Ziekteleer Flashcards

1
Q

Aangeboren nierafwijkingen

A

Soort: Alle dieren

Oorzaak: Aangeboren

Verschijnselen: vaak geen verschijnselen door compensatoir vergrote resterende nier

Extra: rund ontbreekt meestal linker nier, hond en kat vaker rechter nier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Niercysten

A

Rond, dunwandig, gevuld met helder vocht en variabel in grootte. Enkelvoudig tot multipel in schors en/of merg.

In veel diersoorten beschreven.

Verloop: Ontstaan klein en worden later vaak groter. Aan het begin geen verschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hydronefrose

A

Verwijding van het nierbekken door urinestuwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stapelingsziekten “Amyloïdose” (AA)

A

Diersoort: Rund, hond, kat, hamster, paard, rat en vogels

Oorzaak: Ophoping van amyloïd in een of meer organen (nier, lever, milt, darmen en bijnieren). Complicatie van chronische ziekten.

Verschijnselen: Afhankelijk van ernst en lokalisatie.

  • Glomerulair (hond): proteïnurie, oedeem en uremisch syndroom.
  • Medullair (kat): PU/PD, metabole afwijkingen en leverlijden.
  • Rund: Nefrotisch syndroom en nierfalen na 1-2 maanden. Oedeem en heftige diarree.

Diagnose: macroscopisch vergroot, bleek tot geel en soms grijs-wit. Consistentie verhoogd, op sneevlak vochtig korrelig en in schors doorschijnende puntjes. Beiderzijds en diffuus.

Therapie: symptomatisch, vaak moeilijk te behandelen.

Prognose: afhankelijk van ernst. Bij rund infaust.

Extra: amyloïd is vooral gelokaliseerd in de glomeruli (glomerulaire amyloïdose), maar kan ook voorkomen in het niermerg (medullaire amyloïdose).
AA = normaal amyloïd.
SAA = serumamyloïd A (acuut)
AL = light chain van Ig amyloïd (plasmaceltumoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nefritis

A

Ontsteking in de nieren. Nefritiden delen we doorgaans in een glomerulonefritis, waarbij voornamelijk de glomeruli betrokken zijn, een (tubulo)interstitiële nefritis, die zich in het interstitium en de tubuli voordoet en de pyelonefritis, waarbij primair het nierbekken (pyelum) is betrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Glomerulonefritis

A

Diersoort: hond

Oorzaak: immuungemedieerd en/of infectieus

Verschijnselen: spieratrofie (door eiwitverlies), ascites, proteïnurie en soms hematurie. Uiteindelijk uremisch syndroom.

Diagnose: proteïnurie zonder aanwijzingen voor pre- of postrenale oorzaken.

Therapie: primaire oorzaak aanpakken, aangepast dieet, ACE-remmers

Prognose: afhankelijk van ernst en oorzaak. Bij ernstige gevallen slecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Porcine dermatitis en nefritis syndroom (PDNS)

A

Diersoort: varken (8-14 weken)

Oorzaak: precieze oorzaak onbekend. Porcine circovirus 2 en AL ertegen. Slecht klimaat en overbevolking.

Verschijnselen: necrotische vasculitis -> lokale laesies in de huid

Diagnose: histologisch onderzoek van de huid en de nieren. PCV2 aantonen dmv PCR. Andere ziektes uitsluiten.

Therapie: geen. Preventief verminderen van de contactstructuur tussen dieren.

Extra: necrotische vasculitis kan in de nier leiden tot een heftige glomerulonefritis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aviaire polyomavirus (APV)

A

Diersoort: vogels (papegaai-achtige <1 jaar)

Oorzaak: aviaire polyomavirus (APV)

Verschijnselen: PU/PD, diarree, subcutane bloedingen, biliverdinurie, gewichtsverlies, anorexie, regurgiteren/braken, vertraagde kroplediging en lethargie.

Diagnose: intranucleaire virale inclusies.

Therapie: vaccinatie is preventief mogelijk, maar niet in NL verkrijgbaar.

Extra: mortaliteit is hoog. Histologisch: wss immuungemedieerde membraneuze glomerulonefritis + necrose van lever en milt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tubulo-interstitiële nefritis

A

Diersoort:

  • Non-purulent: veel bij vogels (NCD en IBV)
  • Purulent: vogels, rund, paard en varken.

Oorzaak: toxinen aangevoerd vanuit het bloed of verminderde bloedaanvoer (hypoxie). Trombo-embolie.

Verschijnselen: afhankelijk van ernst.

Prognose: matig en afhankelijk van ernst en primaire proces.

Extra:

  • Non-purulent: veroorzaakt door noxen of agentia.
  • Purulent: veroorzaakt door pyogene agentia, via bloedbaan naar nier.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pyelonefritis

A

Diersoort: rund (in aansluiting op de partus in relatie met een blaasverlamming)

Oorzaak: gemengde populatie van bacteriën.
Corynebacterium renale en E-coli.

Verschijnselen: frequent kleine hoeveelheden rode urine, met pus en vellen. Mictie is pijnlijk, ureter verdikt en vermageren.

Diagnose: urinesediment: ery’s, leuko’s, epitheelcellen, kristallen, hyaliene cilinders en zeer veel bacteriën. Lichamelijk-, rectaal- en urineonderzoek.

Therapie: AB (minimaal 3 weken)

Prognose: vaak recidief

Extra: vaak één nier aangetast, maar komt ook beiderzijds voor. Het pyelum is verwijd en bevat purulent exsudaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pyelonefritis varken

A

Diersoort: varken (vooral zeugen en gelten, 2-3 weken na natuurlijke dekking of partus)

Oorzaak: meerdere bacteriën, waaronder Actinobaculum suis. Leidt slechts in een klein aantal gevallen tot pyelonefritis.

Verschijnselen: anorexie, polydipsie en frequent lozen van kleine hoeveelheden urine die bloed en pus bevat.

Diagnose: obv verschijnselen en urineonderzoek.

Preventie: optimaliseren van de hygiëne.

Therapie: AB, maar beter slacht/euthanasie door recidieven.

Extra: bij sectie ontstoken nierbekken, papil kan ook necrotisch en hemorragisch zijn. Vaak ook cystitis en ureteritis.
Infectie via besmette beteren -> afvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pyelonefritis hond en kat

A

Diersoort: hond en kat

Oorzaak: ascenderende infectie vanuit de blaas, uterus of prostaat. E. coli of Staphylococcus spp.

Verschijnselen:

  • Acuut: algemeen ziek, anorexie, koorts, PU/PD en evt. incontinentie.
  • Chronisch: meestal geen duidelijke verschijnselen. Evt. uremisch syndroom.

Diagnose: obv symptomen en echo. Blaaspunctie voor urine- en bacteriologisch onderzoek.

Therapie: AB (± 4 weken)

Prognose: afhankelijk van stadium van pyelonefritis.

Extra: komt meer voor bij honden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Chronische nierziekte (CKD) Kat en hond

A

Diersoort: kat en hond

Oorzaak: ouderdom, raspredispositie en immuungemedieerde problemen

Verschijnselen: sopor (depressie), anorexie, foetor ex ore, braken, PU/PD en soms diarree. Slijmvliezen bleek (anemie) en soms ulcera).
- Kat: hypertensie

Diagnose: pre- en postrenale oorzaken uitgesloten. Evt. histologisch onderzoek, urineonderzoek: SG laag, proteïnurie, creatinine en ureum in plasma verhoogd.

Therapie: causaal en symptomatisch (dieet, ACE)

Prognose: verlies van functionerend nierweefsel is irreversibel en de aandoening verloopt vaak progressief.

Extra: wordt regelmatig vastgesteld bij katten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Chronische nierziekte (CKD) Konijn

A

Diersoort: konijn

Oorzaak: parasiet = Encephalitozoon cuniculi

Verschijnselen: scheef houden kop, ataxie, PU/PD en algemeen ziek.

Diagnose: verschijnselen en bloedonderzoek (verhoging creatinine en ureum)

Therapie: fenbendazol of albendazol

Extra: parasiet heeft de voorkeur voor het zenuwstelsel (hersenen) en de nieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Chronische nierziekte (CKD) Paard

A

Diersoort: paard

Oorzaak: ouderdom

Verschijnselen: anorexie, slecht uithoudingsvermogen, oedeem, PU/PD en proteïnurie.

Diagnose: bevindingen en bloedonderzoek (ureum en creatinine verhoogd), evt. biopt van de nier.

Therapie: geen

Prognose: infaust

Extra: rectaal onderzoek -> kleine stevige linkernier met onregelmatig oppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Chronische nierziekte (CKD) Vogels

A

Diersoort: vogels

Verschijnselen: sopor, anorexie, foetor ex ore, PU/PD, slijmvliezen bleek (anemie) en soms ulcera. De ontlasting heeft de gebruikelijke vorm, maar een extra waterfractie.

Diagnose: bloedonderzoek (niet creatinine, maar ratio urinezuur/ureum). Vaststellen calcium en fosfaat.

Therapie: dieet en eventuele fosfaatbinders.

17
Q

Neoplasieën van de nier

A

Primaire tumoren van de nier zijn vrij zeldzaam.

De belangrijkste epitheliale neoplasie is het nier(adeno)carcinoom. Deze treedt meestal eenzijdig en lokaal op en wordt regelmatig aangetroffen bij de grasparkiet. Het belangrijkste verschijnsel is een (eenzijdige) parese/paralyse als gevolg van de druk van de tumor op de n. ischiadicus, die bij vogels door de nier loopt.

Het maligne lymfoom is de meest voorkomende rondcellige neoplasie.

Nefroblastoom is een eenzijdige tumor (epitheliaal en mesenchymaal).

18
Q

Urolithiase

A

Diersoort: alle

Oorzaak: verhoogde concentratie van minerale bestanddelen, beïnvloed door het voer, de concentratie van de urine en de mate van uitscheiding. Ook de pH van de urine speelt een rol (herkauwers/paard/konijn alkalische pH (8-8,8), hond/kat/fret een zure).

Verschijnselen: uiteenlopend, afsluiting van de urethra of ureteren. Blaasruptuur en/of verlamming van de m. detrusor.

Diagnose: urineonderzoek en bacteriologisch onderozek. Echo en röntgen (contrast). Evt. bloedonderzoek.

Therapie: herstellen adequate urineafvoer, verhoging wateropname, aanpassing dieet en evt. operatie.

Extra: uroliet = urinesteen.
Soorten kristallen:
- Struviet (hond, kat, herkauwer en varkens)
- Calciumhoudend (hond, kat, paard, konijn, cavia)
- Uraatstenen (vogels)
- Cystinestenen (hond; raspredispositie)

19
Q

Ureterobstructie

A

Soort: alle

Oorzaak: concrementen afkomstig uit het pyelum. Bloedstolsel of exsudaat.

Verschijnselen:

  • Acuut: buikpijn
  • Geleidelijk: veroorzaakt weinig verschijnselen, leidt tot hydronefrose.
20
Q

Urethraobstructie Kat

A

Soort: kat, vooral katers

Oorzaak: secundair aan plugvorming en/of strictuurvorming.

Verschijnselen: vaak naar kattenbak, heftige en vocale pijnuiting, overvulde en pijnlijke blaas.
Systemisch secundair aan (postrenale) nierfalen!

Diagnose: verschijnselen, LO en bloed- en urineonderzoek.

Therapie: SPOED! Blaaslediging (katheter), voorzichtig met sedatie, infuus, blaasspoelen en dieetadvies.

Prognose: goed, maar recidieven.

Extra: afsluiting thv distale penispunt -> soms is een penisamputatie geadviseerd.

21
Q

Urethraobstructie Hond

A

Soort: hond (vooral reuen)

Oorzaak: secundair aan vastlopen urolieten thv bekkenomslag en voor het os penis.

Verschijnselen: frequente, niet-succesvolle en pijnlijke pogingen om urine te lozen. Soms systemische verschijnselen.

Diagnose: signalement, verschijnselen, LO, urineonderzoek en aanvullende beeldvorming.

Therapie: SPOED! Blaaslediging, opheffen obstructie, dieet.

Prognose: gunstig tot slecht

Extra: komt soms voor bij teven door een urethracarcinoom.
Analyse van verwijderde stenen is sterk aanbevolen, dit is de basis voor preventie van recidieven.

22
Q

Urethraobstructie Herkauwer

A

Soort: schaap, geit en rund

Oorzaak: vooral bij gecastreerde mannelijke dieren door concrementen in processus urethralis

Verschijnselen: frequente, niet succesvolle pogingen tot het lozen van urine. Rusteloos heen en weer lopen, klagen, gillen, trappende bewegingen naar de buik en koliek.

Diagnose: obv verschijnselen en bevindingen bij het inbrengen van urinekatheter.

Therapie: opheffen obstructie, dieet (aanzuren + extra zout)

Prognose: goed

Extra:

  • Vaak kan gruis worden gevonden rond de penisopening en preputium.
  • Een hoge urethrotomie maakt een dier ongeschikt voor dekdienst.
23
Q

Blaasruptuur

A

Soort: kater, reu en hengstenveulen

Oorzaak: relatief lange en nauwe urethra. Blaasovervulling, persen of trauma.

Verschijnselen: geheel of gedeeltelijk achterwege blijven van mictie en soms hematurie. Systemische verschijnselen (depressie, anorexie en braken).
- Veulen: sloom en lichte koliek

Diagnose: anamnese, LO en beeldvorming (röntgen en/of echo). Dikke buik en positieve undulatieproef.

Therapie: herstellen van blaas

Prognose: doorgaans goed

Extra: urine lekt naar de buikholte en dan ontstaat een postrenaal nierfalen.

24
Q

Ruptuur van urethra

A

Soort: kater

Oorzaak: secundair aan obstructie, ontsteking of complicatie katheterisatie

25
Q

Incontinentie: aangeboren afwijkingen (ectopische ureters)

A

Soort: vooral hond, soms kat en paard

Oorzaak: aangeboren, hoogst waarschijnlijk een erfelijke achtergrond.

Rassen: veel bij Golden Retrievers, Briards en Apenzeller sennenhonden

Verschijnselen: ongecontroleerd verlies van urine, meestal al op erg jonge leeftijd. Niet zindelijk worden.

Diagnose: echografie, IV contrastonderzoek of cystoscopie.

Therapie: chirurgisch door een specialist -> re-implanteren van de ureter, creëren van nieuwe opening van ureter. Eventueel medicatie.

Prognose: varieert. Volledig herstel is mogelijk, maar regelmatig (50%) is de functie van de sfincter van de urineblaas zodanig gestoord dat de incontinentie niet volledig herstelt.

Extra: monden niet uit in de blaas, maar in blaashals, urethra of vagina (bij vrouwelijke dieren) en in de vas deferens, vesiculaire klier of urethra (bij mannelijke dieren). Bij de kat loopt de ureter vaker buiten de blaas om direct naar de urethra (extramuraal). Bij de hond komt de ureter vaak op de normale plaats de blaas binnen, maar loopt vervolgens nog een stuk door in de blaaswand en mondt uit in de urethra (intramurale ectopische ureter).

26
Q

Blaasverlamming Paard

A

Soort: paard

Oorzaak: bijna altijd gelegen in het ruggenmerg. EHV-1 of neuritis cauda equinae.

Verschijnselen: incontinentie dat vooral optreedt bij een toename van de intra-abdominale druk (liggen of opstaan).

Therapie: symptomatisch, katheteriseren, voorkomen van urineweginfectie en secundaire dermatitis.

Prognose: afhankelijk van primaire oorzaak

27
Q

Blaasverlamming GD

A

Soort: hond en kat

Oorzaak: ruggenmerg (HNP, cauda equina syndroom of trauma) of langdurig een ernstig overvulde blaas.

Verschijnselen: ongecontroleerd verlies van urine, dat m.n. optreedt bij een toename van de intra-abdominale druk (opstaan/blaffen/hoesten/optillen) -> overloopblaas.

Therapie: katheteriseren en/of manueel de blaas leegdrukken. Blaasspier stimuleren met parasympathicomimetica.

Prognose: afhankelijk van onderliggende oorzaak en duur van de overvulling.

28
Q

Sfincterincompetentie

A

Soort: hond

Oorzaak: gecastreerde teef (grotere rassen). Oestrogeen en raspredispositie.

Verschijnselen: het (passief) urineverlies zal vooral opvallen als de hond in rust is (minder compensatie door de externe sfincter) of als de druk op de blaas plotseling toeneemt (bij het opstaan, in combinatie met een volle blaas).

Therapie: sympathicomimetica of hormoonpreparaten (oestrogeen, testosteron en/of GnRH-antagonisten). Eventuele chirurgie of depots van opvulmateriaal.

Prognose: incontinentie wordt vaak geleidelijk erger en geavanceerde technieken hebben niet altijd het gewenste resultaat.

29
Q

Cystitis (blaasontsteking)

A

Kan ontstaan door een infectie (meestal bacterieel), door chemische invloeden en ook zonder duidelijke oorzaak. Ook andere aandoeningen kunnen predisponeren voor het ontstaan van een cystitis. Bijvoorbeeld passief urineverlies, urolithiase, aangeboren of verkregen anatomische afwijkingen van de urinewegen (een divertikel thv het urachuslitteken) of problemen in het geslachtsapparaat (prostaat/uterus).

Omgekeerd kan een cystitis ook predisponeren voor andere aandoeningen; zoals pyelonefritis en incontinentie.
Het kan ook het ontstaan van urolithiase in de hand werken, omdat een alkalische pH (agv bacterieel gevormd urease) en ontstekingsdebris zich goed lenen als basis voor het neerslaan van vooral struvietkristallen.

30
Q

Primaire bacteriële cystitis

A

Soort: hond (vooral teefjes)

Oorzaak: zie cystitis + cortico’s, DM, Cushing en pyometra

Verschijnselen: pollakisurie (frequente mictie), strangurie en hematurie. Bij chronische cystitis is de blaaswand vaak verdikt.

Diagnose: urineonderzoek en bacteriologisch onderzoek

Therapie: AB

Prognose: afhankelijk van oorzaak

31
Q

Idiopathische cystitis

A

Soort: kat

Oorzaak: onbekend. Jonger dan 10 jaar, obesitas, droogvoer en stress.

Verschijnselen: strangurie, pollakisurie en hematurie, andere plek dan de kattenbak en pijn.

Diagnose: alles uitsluiten

Therapie: vermindering stress, medicatie, verbeteren hygiëne, stimuleren van beweging, verhoging wateropname en meer kattenbakken.

Prognose: verschijnselen verdwijnen meestal binnen een week, wel vaak recidief!

Extra: is een chronische, recidiverende en interstitiële cystitis.

32
Q

Cystitis fret

A

Oorzaak: vergrote prostaat (squameuze metaplasie)

Verschijnselen: afwijkende mictie en urine

33
Q

Cystitis paard

A

Oorzaak: vooral secundair

Verschijnselen: pollakisurie, hematurie of pyurie

Diagnose: urineonderzoek

Therapie: onderliggende oorzaak aanpakken

34
Q

Cystitis rund (na partus)

A

Oorzaak: ascenderende infectie

  • Corynebacterium renale
  • E. coli
  • Trueperella pyogenes
  • Streptococcus faecalis

Verschijnselen: pollakisurie, troebel en onaangenaam ruikende urine. Urineus eczeem aan de achterbenen.

Diagnose: verschijnselen en bacteriologisch onderzoek

Therapie: AB (minimaal 10 dagen)

35
Q

Neoplasieën van de blaas

A

Soort: hond

Verschijnselen: afwijkende mictie of afwijkende urine

Diagnose: echo en/of cytoscopie + biopt

Therapie: resectie van aangetast deel

Prognose: afhankelijk van type en lokalisatie

Extra: 95% epitheliaal, waarvan 90% kwaadaardig