06092020 Flashcards
1
Q
le voyage
A
de reis
2
Q
le pays
A
het land
3
Q
la famille
A
de familie
4
Q
la sceur
A
de zus
5
Q
la sortie
A
het uitstapje
6
Q
au début
A
in het begin, eerst
7
Q
ensuite
A
daarna
8
Q
pauvre
A
arm
9
Q
loin
A
ver
10
Q
la météo
A
het weerbericht
11
Q
je crois
A
ik geloof
12
Q
je prends
A
ik neem, ik pak
13
Q
j’ai peur
A
ik ben bang
14
Q
rester
A
blijven
15
Q
arriver
A
aankomen