Zinnen Hoofdstuk 3 Flashcards
Wat wil je drinken?
Was möchest du trinken?
Ik wil graag een appelsap.
Ich möchte geen einen Apfelsaft.
Wat neem jij/ neemt u?
Was nimmst du / nehmen Sie?
Als hoofdgerecht neem ik een groenteburger met gebakken aardappelen.
Als Haubtspeise möchte ich geen eine Gemüseschnitzel mits Bratkartoffeln.
Wat wilt u eten?
Was möchte Sie essen?
Als voorgerecht wil ik graag een tomatensoep.
Als Vorspeise möchte ich gern einen Tomatensuppe.
Heeft u al gekozen?
Haben Sie shon gewählt?
Ja, ik neem een wienerschnitzel met aardappelsalade.
Ja, ich nemen ein Wiener Schnitzel mits Kartoffelsalade.
Heeft het gesmaakt?
Hat es geschmeckt?
Ja, dankjewel het was heel lekker
Ja, danke schön. Es was sehr lecker.
Nee het eten was helaas koud/ te zout/ te vet
Nein, das Essen war leider kalt/ zu salzig/ zu fett
Wat wilt u graag als toetje?
Was möchten Sie gern zum Nachtisch?
Ik wil graag ijs met slagroom
Ich möchte gern ein Eis mits Sahne.
Ik wil graag betalen
Ich möchte bezahlen.
Kan ik pinnen?
Kann ich mits Karte bezahlen?
U kunt helaas alleen contact betalen.
Sie können leider nur bar zahlen
Sorry, wat zijn frittaten?
Entschuldigung, was sinds Frittaten?
Frittaten zijn in reepjes gesneden pannenkoeken
Frittaten sind in Streifen geschnittene Pfannenkuchen
Kunt u dat herhalen?
Können Sie das wiederholen?
Kunt u dat nog eens zeggen?
Können Sie das noch mal sagen?
Kunt u iets langzamer spreken?
Können Sie etwas langsamer spechen?
Eet smakkelijk !
Guten Appetit!
Wat zegt u?
Wie bitte?
Ik heb u/ jouw helaas niet begrepen
Ich habe Sie/ dich leider nicht verstanden
