Zinnen Flashcards

1
Q

Heb je al een relatie

A

Hattest du schon eine Beziehung?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het boek was grappig

A

Das Buch war lustig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mijn zus gaat morgen trouwen

A

Meine Schwester wird morgen heiraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Jij zult zo nooit gelukkig worden

A

Du wirst so nie glücklich werden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom bent u manager geworden

A

Warum sind Sie Manager geworden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hadden jullie geen bericht van jullie mentor

A

Hattet ihr keine Nachricht vom eurem Klassenlehrer?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De tijdstippen werden gister bekend

A

Die Termine wurden gestern bekannt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

We hadden heel vaak Ruzie omdat hij teleurgesteld was

A

Wir hatten oft Streit, weil er enttäuscht war

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Du hast dich verliebt ? Das ist ja toll

A

Je bent verliefd? Dat is pas tof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Siri und Alexa verstehen sich gut mit ihren Stiefbrüdern

A

Siri en Alexa kunnen goed opschieten met hun stiefbroers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sind deine Eltern geschieden? Nein, sie sind verheiratet.

A

Zijn jouw ouders gescheiden nee ze zijn getrouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Die Schauspielerin ist ziemlich bekannt jeder kennt sie

A

De actrice is redelijk bekend iedereen kent haar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

der Film war schrecklich er hat mir überhaupt nicht gefallen

A

De film was vreselijk hij is me helemaal niet bevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er hat mit dir Schluss gemacht, das wird ihm noch Leitung

A

Hij heeft het uitgemaakt met jou dat zou hem nog spijten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sara und Leon wollen nicht heiraten, aber sie wollen zusammenleben

A

Sarah en Leon willen niet trouwen maar ze willen samenwonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bist du mit Andrea befreundet? Ja, sie ist schon lang meine Freundin.

A

Ben je bevriend met Andrea ja ze is al lang mijn vriendin

17
Q

Mein Bruder hat den Wettkampf gewonnen ich bin stolz auf ihn

A

Mijn broer heeft de wedstrijd gewonnen ik ben trots op hem

18
Q

Bist du schon lange mit deiner Freundin zusammen? Nein, wir haben uns ernst vor vier Wochen kennengelernt.

A

Ben je al lang met je vriendin samen? nee we hebben elkaar pas vier weken geleden leren kennen