Zelfstudie 1 tot 17 Flashcards
Welke vormen zijn er van de subunits?
tense of relaxed, bij tense is er weinig affiniteit voor het substraat. Bij relaxed is er een hoge affiniteit voor het substraat.
Wat is het verschil tussen allostere enzymen en niet-allostere enzymen?
Allostere enzymen hebben meerdere actieve zijdes. De niet-allostere enzymen lopen met 1 boog en de allostere enzymen lopen meer in een s vorm.
Hoe bereken je Vmax en Km?
1/Vmax is het cijfer op de y-as bij x = 0. Km is het cijfer op de x-as bij y = 0.
Wat is irreversibele en reversibele remming?
Irreversibele remming: binden sterk aan een enzym en zijn permanent. Reversibele remming: binden niet zo sterk aan het enzym en is dus omkeerbaar.
Hoe werkt een irreversibele remmer?
Deze remmer bindt aan het enzym en verandert de vorm van het enzym. Hierdoor kan hij het substraat niet meer goed binden.
Wat zijn competitieve remmers en niet competitieve remmers?
Competitieve remmers binden op de plaats van het substraat. Niet competitieve remmers binden op een ander deel van het enzym, maar maken het enzym kapot.
Wat is het effect van competitieve remmers en niet competitieve remmers op de Vmax en Km?
Bij competitieve remmers blijft de Vmax gelijk er is een andere Km. Bij niet competitieve remmers blijft de Km gelijk, maar de Vmax is anders.
Hoe kan de enzymactiviteit gereguleerd worden door middel van kleine moleculen?
Deze kleine moleculen kunnen als reversibele remmer werken.
Hoe ziet het celmembraan eruit?
Bekijk plaatje in de zelfstudie.
Wat is de voornaamste bouw van membraanlipiden?
Een hydrofiele kop van choline, fosfaat, glycerol en een hydrofobe staart.
Waardoor is een membraan vloeibaar?
In de staarten van membraanlipiden zitten dubbele bindingen daardoor gaat de staart scheef staan.
Welke soorten transporteiwitten zijn er?
- Integraal: zitten helemaal door het membraan heen
- Perifeer: liggen op het membraan of zitten vast in het membraan met een staart
- Cytosolair: los van het membraan
Welke soorten transportprocessen zijn er?
transport via kanalen of transport via transporters
Wat is het verschil tussen actief en passief transport door het membraan?
Voor actief transport is er energie nodig of een andere stof (daarbij is indirect ook ATP nodig). Bij passief transport kan de stof gewoon door de transporter heen.
Hoe komt het dat kanalen heel specifiek voor bepaalde stoffen
zijn?
Omdat ze een bepaalde vorm hebben waar niet alle moleculen inpassen.
Wat zijn de verschillen tussen ion-kanalen en carriers?
Door kanalen kunnen ionen makkelijk, maar door transporters moet de receptor van vorm veranderen.
Hoe wordt glucose door het membraan van een dierlijke cel verplaatst?
Daar zijn Na+ en K+ kanalen voor nodig. Eerst gaan 3 Na de cel uit met ATP en 2 K+ de cel in. Dan is er buiten de cel een grotere plus ladingen. Zo kan Na met glucose de cel in.
Hoe werken kalium en natrium ion pompen?
Er gaan drie Na+ naar buiten en 2 K+ naar binnen met ATP.
Hoe ontstaan transporteiwitten?
Doordat eiwitten conformatieveranderingen aan gaan.
Welke 4 groepen chemische hormonen zijn er?
- hormonen gemaakt uit vetzuren
- hormonen gemaakt uit aminozuren (adrenaline)
- eiwit/peptide hormonen
- steroïde hormonen (cortisol)
Welke twee hoofdgroepen receptoren zijn er?
intracellulaire receptoren heel selectief en membraanreceptoren
Reactiesnelheid enzymen
Vo = Vmax [S]/[S]+km
Spontaniteit reactie
deltaG’ = deltaG0’ + RTLnproduct/substraat
PH berekenen
PH = Pk + log[base]/[zuur]