أَلِيْف Flashcards

1
Q

دَائِماً وَأَبَداً

A

Eeuwigheid, zonder einde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

إِلَى أَبَدِ الآبِدِيْنَ

A

voor altijd en altijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

لاَ… أَبَداً

A

Nooit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

تَأَبَّطَ شَرّاً

A

Naam van een bekende poëet uit de pre-Islamitische tijdperk. (Thabit ibn Jabr)
Letterlijke vertaling: “hij die het slechte onder zijn arm/oksel draagt.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tijdens (voorzetsel) Tijd (zelfstandig naamwoord)

A

إِبَّانَ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een bijeenkomst om de overledene te herdenken en zijn of haar goede eigenschappen aan te kaarten.

A

حَفْلَةُ تَأْبِيْنٍ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

أَمْرٌ لاَ يُؤْبَهُ بِهِ

A

Een zaak dat niet belangrijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

اَلأَبَوَانِ

A

Ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

أَباً عَنْ جَدٍّ

A

(Een eigenschap door gegeven naar) de vader van de grootvader (opa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

شِئْتُمْ أَم أَبَيْتُمْ

A

Of het je bevalt of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

كَالآتِي

A

Als volgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ظُرُوْفٌ غَيرُ مُؤَاتِيَةٍ

A

Ongewenste situatie, ongepaste omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hij was niet gewond, hij leed geen schade, hem kwam geen schade toe

A

لَمْ يَتَأَثَّرْ بِأَذاً

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorzetsel: onmiddelijk/direct na, ten gevolge van

A

إِثْرَ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ja natuurlijk, inderdaad, zeker, uiteraard, vast en zeker, beslist, jazeker

A

أَجَلْ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voor onbepaalde tijd

A

إِلَى أَجَلٍ غَيْرِ مُسَمًّى

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

أَخَذَ الْمَسْؤُوْلِيَّةَ عَلَى عَاتِقِةِ

A

Hij nam zijn verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

اِتَّخَذَ الإِجرَاءَاتِ اللاَّزِمَةَ

A

Hij nam de noodzakelijke stappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geven en nemen

A

أَخْذٌ وَرَدٌّ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

أَخَذَهَا مَأْخَذَ الْجِدِّ

A

Hij nam het serieus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

الدَّارُ الآخِرَةُ

A

Het hiernamaals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

مِنْ حِيْنٍ إِلَى آخَرَ

A

Van tijd tot tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

أَيُّهَا الإِخوَةُ

A

Oh broeders! (als opening van een toespraak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

آدَمِيْ

A

Een mens, persoon, menselijk wezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

أَدَّى فَرِيْضَةَ الْحَجِّ

A

Hij verrichte de Hajj.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

مِمَّا سَيُؤَدِّي حَتْماً إِلَى

A

van wat zeker zal leiden tot…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

bij het bedanken van meneer…. moeten we niet vergeten…

A

إِذْ نَشْكُرُ السَّيِّدَ …. عَلَيْنَا أَلاَّ نَنْسَى

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Het oproep tot het gebed van: het ochtend gebed, middag gebed, namiddaggebed, zonsondergangsgebed en avondgebed

A

أَذَانُ الْفَجْرِ/الظُّهْرِ/الْعَصْرِ/الْمَغْرِبِ/الْعِشَاءِ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Het eind van … aankondigen

A

إِذَاناً بِنْتِهَاءِ ….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

het heilige land

A

اَلأَرْضِي الْمُقَدَّسَةُ

31
Q

de situatie wordt kritisch, crisis

A

تَأَزَّمَتِ الأَوْضَاعُ

32
Q

Op basis van

A

عَلَى أَسَاسِ أَنْ

33
Q

لاَ أَسَاسَ لَهَا مِنَ الصِّحَّةِ

A

Er zit geen basis in van de waarheid

34
Q

het grootboek (boekhouding)

A

دَفْتَرُ أَسْتَاذٍ

35
Q

De gehele wereld

A

اَلْعَالَمُ بِأَسْرِهِ

36
Q

Wat spijtig

A

يَا لَلأَسَفِ

37
Q

met grote spijt

A

مَعَ الأَسَفِ الشَّدِيْدِ

38
Q

volgens het voorbeeld van…

A

أسْوَةٍ بِ

39
Q

Het meningsverschil dat (al langer bestaat)

A

اَلْخِلاَفُ الْحَاصِلُ أصلاً

40
Q

in lijn met de basis principes

A

حَسَبَ الأُصُوْلِ

41
Q

zeker weten, geen twijfel mogelijk

A

بِكُلِّ تَأكِيْدٍ

42
Q

Hij weet hoe zaken in elkaar steken (letterlijk: Hij weet waar de schouder het best gegeten kan worden.)

A

يَعْرِفُ مِنْ أَيْنَ تُؤْكُلُ الْكَتِفُ

43
Q

Vol pension (letterlijk: eten, drinken en slapen)

A

أَكُلٌ وَشُرْبٌ وَنَوْمٌ

44
Q

na veel ophef

A

بَعْدَ اللَّتَيَّا وَالَّتِيْ

45
Q

مِنَ الأَلِفِ لِلْيَاءِ

A

van A tot Z, van begin tot eind.

46
Q

Er is geen god behalve God

A

لاَ إِلَهَ إِلاَّ اللَّهُ

47
Q

اَللَّهُ، سُبْحَانَهُ وَتَعَالَى

A

God, Moge Hij geprezene en verheerlijkt worden.

48
Q

God, moge Zijn Majestueusiteit verheerlijkt worden.

A

اَللَّهُ جَلَّ جَلاَلُهُ

49
Q

God, moge Hij verheerlijkt en verheven worden

A

اَللَّهُ عَزَّ وَجَلَّ

50
Q

O God

A

اَللَّهُمَّ

51
Q

God, de meest Hoge, de meest Krachtige

A

اَللَّهُ الْعَلِيُّ الْقَدِيْرُ

52
Q

اَللَّهُ السَّمِيْعُ الْمُجِيْبُ

A

God, de Alhorende, de Antwoorder

53
Q

Met Gods toestemming

A

بِإِذْنِ اللَّهِ

54
Q

Als God wilt

A

بِمَشِيْئَةِ اللَّهِ

55
Q

we zullen geen moeite besparen

A

لَنْ نَأْلُوَ جُهْداً

56
Q

إِلَى غَيْرِ ذَلِكَ

A

enzovoorts, etc.

57
Q

أُمُّ الْقُرَى

A

Mekka

58
Q

Dag voor gisteren

A

أَوَّلُ مِنْ أَمْسِ

59
Q

we zijn daar in de hoop van

A

ذَهَبْنَا إِلَى هُنَاكَ أَمَلاً مِنَّا أَنْ

60
Q

اَلْمُؤَنَّثُ وَالْمُذَكَّرُ

A

Vrouwelijk en mannelijk

61
Q

ondanks hem (van zijn neus)

A

رَغْمَ أَنْفِهِ

62
Q

gaan en terugkomen, rondreizen

A

ذَهَاباً وَإِيَاباً

63
Q

عَلَى أُهْبَةِ الاِسْتِعدَادِ

A

in een staat van paraatheid

64
Q

مِنْ أَوَّلِهِ إِلَى آخِرِهِ

A

van begin tot eind

65
Q

أُوْلُوْ الأُمُوْرِ

A

ouders, voogd

66
Q

أُوْلُوْ الْحَلِّ وَالْعَقْدِ

A

Degene met grote macht en invloed (letterlijk: vastbinden en losmaken)

67
Q

حَانَ الآنُ

A

Het tijd is gekomen.

68
Q

سَابِقٌ لِأَوَانِهِ

A

prematuur

69
Q

voor nu

A

قَبْلَ الآنَ

70
Q

آيَاتُ اللَّهِ الْبَيِّنَاتُ

A

De Koran (letterlijk: Gods duidelijke tekenen)

71
Q

أَعْجِبَ بِهِ أَيَّ إِعْجَابٍ

A

hij heeft de grootste bewondering voor hem. (letterlijk: wat een bewondering)

72
Q

er is geen vergelijking tussen deze twee van hen

A

أَيْنَ هَذَا مِنْ ذلِكَ؟

73
Q

waar heb je dit vandaan? hoe kom je daarbij?

A

مِنْ أَيْنَ لَكَ هَذَا؟