Ziekte en oorzaken Flashcards

1
Q

WHO

A

 Gezondheid is een toestand van een zich volledig welbevinden op lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Homeostase

A

 Gezondheid is een toestand waarbij er een dynamisch evenwicht is tussen gezondheidsbevorderende krachten en gezondheidsremmende krachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pathologie

A

Studie die zich toespitst op ziekte en ziekteverschijnselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Algemene pathologie

A

Leer die zich bezig houdt met oorzaken en gevolgen van ziekte in het algemeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Speciële pathologie

A

Leer van de verschillende ziekten en ziekteverschijnselen, ingedeeld volgens orgaanstelsel of specialisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pneumologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van de longen en de luchtwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gastro-enterologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het spijsverteringsstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Urologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van de urinewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nefrologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van de nieren en nierziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cardiologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hematologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het bloed, de bloedvomende organen, het afweersysyteem en de bloedstolling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neurologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het zenuwtselsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Endocrinologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het endocrien systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Andrologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het voortplantingsstelsel bij mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gynaecologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het voortplantingsstelsel bij vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Orthopedie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het beenderstelsel, botten, spieren, banden, pezen, en gewrichten van het menselijk lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Fysiotherapie

A

Is een manier om je lichaam te behandelen als je last hebt van bijvoorbeeld gewrichten, spieren, zenuwen en banden in je lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Otorinolaryngologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van keel, neus en oren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Oftalmologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van de ogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dermatologie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met aandoeningen van het huid, nagels en haar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geriatrie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met ingewikkelde ziekteproblemen van oudere mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Pediatrie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met onderzoek en behandeling van kinderen van 0 tot 18jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Psychiatrie

A

Is de wetenschap die zich bezighoudt met psygische ziektebeelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Klinische chemie

A

Is het vakgebied dat zich bezighoudt met medisch laboratoriumonderzoek van bloed en andere lichaamsvochten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Microbiologie
Is een medisch specialisme dat zich bezighoudt met de bestudering van micro-organismen.
26
Medische beeldvorming
Is een verzamelnaam voor verschillende technieken om het lichaam in beeld te brengen.
27
Etiologie
Is de leer van de oorzaken.
28
Epidemiologie
Is de bestudering van de verschillende factoren die het optreden, de verspreiding, de preventie en de beheersing van ziekte, letsel en andere gezondheidsgerelateerde gebeurtenissen in een bepaalde menselijke populatie beïnvloeden.
29
Transmissie
Overbrengen.
30
Pathofysiologie
Kennis en studie van de functie van ziekte organen.
31
Symptomen
Een symptoom is een verschijnsel, kenmerk of klacht, behorend bij de diagnose van een bepaalde ziekte, aandoening of verwonding.
32
Complicaties
Verwikkeling, stoornis in de normale genezing.
33
Diagnose
Is de vaststelling van een aandoening door een arts op een bepaald moment.
34
Therapie
De behandeling van ziekten of de verlichting van symptomen.
35
Prognose
Is een voorspelling gebaseerd op bestaande informatie zonder absolute zekerheid van de werkelijke uitkomst.
36
Malaria
Is een tropische ziekte die wordt veroorzaakt door een parasiet die het lichaam binnen kan komen via een muggenbeet.
37
Aangeboren afwijkingen
Alle in- en uitwendige misvormingen en/of functionele aandoeningen die ofwel bij de geboorte direct herkenbaar zijn, ofwel in aanleg aanwezig zijn en later pas tot uiting komen.
38
Chromosoom afwijkingen
Aandoeningen door een tekort of teveel aan chromosomen.
39
Genetische afwijkingen
Het ontbreken of beschadigd zijn van een heel klein stukje van de grote hoeveelheid DNA met effect op de gezondheid. Vaak erfelijk.
40
Embryonale & foetale ontwikkelingsstoornissen
Afwijkingen die ontstaan tijdens de zwangerschap, door ziekten bij de moeder, blootstelling aan toxen,
41
Perinatale afwijkingen
Aandoeningen die ontstaan vlak vóór, tijdens of na de bevalling.
42
Downsyndroom
Iemand met downsyndroom heeft van één bepaald chromosoom (chromosoom 21) geen twee, maar drie exemplaren in elke cel.
43
Turnersyndroom
Het syndroom van Turner is een erfelijke aandoening die alleen bij vrouwen voorkomt. Bij het syndroom ontbreekt een X-chromosoom volledig of gedeeltelijk.
44
Achondroplasia
Achondroplasie is een erfelijke skeletaandoening veroorzaakt door een stoornis in de kraakbeenvorming van de groeischijven.
45
Hypothyroïdie
Bij hypothyreoïdie maakt uw schildklier te weinig schildklierhormonen.
46
FAS
Foetaal alcohol syndroom (FAS) is een hersenaandoening die ontstaat door alcohol tijdens de zwangerschap.
47
Spina bifida
Spina bifida ('open rug' of 'open ruggetje') is een aangeboren aandoening die het gevolg is van een ontwikkelingsstoornis van het ruggenmerg en de wervelkolom.
48
Foliumzuur
Foliumzuur speelt een belangrijke rol bij de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind. Foliumzuur draagt bij aan de vorming van het zenuwstelsel, dat vanaf de eerste dag na de bevruchting wordt aangelegd.
49
Cerebral palsy
Cerebrale parese (CP) is een houding- en bewegingsstoornis die veroorzaakt wordt door een beschadiging van de hersenen.
50
Micro-organismen
Micro-organismen (= m.o.) zijn levende wezens die niet te zien zijn met het blote oog.
51
Pest
Pest is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis.
52
Ebola
Ebola is een zeldzame maar ernstige infectieziekte die in Afrika voorkomt en vaak gepaard gaat met bloedingen in het lichaam.
53
Rabies
Is een dodelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door een virus.
54
Tinea coporis
Het is een aandoening die veroorzaakt wordt door schimmels, meestal van het geslacht Microsporum of Trichophyton
55
Macro-organismen
Levende organismen die met het blote oog waarneembaar zijn.
56
Schistosoma
Schistosomiasis is een ziekte die ontstaat door infectie met de Schistosoma worm.
57
Bereklauw
Berenklauw is een plantengeslacht met ruim zestig soorten die op diverse plaatsen op het noordelijk halfrond (in gematigde klimaatgebieden) voorkomen. Sap uit de planten schijnt te helpen bij de behandeling van zwerende wonden.
58
Vingerhoedskruid
Giftige plant.
59
Wolfskers
Plant waarvan vooral de bessen zeer giftig zijn die echter in geringe dosering medische toepassingen heeft
60
Chemische ziekteoorzaken
Hierbij wordt ziekte veroorzaakt door contact met, inademen en/of innemen van gevaarlijke chemische stoffen.
61
Ammoniak
Ammoniak is een kleurloos gas dat sterk ruikt.
62
Koolstofmonoxide
Is een gevaarlijk, reukloos en onzichtbaar gas; is in een zeer lage concentratie (<0.001%) aanwezig in de atmosfeer; ontstaat bij de verbranding van brandstoffen die koolstof (C) bevatten, zoals kolen, hout, olie of gas.
63
Fysische ziekteoorzaken
Pathologie wordt veroorzaakt door trauma, bestraling, overbelasting en immobiliteit
64
Osteoporose
Wordt er extra veel bot afgebroken en heel weinig opgebouwd, dan is dit botontkalking.
65
Tenniselleboog
Bij een tennisarm is er irritatie aan de buitenkant van uw elleboog.
66
Immuunstoornissen
Stoornissen ter hoogte van het afweersysteem, met allergie, immuundeficiëntie en auto-immuniteit als gevolg
67
Allergie
Iemand met een allergie is overgevoelig voor bepaalde stoffen.
68
Allergie
Iemand met een allergie is overgevoelig voor bepaalde stoffen.
69
Immuundeficiëntie
Dan werkt uw afweersysteem (immuunsysteem) niet goed.
70
Penicilline
Penicilline is een antibioticum, een geneesmiddel dat bacteriën doodt.
71
Koortsblaasjes
Een koortslip is veel voorkomende blaasjesziekte van de huid-en slijmvliezen, die vooral toeslaat tijdens momenten dat het afweersysteem verlaagd is.
72
Circulatiestoornis
Stoornissen van de circulatie van zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen,… door afwijkingen van hart, vaten en/of samenstelling van het bloed
73
Circulatiestoornis
Stoornissen van de circulatie van zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen,… door afwijkingen van hart, vaten en/of samenstelling van het bloed
74
Stofwisselingstoornis
Stoornissen in de opbouw en afbraak van voornamelijk suikers, vetten, eiwitten,.. en/of energieproductie.
75
Hyperlipidemie
Hypercholesterolemie betekent dat je een te hoog cholesterolgehalte hebt; de hoeveelheid cholesterol in je bloed is verhoogd.
76
Diabetes mellitus
Diabetes is een ziekte waarbij u teveel glucose in uw bloed hebt.
77
Groeistoornis
Ziekten die ontstaan door afwijkingen in het delen, differentiëren en groeien van de cellen en weefsels
78
Voedingsstoornis
Indien de opname van voeding onaangepast is aan de behoefte of bij intolerantie of allergie voor bepaalde voedingsmiddelen, kan ziekte optreden.
79
Rachitis
Rachitis is een stoornis van de botvorming bij kinderen, meestal als gevolg van een vitamine D-tekort.
80
Abusus
Misbruik.
81
Ectropion
Bij een ectropion is de rand van uw onderooglid verslapt. Hierdoor draait deze naar buiten.
82
Cataract
Cataract is een vertroebeling van de ooglens die het scherp zien vermindert.
83
Regressieve veranderingen
Stoornissen in de structuur en functie van cellen, weefsels of organen, als gevolg van een schadelijke prikkel en waarbij regressie optreedt.
84
Noxe
Een schadelijke prikkel
85
Laesie
De verstoring van het homeostartische evenwicht van de cel, veroorzaakt door een noxe.
86
Exogene noxen
Noxen die van buitenaf komen
87
Endogene noxen
Noxen die van binnenuit ontstaan
88
Hypertrofie
De cel is in grootte toegenomen
89
Hyperplasie
De cellen zijn in aantal toegenomen
90
Metaplasie
Is de reversibele verandering van het ene celtype naar het andere celtype op een plaats waar dat normaal niet voorkomt.
91
Neoplasie
Abnormale en ongecontroleerde ontwikkeling van de cellen.
92
Reversibel
De cel herstelt zich indien de noxe verdwijnt
93
Irreversibel
Als de aanpassingsvermogens helemaal falen, vrelopen de regressieve veranderingen snel. De cel gaat kapot en sterft af.
94
Recuperatie
De oorspronkelijke cel kan zich na contact met een noxe herstellen.
95
Regeneratie
De cel kan worden vervangen door een cel met gelijke structuur en functie.
96
Reperatie
De cel kan worden vervangen door bindweefsel.
97
Celdifferentiatie
Het verschillende worden van aanvankelijk gelijke cellen. De cellen moeten de juiste functie krijgen
98
Celdeling
Zorgen voor nakomelingen
99
Celrijping
De cellen moeten volwassen worden
100
Stabiele cellen
Dat ze onder normale omstandigheden zich niet tot nauwelijks delen. Onder orgaanstress wel celdelingen.
101
Labiele cellen
Worden constant aangemaakt en later weer afgestoten en vervangen door cellen met dezelfde structuur en functie.
102
Reserve cellen
Voorraad, waaruit weefselspecifieke cellen ontstaan door middel van celdelingen
103
Degeneratie
De cel is qua functie en structuur minderwaardig.
104
Inborn error of metabolism
Een endogene genetische afwijking waarbij een bepaalde enzym ontbreekt.
105
Inborn error of metabolism
Een endogene genetische afwijking waarbij een bepaalde enzym ontbreekt.
106
Phenylketonurie
Een stoornis in het aminozuurmetabolisme. Door het ontbreken van een bepaald enzym wordt fenylalanine niet omgezet en hoopt zich in het plasma op. Dit leidt tot een gebrekkige, geestelijke ontwikkeling. Tegenwoordig krijgen echter alle zuigelingen een zogenaamde 'hielprik' om deze aandoening op te sporen die door dieetmaatregelen te behandelen is.
107
Syndroom van Marfan
Te weinig of abnormaal elastisch weefsel is aangelegd.
108
Fysiologische atrofie
Organen verdwijnen of worden kleiner als gevolg van een veraalgde celgrootte en celaantal (normale ontwikkeling).
109
Pathologische atrofie
Verschillende organen of weefsels worden veel sneller kleiner als normaal. Weefsels worden kleiner die eigenlijk groter behouden moeten worden.
110
Hongeratrofie
Door voedingstekort veel weefsel kwijtgeraakt. Een afname van onder andere vet, spiereiwitten en hersenweefsel.
111
Inactiviteitsatrofie
Bij langdurig rust
112
Ischemische atrofie
Bij een afname van de bloedvoorziening of zuurstoftekort
113
Mechanische atrofie
Bij decubitus (door lokale druk ontstaat een lokale ischemie) en longemfyseem
114
Necrose
Een lokale, tijdens het leven ontstane dood van afzonderlijke cellen of weefseldood.
115
Autolyse
Proces waarbij een cel zichzelf vernietigt.
116
Heterolyse
Immuunsysteem ontdekt dat bepaalde cellen besmet/schadelijk zijn. Het immuunsysteem gaat die cellen doden.
117
Dood
Einde van het leven
118
Sterven
De overgangsperiode tussen leven en dood.
119
Hersendood
Bij hersendood is er onomkeerbare hersenschade waarbij alle functies van de hersenen en de hersenenstam uitvallen
120
Schijndood
is een staat van bewusteloosheid waarbij onvoldoende en onwaarneembare ademhaling en bloedsomloop is
121
Palor mortis
het bloed zakt naar de laagste gelegen delen
122
Livor mortis
blauwe lijkvlekken
123
algor mortis
afkoeling 1-3 graden celcius per uur
124
rigor mortis
lijkstijfheid ten gevolge van verstijving van gecontraheerde spieren. de lijkstijfheid verdwijnt ten gevolge van autolyse.