Zinsontleding Flashcards
1
Q
Jan speelt in de tuin
A
Pv.
2
Q
Jan heeft in de tuin gespeeld
A
Pv. + voltooid deelwoord
3
Q
Jan kan in de tuin spelen
A
Pv. + infinitief
4
Q
Jan zit in de tuin te spelen
A
Pv. + te + infinitief
5
Q
Jan zou in de tuin willen spelen
A
Pv. + infinitief + infinitief
6
Q
Vader wast af
A
Pv. + scheidbaar deel (of adpv)
7
Q
Vader wast zich
A
Pv. + wederkerig voornaamwoord
8
Q
Jan zit in de put
A
Pv. + deel van een uitdrukking
