Zinnen Flashcards
Ik heb het niet goed gehoord
Je n’ai pas bien entendu.
Ik zie niet wat er op het bord staat
Je ne vois pas ce qui est écrit au tableau.
Ik heb het niet goed begrepen.
Je n’ai pas bien compris.
Ik begrijp de opdracht niet
Je ne comprends pas les instructions
Ik weet het niet
Je ne sais pas
Ik weet niet wat ik moet doen
Je ne sais pas ce que je dois faire
Ik vind de oplossing niet
Je ne trouve pas la solution
Ik begrijp niet waarom dat fout is
Je ne comprends pas pourquoi c’est une faute/une erreur
Sorry, ik ben te laat
Excusez-moi, je suis en retard
Ik heb de bus gemist
J’ai raté le bus.
Ik heb me verslapen
Je ne me suis pas réveillée à temps
Sorry, ik was afgeleid
Pardon, j’étais distrait(e)
Ik kan me niet goedn concentreren want ik voel me niet zo goed.
Je n’arrive pas à me concentrer parce que je ne me sens pas très bien
Ik kan me niet concentreren want ik moet naar het toilet het is dringend
Je n’arrive pas à me concentrer parce que je dois aller aux toilettes. C’est urgent.
Ik ben mijn boek/schrift vergeten
J’ai oublié mon livre/ mon cahier