Zoogdieren Flashcards
1
Q
Zoogdieren onderscheiden zich van andere diersoorten door
A
- Warmbloedig ( vogels zijn dat ook )
- Jongere worden levend ter wereld gezet ( sommige reptielen ook )
- Hebben een placenta ( sommige haaien ook )
- Zogen hun jongere
- Huid is met harige vacht bekleed
2
Q
Warmbloedig wat is dat ?
A
- lichaamstemperatuur blijft het zelfde, het lichaam maakt zelf de warmte aan en past het dus ook weer aan .
Voorbeelden - katten likken hun lichaam nat , de verdamping van het speeksel zorgt voor de afkoeling.
- honden hijgen zodat de lucht in en uit gaat.
- paarden hebben zweetklieren.
3
Q
Placenta/ moederkoek
A
- voedingsstoffen - vervoer van Moederdier naar embryo
- afvalstoffen van embryo afvoeren
- embryo geeft signalen voor het aanmaken van placenta tussen bloedsomloop van moeder naar embryo.
- bv placenta - jongere kunnen langer in veiligheid ontwikkeling in Moederdier.
4
Q
Vivipariteit
A
- vivipariteit betekent levendbarendheid
- zoogdieren zijn levendbarend, uitzondering zijn eierleggende zoogdieren bv, cloacadieren, vogelbekdieren, mierenegels
- de geur van de placenta trekt bij de geboorte snel roofdieren aan .
5
Q
Zogen
A
- voor veel Jongere telt een bepaalde zoogtijd.
- aan het einde van de zoogtijd worden de dieren gespeend, dan maken de dieren de overstap naar gewoon voeding vaak in gevangenschap worden de dieren dan weg gehaald bij de moeder.
6
Q
Vogelbekdieren
A
- Vertonen kenmerken van de vogel als van de reptiel
- Ze horen toch bij de zoogdieren omdat de jongere gevoerd worden met melk uit gespecialiseerde melkklieren.
7
Q
Buideldieren
A
- Australië en Nieuw Guinea hebben de meeste buideldieren maar ook Amerika heeft er veel.
- De naam doet vermoeden dat ze allemaal een buidel hebben dat is niet waar
- De voortplanting verschilt van de placentale zoogdieren, bij buideldieren worden de jongere vaak veel vroeger geboren, meestal groeien ze verder in de buidel maar dit is niet bij elke soort het geval.
- herbivoren
- Hebben grote gespierde achterpoten met lange voeten waarmee ze ver kunnen springen, de staart gebruiken ze bij het springen om hun evenwicht te bewaren. Ze kunnen de achterpoten niet afzonderlijk van elkaar bewegen.
- Ze worden hulploos geboren
8
Q
De katachtige
A
- Carnivoren levenswijze, betekent eten dierlijk voedsel.
Het zijn roofdieren of aaseters - roofdieren vangen de prooi, aaseters eten dode dieren - Tanden - 4 hoektanden ( 2 boven 2 vanonder) en Knipkiezen
- Zien ook bij zwak licht, horen goed, en hebben een goede tastzin
- Katten hebben scherpen klauwen die gebruikt worden om te klimmen.
- Schemer nacht dieren
9
Q
Hondachtige
A
- Honden die niet tot een ras worden erkent worden bastaardhonden genoemd
Of straathonden of rasloos genoemd. - Honden horen goed - oorschelpen zijn beweeglijk, zien goed , kunnen ook kleuren onderscheiden.
- Honden hebben een leider nodig als gezelschap dieren moet dat de mens zijn, anders gaat de hond de leider willen zijn en dat kan wel eens fout aflopen.
10
Q
Marterachtige
A
- Kleine slanke diertjes met korte pootjes.
- voorbeelden van deze soort zijn: Bunzingen, fretten, dassen, otters,nertsen , marters
- Marterachtige
- hebben een anaalklieren waarmee ze sterken geuren verspreiden
Gebit- gebit vertoont kenmerken van carnivoren - grote scherpe hoektanden en Knipkiezen.
Fret - worden gehouden als gezelschap dieren, worden ook soms gebruikt voor de jacht omdat ze klein zijn ( deze manier van jagen wordt Fretteren genoemd) - vrouwtjes worden moer genoemd, mannetjes ram , jongere pups.
- fretten overleven niet in de vrije natuur
- er bestaan 3 hoofdkleuren - wildkleur, albino ( wit met rode ogen ) Sandy ( lichtbruine poten en staart)
- fretten en bunzings kunnen gekruist worden dat noemt frunzings
11
Q
Paardachtige
A
- herbivoren - geen herkauwrs - hebben 1 maag
- hoefdieren: een enkel hoef zijn onevenhoevige
- kruising tussen ezelhengst en paardenmerie wordt muildier genoemd
- kruising tussen ezelin en paardenhengt wordt muilezel genoemd.
- al de mannelijke nakomelingen zijn niet vruchtbaar, de meeste vrouwtjes ook niet. De kudde wordt geleid door een wat oudere merrie.
12
Q
De evenhoevige
A
Bv - antilopen, runderen , varkens, geiten , schapen, , herten
Zijn in 3 groepen verdeeld:
-Varkenachtige ( varkens en nijlpaarden )
-Herkauwers ( hertachtigen , giraffen, antilopen, runderen, bokken, schapen)
- eeltpotigen ( kamelen, lama’s)
13
Q
Runderen
A
- Herkauwers hebben 4 Magen
- hebben geen hoek en snijtanden maar wel een verharde beenplaat aan de bovenkaak
- wanneer Herkauwers grazen rollen ze hun gespierde en beweeglijke tong rond een graspol
14
Q
Geiten
A
- vrouwtje wordt geit of sink genoemd, het mannetje wordt bok genoemd en een jong geitje een lam. Een gecastreerde mannetje ( bok) is een weer.
- geitjes zijn Herkauwers.
15
Q
Schapen
A
- Mannetje is een ram , vrouwtje een ooi , het jong is een lam.
- Herkauwers
- Heideschapen: ontstaan op voedselarme gronden
- Weissschapen: ontstaan op voedselrijke gronden
Gevlekte schapen - De Herst is het dek seizoen, de rammen krijgen dan een Stempelkussen op hun buik met rood, groen, blauw kleurkrijt. Elke ram heeft zijn eigen kleurkrijt. Als de ram de ooi bespringt om haar te deken kleurt haar rug door dat krijt. Hierdoor weten ze wie elkaar gedekt heeft en dan kan de eigenaar uitrekenen wanneer de ram moet lammeren.
Schapen hebben? - Geen sink
- Geen geurklieren ( met de typische bokkengeur)
- Naar achteren gekrulde hoorns ( ram)
( Schapen en geiten kunnen met elkaar paren maar vaak worden de embryo’s te vroeg afgestoten).