zinnen C Flashcards
1
Q
hoe heet je? - ik heet Hamish
A
What´s your name? - My name is Hamish
2
Q
hoe oud ben je? - ik ben 14
A
How old are you? - I´m 14 (years old)
3
Q
waar woon je? - Ik woon in Edinburgh
A
Where do you live? - I live in Edinburgh
4
Q
Met wie woon je? - Ik woon met mijn gezin
A
Who do you live with? - I live with my family
5
Q
Wat is je favoriete plaats? - Mijn favoriete plaats is Edinburgh
A
What is your favourite place? - My favourite place is Edinburgh
6
Q
Wat is jou favoriete ding? (object) en waarom? - mijn telefoon want ik kan niets zonder.
A
What´s your favourite thing and why? - my mobile because I can´t do anything without it.