346
Hoe verloopt HIV bij kinderen?
het heeft een veel snellere progressie dan bij volwassenen
347
Wanneer piekt het aantal B- en T-cellen?
rond 10 maanden
348
Wat gebeurdt er met de CD4/CD8 verhouding tijdens de ontwikkeling van een jong kind?
die blijft stabiel
349
Wat gebeurd er tijdens de ontwikkeling met het aantal naieve cellen?
dat wordt kleiner
350
Waarom zijn kinderen van 6 maanden kwetsbaarder voor infecties?
Trantiente hypogammaglobulinemie de IgG van de moeder wordt afgebroken terwijl de productie van het kind nog niet op gang is gekomen
351
Wanneer begint de aanmaak van IgM?
meteen na de geboorte
352
Wanneer bereikt de hoeveelheid IgG volwassen niveau?
4-8 jaar
353
Wanneer bereikt de hoeveelheid IgA volwassen niveau?
in de puberteit
354
Wanneer begint de aanmaak van IgG?
bij 3 maanden
355
Wanneer begint de aanmaak van IgA?
bij 6 maanden
356
Wanneer zijn er hoge IgM concentraties in de navelstreng?
bij pre-natale infecties met rubella of CMV
357
Welke cytokinen komen op jonge leeftijd weinig voor?
IFN-y en IL-12
358
Welke cytokinen komen op jonge leeftijd veel voor?
IL1, IL-6, IL-23, IL-10
359
Waartegen zijn jonge kinderen goed beschermd?
extracellulaire pathogenen
360
Waartegen zijn jonge kinderen niet goed beschermd?
intracellulaire pathogenen
361
Welk type T-cel komt bij jonge kinderen niet veel voor?
Th1
362
Welk type T-cel komt bij jonge kinderen veel voor?
Th2 en Th17
363
Wat is een belangrijk verschil tussen het immuunsysteem van jonge kinderen en dat van ouderen?
jonge kinderen zijn immuuntollerant terwijl bij ouderen juist proinflamatoire cytokinen de overhand hebben
364
Welke 'lowgrade’ chronische ontstekingen leiden bij ouderen vaak tot schade?
atherosclerose, alzheimer, T2 diabetes
365
Van welke immuuncellen neemt de activiteit op oudere leeftijd af?
monocyten en macrofagen (TLR dysregulatie) B en T cellen neutrofiele granolucyten NK cellen
366
Wat is het gevolg van TLR dysregulatie in monocyten en macrofagen van ouderen?
- Verminderde vacinatie respons - Hyperrespons op virussen - Verminderde integratie tussen innate en adaptieve respons
367
Waardoor wordt het vaccineren van ouderen bemoeilijkt?
TLR dysregulatie monocyten, macrofagen vertraagde immuunrespons verlaagde antistof titers snelle afname antistof titers slechte serumconversie
368
Wat gebeurd er op oudere leeftijd met B-cellen?
- Minder B cellen - Verschuiving B-cel repertoire (incl. meer autoantistoffen)
369
Wat gebeurd er op oudere leeftijd met T-cellen?
- Verminderde differentiatie (minder TRECs) - Langzamere reactie - Cd28 en telomeren worden minder - Sensescence - Oligoklonale uitgroei van T-cellen tegen chronische infecties (vb; CMV) > Vernauwing TCR repertoire
370
Waarmee kan het innate immuunrisicoprofiel van ouderen worden bepaald?
activiteit neutrofielen en NK cellen TLR disregulatie van monocyten en macrofagen
371
Waardoor is er verminderde differentiatie van T-cellen bij ouderen?
Thymus word kleiner (vooral de medulla door vervetting) > minder grote pool van T-cellen
372
Waarmee kan het adaptief immuunrisicoprofiel van ouderen worden bepaald?
CD4/CD8 ratio <1 proinflamatoire cytokinen meer CD8+ CD28 en CD8+ klonen CMV seropositiviteit
373
Waarmee kan het vaccinatie succes van ouderen worden verbeterd?
adjuvantia DNA-gebaseerde vaccins TLR antagonisten
374
Welke diagnostiek voor primaire immuundeficientie?
flowcytometrie van beenmerg en bloed DNA mutatie analyse (PCR)
375
Waar kijk je naar bij flowcytometrie voor primaire immuundeficientie?
 analyse van het aantal lymfocyten  analyse van eiwit expressie (Immuunglobuline, complement, antilichamen)  analyse van B-cel differentiatie in het beenmerg  analyse van perifere B-cel subsets
376
Welke cellen hebben CD19?
B cellen
377
Welke cellen hebben CD3?
NK cellen en T cellen
378
Welke cellen hebben CD16?
Nk cellen
379
Welke genen veroorzaken SCID met T-B+NK- bij een mutatie?
IL2RG (X-gebonden) JAK3
380
Welke genen veroorzaken SCID met T-B-NK- bij een mutatie?
ADA
381
Welke genen veroorzaken SCID met T-B-NK+ bij een mutatie?
RAG1, RAG2, artemis
382
Welke genen veroorzaken SCID met T-B+NK+ bij een mutatie?
IL7RA, CD3 ketens
383
Hoe werkt de hielprik?
Aantonen T-cell receptor excision circles (TRECs) als maat voor aanwezigheid T-cellen
384
Welke infecties worden veroorzaakt door S. pneumonia / pneumokokken?
- Acute sinusitis - Otitis media - Tracheobronchitis - Pneumonie - Invasieve pneumokokken ziekte (IPD)
385
Wat valt onder Invasieve pneumokokken ziekte (IPD)?
o Pleura-empyeem o Primaire bacteriemie o Meningitis / hersenabcess o Osteomyelitis o Septische artritis o Cellulitis o Peritonitis o Endocarditis / pericarditis
386
387
hoe stel je de diagnose van een S. pneumonia / pneumokokken infectie?
- Pneumokokken antigeen in urine - BAL kweek
388
Welke immuunstoornissen zijn een risicofactor voor peumokokken infecties?
- Hypogammaglobulinemie - Complementdeficientie - Splenectomie - Functionele hyposplenie (sikkelcelziekte) - HIV - corticosteroiden gebruik
389
Welke systeemziekten zijn een risicofactor voor pneumokokken infecties?
- Diabetes mellitus - Lever cirrose - Nierinsufficientie - Decompensatio cordis - Chronische respiratoire aandoening
390
Welke risicofactoren zijn er bij 'gezonde' mensen voor pneumokokken infecties?
- Alcoholisme / drugsgebruik - Ondervoeding - Roken - ouderdom
391
Wat kan worden gedaan ter preventie van pneumokokken infecties?
- Profylaxe (penicilline/amoxilline) - Antibiotica ‘op zak’ (amoxicilline/clarithromycine) - Pneumokokken vaccinatie - Immunoglobulins (IVIG) toedienen
392
Wat wordt veroorzaakt door een stoornis van de NK cellen?
Herpes
393
Wat wordt veroorzaakt door een stoornis van de fagocyten?
Bacterie en schimmelinfecties (S. Aureus, K. pneumoniae, Candida, Aspergillus)
394
Waardoor wordt een T-cel stoornis veroorzaakt?
o Corticosteroiden o Transplantatie o HIV
395
Wat zijn symptomen van een T-cel deffect?
o Malaise o Falure to thrive o Verlaagd Ig door gebrek aan Th cellen 0 infecties
396
welk soort verwekkers bij een T-cel stoornis?
virussen intracellulaire bacterien gisten en schimmels parasieten
397
Welke virussen bij een T-cel stoornis?
HSV, VZV, CMV
398
Welke intracellulaire bacterien bij een T-cel stoornis?
legionella, salmonella, listeria, mycobacterium tuberculosis, M. avium, nocardia
399
Welk soort gisten en schimmels bij een T-cel stoornis?
candida, cryptococcus, histoplasma, pneummocystis carnii, aspergillus
400
Welk soort parasiet bij een T-cel stoornis?
Toxoplasma gondii
401
Wat is een stoornis van de B en T cellen?
Severe Combined Immunodeficiency (SCID)
402
Welke behandelingen zijn er voor severe Combined Immunodeficiency (SCID)?
Ondersteunende behandeling; toedienen van antibiotica en immuunglobulinen (onvoldoende) Behandeling; beenmerg transplantatie/gentherapie
403
Hoe werkt stamceltherapie voor SCID?
o stamcellen uit het beenmerg van patient geisoleerd o normale kopie van het defecte gen dat SCID veroorzaakt in de beenmergstamcellen ingebracht door middel van een onschuldig virus. o De cellen worden in de patiënt teruggebracht. o De ‘normale’ stamcellen kunnen nu gezonde B- en T-cellen maken.
404
Wat zijn de symptomen van SCID?
Snel na geboorte oportunistische infecties Ernstig beloop van banale infecties eczemateuze huidaandoeningen chronische diarree failure to thrive.
405
Welke verwekkers bij SCID?
Virale, gisten schimels, protozoën
406
Welke protozoen bij SCID?
Pneumocystis , Cryptosporidium
407
Welke sumptomen bij hyper IgE?
- Stapphylokokken huid infecties - Aspergillus - Candida - Virale reactivatie; herpes, EBVm VZV - Eczeem - Longontstekingen - Osteoporosis
408
Wat is de pathogenese van hyper IgE?
Loss of function STAT > RORyt > Th17 > IL17 & IL22
409
Wat is jobs disease?
hyper IgE
410
Wat is het verschil tussen hyper IgG en DOCK8 deficientie?
bij DOCK8 zijn er meer maligniteiten en virussen maar geen osteoporosis
411
Wat is de minst voorkomende primaire immuundeficientie'?
X-linked hyper IgM
412
Wat zijn de symptomen van X-linked hyper IgM (XHIM)
- Bacteriele/opportunistische infecties - Vaak pneumoxystitis carnii pneumonia - >50% chonische of intermiterende neutropenia (ook vaak orale ulcera)
413
Wat zijn de Ig waarden van een patient met X-linked hyper IgM (XHIM)?
- <0,2 g/L IgG - Normaal of verhoogd IgM
414
welk defect veroorzaakt X-linked hyper IgM (XHIM)?
CD40 ligand defect
415
welke behandelingen zijn er voor primaire immuundeficientie?
- IgG replacement - Immunosuppressiva - Biologicals - Antibiotica - Gene therapy - Beenmergtransplantatie - Supportive care - Comorbity therapy geen levende vaccins geven
416
Welke vaccins zijn levend?
- IgG replacement - Immunosuppressiva - Biologicals - Antibiotica - Gene therapy - Beenmergtransplantatie - Supportive care - Comorbity therapy
417
Wat is de oorzaak van teveel complement gebruik?
autoimmuunziekten (SLE)
417
Wat is meestal de oorzaak van een complement stoornis?
teveel verbruik
418
Waar heb je last van met een complement stoornis?
- Gekapselde bacterien o S. pneumonia / pneumokok o H. influenzae o S. aureus o Neisseria meningitidis / meningococ - Klaren van immuuncomplexen
419
Wat is een immuundysregulatie syndroom?
een combinatie met autoimmuniteit, autoinflammatie en allergie
420
Wat is een inborn error of immunity?
immuundysregulatie met niet-immunologische comorbiditeiten
421
Wanneer heb je een verhoogd risico op tuberculose?
- Hiv - Wonen in omgeving met hoge incidentie - Anti-INF-y (in azie) - IL-12/INF-y pathway defect
422
Welk immuunglobuline is geassocieerd met allergieen?
IgE
423
Welke cellen zijn geassocieerd met autoinflamatie?
granulomen
424
Welke cellen zijn geassocieerd met autoimmuniteit?
autoreactieve B en T cellen
425
Wat is het effect van STAT6 overexpressie?
gevoelige darmen
426
Wat is de detectie drempel van een electronen microscoop voor virusdeeltjes?
10^6/ml
427
Wat zijn oorzaken van neutropenie??
- Malaria - Cytomegalovirus - sepsis - Congenitale neutropenie - Myelodysplastisch syndroom - Aplastisch syndroom - Leukemie - Chemo - Autoimmuun neutropenie
428
wat is cyclic neutropenie?
een stoornis in de productie van neutrofiele granulocyten door een autosomaal dominante ELA2 mutatie (elastase)
429
Wat zijn symptomen van cyclic neutropenie?
episodes van bacteriele infecties (3-6 dagen elke 21 dagen)
430
Wat is leukocyte adhesion deficientie?
een defective leukocyte function door een stoornis in de migratie van leukocyten
431
Waardoor kan destructie van leucocyten plaatsvinden?
interferon gamma defect IL-12 defect chronic granulomaous disease (CGD)
432
Wat is een IL-12 defect?
een defect in de interferon y receptor chain
433
Wat zijn de symptomen van chronic granulomaous disease (CGD)?
o granuloom o Bacteriele (fagocytose) en schimmel (T-cellen en neutrofiele) infecties o Splenomegaly/lymphadenopathy o Verhoogd TNFa
434
Wat zijn symptomen van een neutropenie/defective leucocyte function?
- Infecties van huid, slijmvlies, organen en skelet - Lymphadenitis - abcessen - Osteomyelitis
435
Welke verwekkers bij neutropenie/defective leucocyte function?
Vooral door catalase pos micro-organismen die resistent zijn tegen non-oxidatieve schade; staphylococcus aureus, salmonella, aspergillus, escherihia spp, candida
436
welke diagnostiek voor defective leucocyte function?
- Flowcytometrie - DNA diagnostiek
437
Welke behandeling voor voor defective leucocyte function?
- Profylaxe antibiotica en anti schimmel middelen - Interferon gamma - Chirugie (abcassen) - Beenmerg transplantatie - Gen therapie - Steroiden voor granuloom formatie
438
Welke profylaxe antibiotica en anti schimmel middelen voor defective leucocyte function?
o Cotrimoxazol o Itraconazol
439
Wat is de prognose van defective leucocyte function?
- Afhankelijk van leeftijd van presentatie - 20 jaar overleving 20-50% - Aspergillus vaak dodelijk
440
Welk soort infecties bij immuunglobuline stoornissen?
(luchtweg) infecties door gekapselde bacterien (vooral bij IgG) darm infecties
441
Welke complicatie krijg je bij veel darminfecties?
poliepen
442
Welke verwekkers voor luchtweg infecties bij een tekort aan IgG?
o Streptococcus pneumoniae o Pneumokokken pneumonie o Haemophilus influenzae
443
Welke verwekkers van darminfecties bij een tekort aan immuunglobuline?
o Giardia lamblia o Enterovirussen
444
Welke behandelingen zijn er voor een antistof deficientie?
- weinig/geen specifieke medicatie - antibiotica - immunoglobuline suppletie o IgG supletie o bloedproduct
445
Welk soort IgG supletie bestaat er?
Facilitatied subcutane immuunglobulines (F-SCIG) Subcutane immuunglobulines (SCIG) Intraveneuze immuunglobulines (IVIG)
446
Wat word er ingespoten bij facilitatied subcutane immuunglobulines (F-SCIG)?
Immunoglobuline met hyaluranidase (enzyme dat hyaluronzuur afbreekt, versnelt de opname)
447
Welke vorm van immuunsupletie kan niet zelfstandig worden toegediend?
Intraveneuze immuunglobulines (IVIG)
448
welke vorm van immuunsupletie heeft vaker meer bijwerkingen dan alleen lokale huidreacties?
Intraveneuze immuunglobulines (IVIG)
449
Welke bijwerking bij immuunsupletie?
steriele meningitis
450
bij welke vorm van immuunsupletie zijn er meerdere infuusplekken?
Subcutane immuunglobulines (SCIG)
451
Bij welke vorm van immuunsupletie is soms een IV toegang mogelijk?
Intraveneuze immuunglobulines (IVIG)
452
Wat zijn complicaties van CVID?
- Luchtweginfecties (90%) - Bronchiectasis (34-44%) - Autoimmuun ziekte (26%) - Ganulomateuze ziekte (10%) - B-cel lymfoom (7,7%) en maag carcinoom (atrofische gastritis) - Gastrointestinale ziekten - Primary antibody defects - Cytopenie
453
Wat is een risicofactor voor cytopenie?
het komt vaker voor bij vrouwen
454
Wat zijn risicofactoren voor een slechte prognose van CVID?
- Chronische longziekte - Lymfomen - GI - Autoimmuniteit - leverziekte
455
Welke vervolg onderzoek bij CVID?
- CT thorax - longfunctie onderzoek - screening voor autoimmuniteit - genetisch onderzoek - ondersteuning verpleegkundig consulent
456
Wat zijn risicofactoren voor CVID?
30-40 jaar familiar (20%)
457
Wat zijn (8) kenmerken van common Variable Immunodeficiency (CVID)?
- Verlaagd IgG en IgM en of IgA - >4 jaar - Verminderde vacinatie respons of verlaagde geheugen B cellen - Geen andere oorzaak van hypogammaglobulinemie - Verworven - Voorloper b-cellen in perifeer bloed - In 40% T-cel dysfunctie - Meeste virale infecties worden normaal geklaard
458
Wat voor gen defect veroorzaakt een class switch defect?
- autosomaal dominante AICDA mutatie - AID gendefect
459
Wat zijn kenmerkende immuunglobuline waarden voor een class switch deffect?
IgG <1 g.L, IgA <0,05 g/L, IgM < 0,8g/L (normaal)
460
Wat is een symptoom van selective antibody deficiency with normal immunoglobulins (SADNI)?
geen reactie op vacinaties
461
Wat zijn kenmerken van IgG deficientie?
- <10% van IgG level of verminderde vacin respons - B/T cel defect - Kan CVID worden
462
Waarbij komt een IgG1 deficientie voor?
icm andere deficienties
463
Waarbij komt IgG2 deficientie voor?
IgA deficientie
464
Wat is IgG4 deficientie?
IgG4 deficientie is geen immunodeficiëntie
465
Welk type immuunglobuline stoornis komt het meeste voor?
IgA deficientie
466
Wat zijn kenmerken van IgA deficientie?
- Patient >4 met < 0,07 g/L IgA maar normaal IgG en IgM - Andere oorzaken van hypogammaglobulinemie zijn uitgesloten - Normaal IgG bij vacinatie - Risico op transfusie reacties tegen IgA - B/T-cel deffect
467
Waardoor ontstaat de ziekte van Bruton / X-linked agammaglobulinemie (XLA)?
- BTK mutatie - Geen preBCR signaling > geen uitrijping van B-cellen
468
Wat zijn kenmerken van de ziekte van Bruton / X-linked agammaglobulinemie (XLA)?
- Klachten beginnen bij 6e levensmaand omdat daarvoor maternale antistoffen aanwezig zijn - <0,2 g/L IgG en IgA - < 2% cd19+ cells
469
Wat zijn kenmerken van een activerende STAT3 mutatie?
Normaal IgE, laag IgG
470
Wat zijn symptomen van STAT3?
- Autoimuniteit - Pulmonaire hypertensie - Vertraagde groei - Hormoon aandoeningen - Lever dysfunctie - Mental impairment - Uveitis
471
Wat zijn verworven oorzaken van hypogammaglobulinemie?
- Na allogene stamcel transplantatie - HIV - Malignniteit - Brandwonden - Diaree - lymphangiectasia - Nephrose - Glucocorticosteroiden - CVID
472
Wat zijn genetische oorzaken van hypogammaglobulinemie?
Activerende STAT3 mutatie Ziekte van Bruton / X-linked agammaglobulinemie (XLA) IgA deficientie IgG deficientie Selective antibody deficiency with normal immunoglobulins (SADNI) Class switch defect
473
Welke maligniteiten worden geassocieerd met hypogammaglobulinemie?
o Thymoma (tumor in de thymus) o B-cel maligniteit o Multiple myeloom (M. Kahler) o Non hodgkins lymphoma o Chronische lymfoblasten leukemie (CLL)
474
Wat zijn secundaire oorzaken voor imuundeficienteis?
- Chemo - Nierinsufficientie - Kanker - Corticostroiden - Imuunsupresiva - Leverdisfunctie - Diabetes mellitus - Leeftijd - Infecties
475
Welke infecties kunnen een immuundeficientie veroorzaken?
Waterpokken, CMV, HIV, Pfeiffer / EBV, mazelen
476
Wat is het verschil tussen een primaire en secundaire immuundeficientie?
Bij secundair is het immuunsysteem meer diffuus en komt vaker voor
477
Wat zijn kenmerken van een primaire immuundeficientie?
- infecties - complicaties bij vaccinatie - autoimmuniteit - autoinflamatie - allergie - Familie anamnese - Weinig effect van antibiotica (2 maanden)
478
Met welk soort antibiotica wordt legionella behandeld?
macrolide (erytromycine of claritromycine) en chinolon (levofloxacin)
479
480
Welke 3 organen hebben de hoogste immunogeniciteit?
beenmerg, huid, pancreas
481
Wat bepaald de immunogeniciteit?
Verschil in MHC expressie Verschil in APCs (met name dendritische cellen)
482
Wat is de directe route bij afstoting?
intact donor MHC wordt herkend door T-celreceptor van ontvanger (kruisreactie)
483
Wat is de indirecte route bij afstoting?
MHC peptiden van de donor worden door eigen MHC gepresenteerd aan T-cellen
484
Welk soort afstoting treed binnen 24 uur op?
hyperacute afstoting
485
Waardoor wordt hyperacute afstoting veroorzaakt?
Door aanwezige antistoffen tegen donor MHC en AB0 bloedgroep
486
Waardoor zijn antistoffen aanwezig bij hyperacute afstoting?
o eerdere transplantatie o zwangerschap o bloedtransfusie
487
Waaraan herken je hyperacute afstoting?
transplantaat verkleurd paars na reperfusie
488
Wat zijn de microscopische kenmerken van hyperacute afstoting?
trombose van bloedvaten, bloed in weefsel, veel neutrofiele granulocyten, lymfocyten infiltratie
489
Wanneer treed acute afstoting op?
in de eerste 3-6 maanden meestal in de eerste 4-6 weken
490
Hoe ontstaat acute afstoting?
Inductie adaptieve immuunrespons tegen donor MHC (cellulair en humoraal)
491
Wat zijn microscopische kenmerken van acute afstoting?
lymfocyten infiltraat, ontsteking van de bloedvat wanden
492
Wat zijn de microscopische kenmerken van T-cel gemedieerde afstoting?
- Interstitieel infiltraat - Tubulitis - Vasculitis/arteritis - necrose
493
Wat is T-cel gemedieerde afstoting IA op de BANFF indeling?
matig ernstige tubulitis
494
Wat is T-cel gemedieerde afstoting IB op de BANFF indeling?
ernstige tubulitis
495
Wat is T-cel gemedieerde afstoting IIA op de BANFF indeling?
elke vorm van vasculitis
496
Wat is T-cel gemedieerde afstoting IIB op de BANFF indeling?
ernstige vasculitis
497
Wat is T-cel gemedieerde afstoting III op de BANFF indeling?
transmurale vasculitis / necrose
498
Wat zijn de microscopische kenmerken van antistof gemedieerde afstoting?
- Glomerulitis - Peritubulaire capillaritis - Vasculitis / arteritis - Complement 4d depositie - Anti- HLA
499
Wat is een actieve antistof gemedieerde rejectie volgens de BANFF indeling?
glomerulitis, vasculitis, endotheelschade of ATN
500
Wat is een chronische antistof gemedieerde rejectie volgens de BANFF indeling?
glomerulaire afwijkingen
501
Wanneer treedt chronische rejectie op?
na maanden tot jaren
502
Waardoor treed chronische rejectie op?
- door immuun reactie of niet-immunologische oorzaken o hypertensie o hyperlipidemie o geneesmiddelentoxiciteit o virale infecties o late effecten van ischemie/reperfusieschade o terugkeer oorspronkelijke ziekte o Vaatschade
503
Wat zijn de microscopische kenmerken van chronische afstoting?
Afwijkingen aan bloedvaten, necrose, fibrose, atrofie, weinig lymfocyten
504
Wat zijn risicofactoren voor chronische afstoting?
o Acute afstoting in eerste maanden o Nieren die lang buiten het lichaam zijn geweest
505
Waarvan is adaptieve afstoting afhankelijk?
AB0 en MHC
506
Waarvan is de aangeboren afweer tegen een donor afhankelijk?
- Reden overlijden donor - Duur hersendood - Mate ischemie/reperfusie schade - Operatie procedure - Leukocyten en complement activatie > cytokinen productie
507
Wat is het streven bij de matching voor donor organen?
negatieve humorale en cellulaire kruisproef HLA match
508
Hoe word een humorale kruisproef gedaan?
Cellen van donor + serum ontvanger + complement Er wordt gekeken naar cellyse
509
Wat wordt getest bij een humorale kruisproef?
AB0 compatibiliteit
510
Wat wordt getest bij een cellulaire kruisproef?
MHC compatibiliteit
511
Hoe werkt een cellulaire kruisproef?
- MHC T-cellen en niet-T-cellen - Meet proliferatie van T-cellen en destructie van cellen
512
Hoe werkt serologische HLA typering?
antistoffen bepaling (MHC klasse I)
513
Hoe werkt moleculaire HLA typering?
PCR > DNA sequentie analyse (MHC klasse I en II)
514
Welke testen worden er gedaan bij vermoeden van afstoting bij de nier?
echodopler (doorbloeding) biopt uitsluiten andere oorzaken - Tacrolimusspiegel - Echo
515
Welke klachten zijn er bij rejectie van de nier?
meestal geen wel ontstekingsverschijnselen - Oedeem - Hypertensie - Koorts - Pijn - Zwelling - Verminderde functie (GFR)
516
Welke behandeling voor rejectie?
1; hoge dosis corticosteroiden 2; anti T-cel therapie
517
Wat is het resultaat van de behandeling van rejectie?
Afstoting kan goed worden behandeld en heeft geen invloed op transplantaat overleving
518
Welke behandeling bij ABMR?
Bij aantoonbare antistoffen; plasmawisseling + IVIG
519
Wat zijn bijwerkingen van IVIG?
koorts, malaise, spierpijn
520
Welke anti T-cel therapie voor rejectie?
Polyklonaal antilichaam anti thymocyten globuline (ATG) Monoklonaal antilichaam (alemtuzumab)
521
Hoe werkt ATG?
o Tegen T-cellen o IV toegedient
522
Wat zijn bijwerkingen van ATG?
veel acute reacties; koorts, rillingen, ziek, spierpijn, longoedeem en meningitits, toename kans op infecties en kanker (lymfomen)
523
Wat is een voordeel van alemtuzumab boven ATG?
minder bijwerkignen
524
Hoe werkt alemtuzumab?
o Monoklonaal antilichaam techen CD52 op leukocyten
525
Wat is een nadeel van alemtuzumab?
o Meer autoimuniteit bij MS (tegen de schildklier)
526
Wat zijn factoren die de antigeniciteit van het donor orgaan bepalen?
HLA matching ischemie reperfusieschade donor behandeling
527
Wat zijn factoren die de activiteit van de alloreactieve T-cellen beinvloeden?
immuunsupressiva leeftijd ontvanger bijkomende infecties
528
Waarom heeft intrinsieke resistentie bij een mogelijke behandeling met een antibioticum minder impact dan verworven resistentie?
Intrinsieke resistentie niet overdraagbaar tussen verschillende species (omdat het chromosomaal is en niet in plasmiden ligt) dit in tegenstelling tot verworven resistentie
529
Welke ongebruikelijke SOAs worden versprijd door seks netwerken?
monkeypox, shigella, scabies, meningococcen
530
Waaraan herken je shigella?
diaree
531
Wat zijn de meest voorkomende SOAs?
- Chlamydia (15%, MSM 10%) - Gonoroe (2%, MSM11%) - Syfilis (0,2%, MSM 2,6%) - HIV (95% MSM)
532
Wat zijn risicofactoren voor SOAs?
- MSM; homosexuele contacten - Sekswerkers en klanten - Wisellende contacten - Partners van bovenstaande groepen
533
Waar wordt op SOAs getest bij hetroseksuele mannen?
urethraal (daar zijn ook doorgaans de klachten)
534
Waar wordt op SOAs getest bij vrouwen?
vaginaal en op indicatie oraal/anaal
535
Waar wordt bij MSM of transgender op SOAs getest?
urogenitaal, anaal en oraal
536
Op welke SOAs wordt getest bij hoogrisico groepen?
clamydia trachomatis, gonorroe, syfilis, HIV, hepB
537
Op welke SOAs wordt getest bij vaginale klachten?
chlamydia, gonorroe en trichomonas
538
Op welke SOAs wordt getest bij een man met urethritis?
chlamydia en gonorroe
539
Op welke SOAs wordt getest bij persisterende klachten?
trichomonas, mycoplasma genitalium
540
Waar is chlamydia trachomatis?
obligaat intracellulair
541
Waaraan herken je A-C chlamydia?
trachoom (blindvliesontsteking oog)
542
Waaraan herken je D-K chlamydia?
urogenitale infectie
543
Waaraan herken je LGV lymphogranuloma venereum chlamydia?
 Ernsitger beloop  Lymfeklierzwelling in de lies en/of anale klachten
544
Wat zijn complicaties van chlamydia?
o Ascenderende infecties o Extra-uterine graviditeit o Infertiliteit
545
Welke ascenderende infecties bij chlamydia?
 Epidymitis  Endometritis  Salpingitis  PID  Fitz-hugh-curtis syndroom (rechts buikpijn)
546
Welke complicaties bij neonaten met chlamydia?
conjunctivitis en pneumonitis
547
Wat zijn de kenmerken van herpes-1?
o 2/3 sero pos o Vooral rond de mond
548
Wat zijn de kenmerken van herpes-2?
het is vooral genitaal
549
Wat gebeurt er na een herpes infectie?
beide vormen blijven latent aanwezig in de neurale ganglia
550
Wat is de behandeling van herpes?
- Behandeling met acyclovir (iv) of valacyclovir (oraal) (if needed)
551
Wat zijn kenmerken van Neisseria gonorroeae?
- Neisseria koloniseren de mucosa - Gram neg - Kapsel - Intracelulaire vermenigvuldiging
552
Wat is een andere naam voor gonorroe?
gonococcen infectie
553
Wat zijn complicaties van gonneroe?
urethritits, cervicitis proctitis, pharyngitis ophthalmia neonatorum polyartritis septische artritis  Epidymitis  Endometritis  PID  Fitz-hugh-curtis syndroom (rechts buikpijn)
554
Welke diagnostiek voor gonococcen?
PCR evt kweek
555
Waarbij fout positieve serologie voor syphylis?
borrelia en leptospira
556
Wat zijn symptomen van syphylis in het eerste stadium?
Eerst; uitslag, koorts, neurologische symptomen (vooral symptomen aan huid en slijmvliezen)
557
Wat zijn de symptomen van syphylis na 5-50 latente aanwezigheid?
botziekte, hartaandoeningen, zenuw aandoeningen Destructie door uit de hand gelopen afweer respons > vasculitis en chronische ontstekingen kan ook spontaan genezen
558
Wat is de behandeling van syphylis?
peniciline
559
Waarom is syphylis in de eerste fase zo besmettelijk?
o Actief replicerende treponema bacterien in huidafwijkingen > erg besmettelijk
560
Wat is leus?
syphylis
561
Welke diagnostiek voor syphylis screening?
Elisa (EIA IgG, vroeger TPPA, TPHA)
562
Welke diagnostiek voor de confirmatie van syphylis?
imunnoblot
563
Welke diagnostiek voor het meten van de activiteit van syphylis?
VDRL / RPR (non trepomenale testen)
564
Wat is het verschil tussen trepomenale testen en non trepomenale testen?
Testen die gebruik maken van treponemale antigenen zijn specifieker dan testen die gebruik maken van cardiopine antigenen, non treponemale testen geven meer info over de klinische status
565
Wanneer zijn non trepomenale testen onnauwkeurig?
bij autoimmuunziekten, oudere leeftijd, drugsmisbruik, genitale herpes
566
Welke diagnostiek voor syphylis anders dan serologie?
PCR ulcus donkerveld microscopie ulcus
567
Welk symptoom bij mycoplasma genitalium?
urethritis bij mannen
568
Welke diagnostiek voor mycoplasma genitalium?
PCR
569
Welke behandeling voor mycoplasma genitalium?
azithromycine (nadeel; veel resistentie)
570
Welke diagnostiek voor HIV?
PCR
571
Wat is Ct/Cq bij PCR?
het aantal cycli dat nodig is om een detecteerbare hoeveelheid te krijgen
572
Welke aandoening hoort bij harde solitaire leasies?
primaire syfylis
573
Welke aandoening hoort bij multipele zachte leasies?
ulcus molle
574
Welke aandoening hoort bij multipele leasies en blaasjes?
herpes
575
Welke aandoening hoort bij pijn bij het plassen?
urethritis > gonorroe, chlamydia
576
Welke aandoening hoort bij riekende vaginale afscheiding?
trichomoniasis
577
Bij welke patienten wordt meteen behandeling gestart tegen chlamydia, trachomatis en gonorroe?
patienten met urethritis, cervicitis, epididymitis en salpingitis
578
Welke behandeling bij patienten met urethritis, cervicitis, epididymitis en salpingitis ?
behandeling voor chlamydia, trachomatis en gonorroe
579
Wat is de behandeling voor graft vs host ziekte grade I?
topicale steroiden
580
Wanneer kan graft vs host optreden bij andere organen dan het beenmerg (met name dunne darm)?
bloedtransfussies bij - Pasgeborenen - Immuundefieciente patienten - Patienten die worden behandeld met een hoge dosis cytostatica
581
Wat kan worden gedaan om graft vs host te voorkomen bij bloedtransfussies?
berstraling van het transplantaat
582
Welke cellen zijn betrokken bij graft vs host ziekte?
- Vooral T-lymfocyten (vooral CD4+ Th cellen) - NK cellen - Tk cellen - APC
583
Welke oorzaken dragen bij aan graft vs host ziekte?
- HLA incompatible o minor histocompatibility=indirect o vb H- Y bij mannen vs vrouwen) - Ontvanger is immuun deficient - Transplantaat bevat T-cellen
584
Wanner is graft vs host ziekte acuut?
ongeveer tot 100 dagen
585
hoevaak komt graft vs host ziekte voor?
in 30-50% van de patienten
586
Welke symptomen van acute graft vs host ziekte?
- Huid; schilfering, blaarvorming, afstoting - Verdwijnen darmepitheel - Lever; geelzucht - Koorts en mallaise
587
Wat is de pathofysiologie van graft vs host ziekte?
1. Weefselscahde door conditionering 2. Proinflamatoire stoffen 3. Activatie APCs van de patient 4. Presentatie van antigenen door APC aan donor T-lymfocyten 5. Activatie donor T-lymfocyten > cytokinen productie 6. Toename weefselschade door cytotoxische T cellen, NK cellen en inflamatoire cytokinen
588
Welke behandeling voor grade II-!V graft vs host ziekte?
hoge dosis steroiden
589
Wanneer treedt chronische graft vs host ziekte op?
na ongeveer 100 dagen
590
hoeveel patienten krijgen graft vs host disease?
40-60%
591
Welke kenmerken van chronische graft vs hostziekte?
- Bijna elk orgaan kan aangedaan zijn (multidisiplinaire behandeling) - Gaat vaak gepaard met immuundeficientie - Veel betrokken celtypen > meer behandelingsmogelijkheden (oa steroiden) - Lijkt op autoimmuunziekten
592
Hoe kan GVHD worden voorkomken?
- Depletie T-cellen uit transplantaat (maar T-cellen zijn ook therapeutisch) - Immunosuppressiva
593
wat doet cyclophosphamide?
doodt specifiek T-cellen die alloreactief zijn
594
Waarom heeft cyclophosphamide geen effect op stamcellen?
die hebben aldehyde dehydrogenase wat cyclophosphamide deactiveert
595
Welk microorganisme is het meest vaak betrokken bij fluorklachten?
Candida spp
596
Wat voor complicaties komen voor in de eerste maand na transplantatie?
donor derived infecties nosocomiale infecties (ziekenhuis infecties) recipient derived infecties
597
op welke ziekte verwekkers word een donor getest?
o CMV o EBV o HIV o Heb A, B, C o Syphilis o Toxoplasma gondii
598
Op welke verwekker wordt een donor niet getest?
meningitis
599
welke nosocomiale infecties bij transplantatie?
- Pneumonie - Wondinfectie - Flebitis infuus - Centrale lijn gerelateerde infectie - Antibiotica geassocieerde diaree (clostridium difficile) - Meest voorkomend in de eerste maand
600
Welke nosocomiale verwekkers bij pneumonie?
gram neg; pseudomonas aeruginosa, klebsiella, legionella
601
Welke recipient derived infecties bij lever transplantaties?
galwegen gekoloniseerd met enterococcen, pseudomonas
602
Welke recipient derived infecties bij lever transplantaties?
patient met CF geconoliseerd met resistente bacterien door frequent antibiotica gebruik
603
Welke recipient derived infecties bij lever transplantaties?
kolonisatie nieren/blaas met resistente bacterien
604
Welke virussen worden gereactiveerd 1-12 maanden na transplantatie?
BK EBV HepB/C CMV HSV VZV
605
welke parasitaire infecties 1-12 na transplantatie?
leishmanisis strongyloides tryanosoma toxoplasma
606
welke infecties met intracellulaire bacterien 1-12 na transplantatie?
listeria nocardia mycobacterium tuberculosis
607
welke oportunistische infecties 1-12 na transplantatie?
PJP (PCP) Aspergilius cryptococcus neoformans adenovirus
608
Wat is het gevolg van een afstotingsbehandeling met een hoge dosis prednison of het verhogen van de immuunsupressiva?
je krijgt weer het infectie risico van 1-12 maanden na de transplantatie
609
welk soort complicaties >12 maanden na transplantatie?
community acquired infecties late intracellulaire infecties kanker
610
Welke community acquired infecties >12 maanden na transplantatie?
respiratoire virussen aspergillius
611
Welke late intracellulaire virusinfecties >12 maanden na transplantatie?
CMV HSV VZV JC TBC
612
Welke late intracellulaire bacteriele infecties >12 maanden na transplantatie?
nocardia listeria
613
Welke late intracellulaire paracitaire infectie >12 maanden na transplantatie?
toxoplasma
614
Welk soort kanker >12 maanden na transplantatie?
HPV > cervix carcinoom EBV > PTLD (Post-Transplant Lymphoproliferative Disorder) huidkanker
615
Welke virusinfecties komen zowel 1-12 maanden na transplantatie voor als na 12 maanden?
VZV CMV HSV
616
Hoe wordt de reactie genoemd, die optreedt als autoantistoffen van de patiënt in het serum aantoonbaar zijn?
Agglutinatiereactie
617
Welke eigenschap van atypische verwekkers van pneumonie, zoals Mycoplasma en Legionella, maakt dat ze niet met beta- lactam antibiotica behandeld kunnen worden?
ze hebben een intracelulaire levensvorm
618
Wat is in het algemeen het isotype van de anti-A antistoffen die iedereen met bloedgroep B in zijn bloed heeft?
IgM
619
Wat is in het algemeen het isotype van de anti-A antistoffen die zijn ontstaan als gevolg van de bloedtransfusie?
IgG
620
Welke risicofactor is belangrijk voor het krijgen van een bacterieel ulcus corneae?
gebruik van zachte contactlenzen
621
Wat zijn symptomen van nefrotisch syndroom?
- > 3,5 proteinurie gram/dag - Hypoalbuminemie - Oedeem
622
Waar zijn de immuuncomplexen bij nefrotisch syndroom?
in het epitheel soms antistoffen tegen PLA2 receptor
623
Welke behandeling voor nefrotisch syndroom?
rituximab tegen B-cellen
624
Wat is de meest voorkomende nierziekte?
IgA nefropathie
625
Waar komt IgA nefropathie het meest vaak voor?
in aziatische landen
626
Wat is de pathogenese van IgA nefropathie?
- IgG tegen IgA, immuuncomplexen slaan neer in het mesangium van de nier
627
Welke symptomen zijn geassocieerd met IgA nefropathie?
hematurie (erytrocyten cilinders) vasculitis in de huid
628
Wat zijn symptomen van nefritisch syndroom / nefritis / rapidly progressive glomurulonefritis?
- Oligurie - Nierinsufficientie - Hematurie - Proteinurie meestal < 3 gram / dag - hypertensie - vasculitis van de nier
629
Wat zie je aan de nier bij nefritis?
- Crescent infiltraat door doorbraak van endotheel
630
Wat is kenmerkend van lupus?
- sub endotheliaal - lijkt overall op
631
Wat is de behandeling van anti col 4a1 nefropathie/ anti GBM/syndroom van goodpasture
prednison en plasmafiltratie
632
Wat is anti col 4a1 nog meer naast een nieraandoening?
een longaandoening > bloed ophoesten
633
Watvoor patroon heeft het infiltraat bij anti col4a1 / anti gbm?
lineair patroon
634
Hoe heet ANCA geasocieerde nefritis / granulomateuze polyangiitis / ziekte van wegner als het geisoleerd in de nier voorkomt?
pauci immuun glomerulonefritis
635
Welke aandoeningen worden geassocieerd met de ziekte van wegner / GPA?
nefritis, longaandoeningen
636
Wat zie je op een immuunflurescentie bij GPA / ANCA?
niks, de antistoffen zitten in het bloed, niet in de nier
637
Bij welke leeftijd hebben vrouwen een verhoogd risico op een UWI?
tussen 20-40
638
Welk middel wordt zowel therapeutisch als profylactisch gebruikt voor UWI?
nitrofurantoine
639
Wat is een nadeel van nitrofurantoine?
het is slecht voor de nierfunctie
640
Wat is een type 1 overgevoeligheidsreactie?
anafylaxe
641
Welk immuunglobuline is betrokken bij anyfylaxe?
IgE
642
Welke symptomen bij anyfylaxe?
o Sufheid o Heesheid o Retrosternale pijnklachten o 'Wheezing' / bronchospasme o Urticaria o Angio-oedeem o Shock o Hypotensie > ECG afwijkingen
643
Wat is de pathogenese van een anafylaxe?
Chemotaxis, IgE productie, mestcel en eosinofiele granulocyten activatie, activatie van de stollingscascade, verhoogde vaatpermeabiliteit
644
Wat is de behandeling voor anafylaxe?
o Adrenaline o Vocht toediening o Zonodig intubatie o Eventueel antihistaminica, theofylline en/of corticosteroïden
645
Wat is een complicatie van cellulitis orbitae?
meningitis
646
Waardoor wordt blepharitis veroorzaakt?
stafylokokken
647
Wat zijn symptomen van blepharitis?
Crustae, roodheid en uitval van wimpers
648
Welke behandeling voor blepharitis?
Warme compressen, schoonmaken, antibiotica druppels
649
Wat is een chalazion?
- Pijnloze verstopping van afvoerkliertjes van meiboom (talgkliertjes, bovenste ooglid, tarsale plaat)
650
Wat zijn symptomen van allergische conjunctivitis?
roodheid, jeuk, zwelling, tranenvloed
651
Wat is de behandeling voor allergische conjunctivitis?
anti-histaminica
652
Welke diagnostiek voor autoantigenen?
Immuunfluoriscentie wordt gebruikt als screening test voor autoimmuunziekten ELISA ook als followup (gevoeliger en kwantitatief)
653
Wat is agglutinatie?
het door antistoffen met elkaar verbinden of van cellen, bacteriën of grotere deeltjes.
654
Wat is de antistoftiter?
de sterkste verdunning die nog een ondubbelzinnige pos reactie opwekt
655
Hoe wordt de bloedgroepbepaling uitgevoerd?
Bloedgroepbepaling wordt altijd dubbel uitgevoerd: naast de bepaling van de ABO-groep van de erytrocyten wordt het serum onderzocht op de aanwezigheid van anti-A en/of anti-B antistoffen.
656
Hoeveel procent van de bevolking is rhesus pos?
85%