zinnen 1 Flashcards
1
Q
het heeft totaal geen zin om jongens en meisjes te scheiden.
A
Ca ne sert a rien de separer les garcons et les filles.
2
Q
Je leert samen te leven.
A
On apprend a vivre ensemble.
3
Q
Onzin, het is een belachelijk idee.
A
N’importe quoi, c’est une idee ridicule.
4
Q
en jij, wat vind jij ervan?
A
Et toi, qu’est-ce que tu en penses?
5
Q
de leerlingen kunnen goed opschieten met de leraar.
A
Les eleves s’entendre bien avec leur prof.
6
Q
Realiseer je je dat hij gelijk heeft?
A
Tu te rends compte qu’il a raison?
7
Q
Dat zou niet grappig zijn.
A
Ca ne serait pas marrant
8
Q
Ik ben absoluut tegen dit idee.
A
Je suis absolument contre cette idee.