zakenrecht en zakelijke zekerheidsrechten Flashcards

1
Q

vorderingsrechten

A

verschaffen een rechtssubject een recht op een prestatie van een ander rechtssubject. Deze prestatie bestaat erin iets te doen, iets niet te doen of iets te geven. De vorderingsrechten worden bestudeerd in het verbintenissenrecht. Ze hebben betrekking op rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Drie vereisten dienen vervuld te zijn opdat van natrekking sprake kan zijn:

A

twee onderscheiden lichamelijke roerende of onroerende goederen, die uit hun aard zich op een bijzondere wijze tot elkaar verhouden. Ze moeten dus elk een zelfstandige entiteit vormen 2° deze goederen staan zich ten opzichte van elkaar in een verhouding van hoofdzaak tot bijzaak. De hoofdzaak trekt de bijzaak naar zich toe : accessorium sequitur principale (de bijzaak volgt de hoofdzaak). In ons recht, met het uitgesproken belang dat gehecht wordt aan het onroerend goed, zal in de regel het onroerend goed als de hoofdzaak en het bijhorend roerend goed als de bijzaak beschouwd worden. Het principe blijkt te zijn dat de grond alles naar zich toetrekt. Maar er is ook een uitzonderling daarop te vinden : in de appartementsmede-eigendom is de privatieve kavel (het appartement zelf dus als constructie) de hoofdzaak en vormt de grond, samen met de constructies die als gemene delen beschouwd worden, een bijzaak. 3° er moet een materiële band bestaan tussen de hoofdzaak en de bijzaak. Tussen het goed en wat dit goed voortbrengt, is die band evident. In de andere gevallen wordt die band door incorporatie tot stand gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

vereisten voor bestemming door de huisvader

A

1°/ twee percelen behoorden toe aan eenzelfde eigenaar

2°/ deze eigenaar heeft feitelijk het ene erf ten dienste van het andere gesteld en deze situatie bleef bestaan ten tijde van de opsplitsing

3°/ een of beide percelen worden aan een andere eigenaar overgedragen zodat er onderscheiden eigenaars zijn voor de beide percelen

4°/ de overdrachtsovereenkomst bevat geen beding dat het ontstaan van erfdienstbaarheden door bestemming van de huisvader afwijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het numerus clausus beginsel inzake zakelijke rechten.

A

enkel de wetgever bepaalt welke rechten zakelijke werking hebben; de partijen zelf kunnen geen nieuwe zakelijke rechten in het leven roepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lasten van de vruchten

A

(periodieke lasten) Gedacht kan worden aan volgende lasten :

  • alle lasten in verband met directe belastingen (zoals taksen op voertuigen, grondbelastingen (onroerende voorheffing))
  • gewone kosten tot onderhoud

Het behoort tot de verplichtingen van de vruchtgebruiker om de lasten van de vruchten te dragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Goederen buiten de handel

A

Goederen buiten de handel komen in feite wel in aanmerking voor private toeëigening en verhandeling, maar niet in rechte : er is een wettelijk beletsel. Derhalve zijn deze goederen vatbaar noch voor een overeenkomst (art. 1128 BW, art. 1598 BW, noch voor verjaring (art. 2226 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

openbare domeingoederen

A

goederen van een publiekrechtelijke rechtspersoon die door hun aard of door een beslissing van de bevoegde overheid tot het algemeen nut zijn bestemd of door de wet uitdrukkelijk in het openbaar domein zijn opgenomen. De openbare domeingoederen vormen aldus een bijzondere categorie van domeingoederen : ze zijn uit hun aard of door een uitdrukkelijke of stilzwijgende wilsuiting vanwege de overheid geaffecteerd tot het openbaar domein. Is dit niet het geval, dan gaat het over private domeingoederen. De goederen van het openbaar domein zijn noodzakelijk tot het vervullen van een openbare dienst of voor het behartigen van een openbare noodwendigheid. oh kan ook desaffecteren (uit openbaar domein halen, dan behoort het tot het privaat domein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

voortdurende erfdienstbaarheid

A

Een voortdurende erfdienstbaarheid is een erfdienstbaarheid die ononderbroken bestaat, zonder dat daartoe telkens een daad van de mens vereist is (art. 688 BW). Bv. - water-, gas-, en elektriciteitsleidingen - rioleringen - goten - lichten, uitzichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een niet-zichtbare erfdienstbaarheid

A

Een niet-zichtbare erfdienstbaarheid is een erfdienstbaarheid die geen uitwendig teken van haar bestaan vertoont. Bv. : - een verbod om boven een bepaalde hoogte te bouwen - een verbod om niet te bouwen (erfdienstbaarheid “non aedificandi”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

houder (detector)

A

Wie slechts materieel het goed onder zich heeft, maar niet voldoet aan de animus-vereiste, is geen bezitter, maar enkel een houder (detentor). De houder is dus degene aan wie de eigenaar zijn goed tijdelijk heeft toevertrouwd (bv. een huurder, een bewaarnemer, een bruiklener), of aan wie de wet of een contract toelaat het goed van iemand anders te gebruiken (bv. een vruchtgebruiker, een bewindvoerder). Uiterlijk ziet men niet echt het verschil, vermits ook de houder het goed materieel onder zich heeft. Maar krachtens een contract of de wet (een rechtstitel dus) is de houder tot teruggave verplicht. De bezitter is dit niet. Hij houdt het goed om het te behouden, en niet om het terug te moeten geven aan iemand anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Erfdienstbaarheden bij de wil van de mens

A

Burgers kunnen zelf op drie wijzen erfdienstbaarheden tot stand doen komen : 1°/ door een titel 2°/ door verjaring 3°/ ingevolge de bestemming van de huisvader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De bestemming door de huisvader

A

(art. 692-693 BW) is een bijzondere wijze van ontstaan van erfdienstbaarheden die enkel eigen is aan de erfdienstbaarheden. Het gaat om het tot stand brengen van een materiële toestand door eenzelfde eigenaar tussen twee erven waardoor er een erfdienstbaarheid zou tot stand gekomen zijn indien die erven aan twee verschillende eigenaars zouden hebben toebehoord. Door de feitelijke toestand die bestond ten tijde dat de erven verenigd waren, ontstaan er na de juridische scheiding van de erven erfdienstbaarheden. Deze juridische scheiding kan tot stand komen door om het even welke vervreemding (art. 694 BW), zoals verdeling, verkrijgende verjaring, onteigening. Enkel zichtbare en voortdurende erfdienstbaarheden kunnen ontstaan door bestemming van de huisvader. Bv. een boom staat na de opsplitsing van de twee erven te dicht bij de scheidslijn; deze toestand blijft ten titel van erfdienstbaarheid als last voor het erf waarbij de boom te dicht staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intellectuele rechten

A

(zoals het auteursrecht, het octrooi, de merken) geven aan een auteur (in de ruime zin van het woord) een tijdelijk en exclusief exploitatierecht op een originele creatie van de menselijke geest. Ze laten de auteur toe aan derden te verbieden om die creatie te gebruiken of te miskennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De prior tempore-regel

A

een ouder pandrecht gaat voor een recenter pandrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onroerende rechtsvorderingen

A

Onroerende rechtsvorderingen zijn alle rechtsvorderingen die betrekking hebben op een onroerend vermogensrecht. Ook rechtsvorderingen die strekken tot het opeisen van een onroerend goed zijn onroerende rechtsvorderingen (art. 526 BW). Het gaat hier om persoonlijke vorderingen waardoor de eiser het onroerend goed dat hij vervreemd had, wil terugkrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lasten van de eigendom

A

(bv. de terugbetaling van een lening, het volstorten van nog niet volstorte aandelen) zijn niet ten laste van de vruchtgebruiker maar zijn voor rekening van het kapitaal. Ze moeten dus door de blote eigenaar betaald worden. Maar indirect kan er wel een verlies zijn voor de vruchtgebruiker : als het kapitaal daalt door het dragen van deze lasten, vermindert mogelijks ook de opbrengst van dit kapitaal die aan de vruchtgebruiker toekomt. Als de blote eigenaar die lasten zelf betaalt met eigen middelen en niet met het kapitaal dat met vruchtgebruik bezwaard is, dan zal hij op het einde van het vruchtgebruik recht hebben op de interest. Is het daarentegen de vruchtgebruiker die de lasten van de eigendom betaalt, dan heeft hij enkel recht op het kapitaal, doch op het nominaal bedrag dat hij betaald heeft, niet op het bijkomende interest. Hij schiet de kosten voor die moeten gedragen worden door de blote eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

discretionaire bevoegdheid

A

De vrije beslissingsruimte van de rechter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vordering tot ontkenning van erfdienstbaarheid bij de vrederechter

A

Wanneer de last te wijten is aan de afloop van water die door toedoen van de mens tot stand komt100, of door een verzwaring van een natuurlijke afloop, dan kan de eigenaar van het lager liggende erf een zakelijke vordering tot ontkenning van erfdienstbaarheid bij de vrederechter (art. 591 Ger.W.) instellen tegen de eigenaar van het hoger gelegen erf vermits de last de perken van art. 640 BW overschrijdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het werkkapitaal

A

de som van de voorschotten die door de mede- eigenaars betaald worden als voorziening voor het betalen van de periodieke uitgaven, zoals de verwarmings- en verlichtingskosten van de gemeenschappelijke delen, de beheerskosten, de uitgaven voor de huisbewaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De bezitter moet over een wettige titel beschikken

A

dit betekent dat, opdat hij zich op de verkrijgende verjaring zou kunnen beroepen indien hij aangesproken wordt, hij moet kunnen aantonen dat een vorige bezitter hem het onroerend goed vrijwillig en definitief heeft afgestaan, dus dat hij krachtens een wettige grond (bv. het erfrecht, een toewijzing na beslag) of krachtens een eigendomsoverdragende rechtshandeling (zoals een koop, ruil, schenking, legaat, verdeling, toewijs na vrijwillige openbare verkoop) het onroerend goed verkregen heeft. enkel wanneer de titel van de verkrijger door een absolute nietigheid aangetast is, de verkorte verjaringstermijn niet kan gelden. Dit is bv. het geval wanneer plechtige rechtshandelingen (bv. een schenking van onroerende goederen) zonder authentieke akte plaatsgevonden hebben. Wanneer daarentegen de titel slechts door een relatieve nietigheid aangetast is (bv. contracten met een gebrek in de toestemming, of met handelingsonbekwamen), dan is de verkorte verkrijgende verjaringstermijn toch van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zakelijke hoofdrechten

A

Ze hebben betrekking op de zaak zelf. Het eigendomsrecht en de zakelijke genotsrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

registerpand

A

publiciteit gegeven aan pandrecht door publiciteit in een nog op te richten nationaal pandregister (elektronische databank). Hierbij is geen sprake van buitenbezitstelling wat de schuldenaar toelaat het verpande goed te blijven gebruiken. Hij mag de verpande goederen zelfs verwerken indien het goederen zijn die bestemd zijn voor verwerking, en er zelfs over beschikken indien dit kadert binnen een normale bedrijfsvoering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

domeinvergunning

A

publiekrechtelijk gebruiksrecht op openbare domeingoederen

domeinvergunning is een beslissing van de bevoegde overheid waarbij deze aan een particulier of privaatrechtelijke rechtspersoon de toelating geeft om tijdelijk het exclusief genot te hebben van een deel van het openbaar domein (bv. aan een horecazaak om een terras op een openbaar plein in te richten en uit te baten). Deze toelating is steeds precair : het behelst een eenzijdige bestuursbeslissing vanwege de overheid die te allen tijde kan ingetrokken worden. In hoofde van de genieter is het een gunst die niet tot een mogelijke aanspraak tegen de overheid (dus geen subjectief recht in hoofde van de particulier) kan leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Testamentaire hypotheek

A

Hypotheek gevestigd door een erflater op een of meer onroerende goederen als waarborg van de door hem gemaakte legaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen behoort toe aan

A

1- De syndicus tijdens de in het reglement van mede-eigendom vastgelegde periode of telkens als er dringend in het belang van de mede-eigendom een beslissing genomen moet worden (art. 577-6, § 2, lid 1, BW); 2- De vrederechter, wanneer de syndicus verzuimt of onrechtmatig weigert zulks te doen (art. 577-9, § 3 BW); om het verzuim of de weigering van de syndicus te bewijzen zal men hem daartoe, bij aangetekende brief, in gebreke stellen; 3- Eén of meer mede-eigenaars die ten minste één vijfde van de aandelen in de gemeenschappelijke delen bezitten. Dit verzoek wordt bij een ter post aangetekende brief aan de syndicus gericht, die binnen de dertig dagen na de ontvangst van het verzoek de bijeenroeping verzendt aan de mede- eigenaars (art. 577-6, § 2, lid 2, BW), of hun vertegenwoordigers. Wanneer de syndicus geen gevolg geeft aan dit verzoek kan één van de mede-eigenaars die het verzoek mee ondertekend heeft, zelf de algemene vergadering bijeenroepen (art. 577-6, § 2, lid 3, BW). In dat geval is de tussenkomst van de vrederechter niet vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gemeenschappelijk vruchtgebruik

A

Dit betekent dat twee of meer personen samen het vruchtgebruik gelijktijdig uitoefenen. Het vruchtgebruik eindigt wanneer de langstlevende van de vruchtgebruikers overleden is. Het vruchtgebruik van de vooroverledene(n) wast aan bij dit van de overlevenden. Deze modaliteit wordt best uitdrukkelijk bedongen. Als dit niet gebeurt, is het een gewoon onverdeeld vruchtgebruik dat per deel eindigt, telkens wanneer een deelgenoot sterft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vermogen

A

Het is een geheel van baten en lasten. De goederen vormen de baten. De lasten zijn de schulden die een persoon te voldoen heeft. Het vermogen is geen statisch gegeven. Het evolueert constant. Het omvat zowel de tegenwoordige als de toekomstige goederen. Elk rechtssubject dat een verbintenis aangaat, verbindt zich met gans zijn vermogen (art. 7 Hyp.W.),

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inpandgeving (oud)

A

Inpandgeving is een contract waarbij een schuldenaar aan zijn schuldeiser een zaak afgeeft tot zekerheid van zijn schuld (art. 2071 BW). De inpandgeving is een zakelijk, bijkomend en eenzijdig contract dat een roerend goed tot voorwerp heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oorspronkelijke wijzen van eigendomsverkrijging.

A

Daarmee worden bedoeld de wijzen waarop een rechtssubject eigendom verkrijgt zonder eigendomsoverdracht vanwege een ander rechtssubject. Het gaat om feitelijke toestanden die leiden tot eigendom. Het Burgerlijk Wetboek wijst op de verkrijgende verjaring en de natrekking (art. 712 BW). Maar ook de toeëigening en de schatvinding leiden tot eigendom zonder de tussenkomst van een rechtssubject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Daden van behoud

A

Daden van behoud strekken ertoe het goed te behouden in de staat waarin het is en de teloorgang ervan te vermijden. Het kan zowel om materiële als om rechtshandelingen gaan. Gedacht kan worden aan het herstellen van het goed na beschadiging, het betalen van een verzekeringspremie, het instellen van een bezitsvordering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

chirografaire schuldeisers

A

gewone schuldeisers die op geen enkel zakelijk zekerheidsrecht aanspraak kunnen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

statuten

A

bestaande uit een basisakte en een reglement van mede- eigendom, gebeurd bij notariële akte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het recht van opstal

A

Het recht van opstal is een zakelijk recht om gebouwen, werken of beplantingen op andermans grond te bezitten (art. 1 Wet 10 januari 1824). Algemeen wordt aanvaard dat dit ook mogelijk is voor werken of gebouwen in de grond. Dit recht impliceert een afwijking van het recht van natrekking m.b.t. de grond : in principe zijn gebouwen, werken en beplantingen op een grond eigendom van de eigenaar van de grond krachtens het recht van natrekking dat vervat is in art. 552 e.v. BW. Door de vestiging van een recht van opstal wijkt men af van dit principe en vindt een horizontale splitsing plaats tussen het eigendomsrecht van de grond en het eigendomsrecht van de opstallen (gebouwen, werken, beplantingen). De opstalwet is op de dwingende regeling inzake de duur na, van suppletief recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schatten

A

Schatten zijn goederen die verborgen werden en die dus een eigenaar gehad hebben, die evenwel zijn eigendomsrecht niet (meer) kan aantonen. Wie een schat vindt in de grond waarvan hijzelf eigenaar is (vinder = eigenaar), dan wordt hij alleen eigenaar van de gehele schat. Als de vinder evenwel niet de eigenaar is van de grond, dan verkrijgen de vinder en de eigenaar van de grond elk de helft van de schat (art. 716 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verbruikbare en niet verbruikbare goederen

A

Verbruikbare goederen zijn goederen die verloren gaan bij het eerste gebruik dat men ervan maakt. Dit “verloren gaan” kan feitelijk zijn bv. etenswaren; of juridisch bv. geld. Men kan deze goederen dus niet gebruiken zonder er tegelijk ook over te beschikken. Dit in tegenstelling tot een niet-verbruikbaar goed bv. een boek. Na het gebruik kan men perfect hetzelfde goed teruggeven aan de eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vervangbare goederen

A

Vervangbare goederen zijn goederen die, omdat ze in de ogen van de betrokken partijen gelijksoortig zijn of als dusdanig beschouwd worden, onderling verwisselbaar zijn. Het criterium om dit onderscheid te maken is de wil van de partijen, dus niet een intrinsiek kenmerk van de goederen zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de leer van het rechtsmisbruik: overkoepelend criterium

A

overkoepelend criterium dat het Hof van Cassatie in een arrest van 10 februari 1971 heeft aangebracht en dat sindsdien herhaaldelijk in de rechtspraak werd bevestigd:

rechtsmisbruik kan ontstaan door de uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon.

Enkel een rechtsuitoefening die kennelijk (= duidelijk) onredelijk is, wordt gesanctioneerd. De vrije rechtsuitoefening wordt zo weinig als mogelijk beknot, maar de rechter grijpt wel in als deze echt niet redelijk is. rechter gaat over tot een beperkte of marginale toetsing van de zorgvuldigheid van het gedrag van de rechtsuitoefenaar, en niet tot een volle toetsing aan de zorgvuldigheidsnorm. Niet elke afwijking van het gedrag van een normaal zorgvuldig persoon zal bij de beoordeling van de rechtsuitoefening tot rechtsmisbruik leiden : enkel een kennelijk (krasse, duidelijke) afwijkende rechtsuitoefening die men van geen enkele redelijke persoon mag verwachten, wordt gesanctioneerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wettelijke erfdienstbaarheden

A

Wettelijke erfdienstbaarheden zijn deze die opgelegd worden krachtens wettelijke bepalingen, in het licht van het belang dat de wetgever aan een goede regeling tussen naburige erven hecht.

Sommige daarvan strekken tot openbaar nut; andere dienen enkel private belangen.

Enkel de lasten die ten behoeve van een ander erf gelden, kunnen als eigenlijke erfdienstbaarheden gekwalificeerd worden. Bv. het verbod te bouwen naast een militair vliegveld, naast begraafplaatsen, naast thermale of minerale bronnen, enz.

Dit is niet het geval voor de lasten die in het algemeen belang op erven gelegd worden door de wetgever, maar die niet tot nut strekken van een ander erf, zoals regels inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, het dulden van leidingen inzake allerlei nutsvoorzieningen zoals gas, elektriciteit, enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

concessie

A

publiekrechtelijke gebruiksrecht op openbare domeingoederen

De concessie behelst een bestuurlijk contract tussen de overheid en een particulier of privaatrechtelijke rechtspersoon als concessiehouder, waarbij deze laatste een openbaar domeingoed exclusief mag gebruiken volgens de bestemming en voor de duur die in de concessie wordt bepaald (bv. concessie tot de bouw van windmolens, grafconcessie).

Veelal zal de duur van de concessie verband houden met de termijn die nodig is om de gedane investering af te schrijven. De voortijdige beëindiging van de concessie kan hier desgevallend wel tot schadevergoeding aanleiding geven. Immers spruit uit deze rechtsverhouding wel een subjectief recht voor de concessiehouder voort. Maar het is geenszins zo dat dergelijke rechtsverhouding als een privaatrechtelijke rechtsverhouding (zoals een huur) zou kunnen gekwalificeerd worden. Met betrekking tot openbare domeingoederen is dit uitgesloten. concessie is belangrijk voor belangrijke/grote projecten, grote investeringen, de duur is belangrijk omdat men zo een exploitatie eruit kan halen om de investeringen terug te verdienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Vrijwillige mede-eigendom

A

Vrijwillige mede-eigendom komt tot stand wanneer een of meerdere personen bij overeenkomst een staat van onverdeeldheid in het leven roepen. Deze rechtstoestand van mede-eigendom is weldegelijk gewild. Gedacht kan worden aan de gezamenlijke aankoop van een woning door ongehuwde partners, de gezamenlijke inzet bij een kansspel (lotto), enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

schorsing

A

Schorsing van de verjaringstermijn betekent dat de verjaringstermijn tijdelijk blijft stilstaan en pas verder loopt wanneer de oorzaak van de schorsing verdwenen is. De wetgever beschermt personen die moeilijk stuitingsdaden kunnen stellen, en verleent uitstel voor de stuiting van de verjaringstermijn tot op het ogenblik dat die personen wel in staat zijn op te komen voor hun belangen. Over welke personen gaat het ? Ze zijn in de wet bepaald34. Minderjarigen en onbekwaamverklaarden (ook al zijn er ook uitzonderingsgevallen waarbij geen schorsing van de verjaringstermijn geldt, zie art. 2278 BW) en echtgenoten voor aanspraken tegen elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De dubbele functie van het recht van natrekking

A

natrekking doet een rechtssubject eigendom verkrijgen op een oorspronkelijke wijze, zonder tussenkomst van een ander rechtssubject. Vanuit die optiek leidt natrekking dus tot het ontstaan van eigendomsrechten, en spreken we van de materieelrechtelijke functie van het recht van natrekking als oorspronkelijke wijze van eigendomsverkrijging.

De natrekking heeft evenwel ook een bewijsrechtelijke functie. Het begrip houdt een vermoeden van eigendom in : men mag ervan uitgaan dat de eigenaar van de hoofdzaak ook de eigenaar is van de bijzaak die met de hoofdzaak verbonden is.

Art. 553 BW stelt een dubbel vermoeden in : vooreerst dat de grondeigenaar ook eigenaar is van de gebouwen, beplantingen en werken op of onder de grond; bovendien dat hij deze constructies, beplantingen en werken op eigen kosten heeft gerealiseerd.

Maar het vermoeden kan weerlegd worden door het tegenbewijs te leveren. Wanneer het tegenbewijs steunt op een rechtshandeling (bv. de vestiging van een recht van opstal), dan moet het met een schriftelijke akte geleverd worden. Wanneer het tegenbewijs daarentegen op materiële feiten steunt (bv. de verkrijgende verjaring), mag het bewijs met alle bewijsmiddelen geleverd worden.

Dat een derde via de verkrijgende verjaring eigendomsrechten van een ondergrondse ruimte onder het gebouw van een andere eigenaar, of van een ander gedeelte van zijn gebouw, wordt uitdrukkelijk bevestigd in art. 553 BW. Het Hof van Cassatie heeft uit deze bepaling afgeleid dat de ondergrond kan afgescheiden worden van de bovengrond en vatbaar is voor afzonderlijke toeëigening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

evenwichtsleer (ook : burenhinderleer/leer inzake hinder uit nabuurschap)

A

de eigenaar die zonder een fout te begaan, zijn buurman een hinder aandoet die boven de gewone nabuurschapsnadelen uitstijgt, is hem een passende compensatie verschuldigd zodat het evenwicht tussen de twee eigendommen hersteld wordt. Deze evenwichtsleer brak door in onze rechtsorde in de beroemde kanaal- en schoorsteenarresten van ons Hof van Cassatie van 6 april 1960. art. 544 BW : opdat de uitoefening van het eigendomsrecht van elke eigenaar zoveel als mogelijk gelijkmatig kan plaatsvinden, is compensatie nodig wanneer het evenwicht verbroken is. moet zijn tussen buren en al wie ingevolge een zakelijk of persoonlijk recht over een attribuut van het eigendomsrecht beschikt, kan een vordering op basis van burenhinder instellen of zich daartegen moeten verweren. De hinder moet gelinkt kunnen worden aan een gedraging (een doen of een niet-doen) van een titularis van een attribuut van het eigendomsrecht. Vandaar dat het hier om een foutloze aansprakelijkheid gaat, en niet om een objectieve aansprakelijkheid. (!!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het privaat domein

A

Het privaat domein omvat alle domeingoederen die door de overheid niet voor het gebruik door het publiek of voor de werking van een openbare dienst bestemd zijn. Het gaat dus om alle domeingoederen die niet tot het openbaar domein behoren.

Bij het verkopen van deze goederen, of wanneer een ander vermogensrecht daarop wordt toegekend, moeten de beginselen van gelijkheid, transparantie en vrije mededinging nageleefd worden. De private domeingoederen zijn in de handel. Ze kunnen het voorwerp uitmaken van overeenkomsten en van verkrijgende verjaring. De overheid kan erover beschikken, er zakelijke rechten op toestaan en deze goederen verhuren. Ze is zoals elke eigenaar aansprakelijk voor de schade die door de private domeingoederen wordt veroorzaakt (art. 1384 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

voorwaarde bezitter zich op de verjaringstermijnen van 10 of 20 jaar kan beroepen

A

deugdelijk bezit te goeder trouw én een wettige titel tot verkrijging van het onroerend goed in hoofde van de bezitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Het recht van bewoning

A

Het recht van bewoning is het zakelijk genotsrecht krachtens hetwelk de titularis het recht van gebruik heeft van het huis van een andere persoon, zonder recht op de vruchten (art. 632-634 BW). Hij kan het goed dus enkel zelf met zijn gezin bewonen, maar hij heeft niet het recht het goed te verhuren. Het recht van bewoning kan enkel slaan op een onroerend goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

erfdienstbaarheid bij wil van de mens door verjaring:

A

Enkel erfdienstbaarheden die tegelijk zichtbaar en voortdurend zijn, kunnen krachtens art. 690-691 BW door verjaring verkregen worden. De termijn van de verkrijgende verjaring bedraagt 30 jaar te rekenen vanaf de voltooiing van de werken die de erfdienstbaarheid zichtbaar hebben gemaakt (art. 691 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Erfpacht

A

Erfpacht is het zakelijk recht om het volle genot van andermans onroerend goed te hebben onder de verplichting om een periodieke vergoeding te betalen hetzij in geld, hetzij in natura.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

kosten boedelbeschrijving en staat bij vruchtgebruik bij nalatenschap aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving

A

Indien het vruchtgebruik afhangt van een nalatenschap die aanvaard wordt onder voorrecht van boedelbeschrijving worden de kosten gedeeld tussen vruchtgebruiker en blote eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

onroerende schuldvorderingen

A

Schuldvorderingen zijn in principe roerend, vermits de wet ze niet als onroerend aanmerkt. Ze zijn slechts bij uitzondering onroerend. De schuldvorderingen die een ‘doen’ of een ‘laten’ tot voorwerp hebben, in elk geval niet. Enkel de schuldvorderingen die een ‘geven’ van onroerend zakelijk recht inhouden, zijn onroerend. Maar ook die zijn beperkt in ons recht dat uitgaat van het consensualisme inzake eigendomsoverdracht : in principe gaat eigendom over solo consensu; de leveringsplicht die nadien blijft bestaan, is een vordering tot een ‘doen’ en dus roerend. Dus slechts uitzonderlijk zal er sprake zijn van een verbintenis tot overdracht van een onroerend zakelijk recht. Dit is het geval wanneer de partijen overeengekomen zijn dat de eigendom pas met de levering van het onroerend goed bij het verlijden van de notariële akte zal overgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Diefstal

A

Elke onvrijwillige beroving van het goed, ook al is het misdrijf ingevolge bepaalde omstandigheden niet strafbaar of is de dader niet te vinden. Met diefstal mogen evenwel niet gelijk gesteld worden de misdrijven oplichting en misbruik van vertrouwen, vermits hierbij sprake is van een vrijwillige afstand door de eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

De toeëigening (occupatio)

A

De toeëigening (occupatio) is een oorspronkelijke wijze van eigendomsverkrijging waarbij men zich in het bezit stelt van een zaak die aan niemand toebehoort. (res nullius of res derelictae)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wijze tenietgaan erfdienstbaarheid: De onmogelijkheid tot gebruik

A

Wanneer de zaken zich in dergelijke staat bevinden dat men er geen gebruik meer kan van maken, dan gaat de erfdienstbaarheid overeenkomstig art. 703 BW teniet. Bv. een erfdienstbaarheid van licht gaat teniet wanneer het desbetreffende huis definitief wordt afgebroken en dus niet meer herbouwd wordt. De erfdienstbaarheid kan evenwel herleven, indien de zaken derwijze hersteld worden dat men ze weer kan gebruiken (art. 704 BW). Voorwaarde is echter dat de erfdienstbaarheid niet verzwaard wordt en dat ze hersteld wordt vooraleer de dertigjarige verjaring is ingetreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

collectieve eigendom

A

Met collectieve eigendom bedoelt men de eigendomsverhouding die ontstaat wanneer twee of meer personen een goed of meerdere goederen inbrengen in een bijzonder vermogen om er een gemeenschappelijk doel mee te realiseren (bv. een huwgemeenschap, het vermogen van een maatschap, een feitelijke vereniging, een vennootschap). De regels die gelden voor onverdeeldheden of mede-eigendom, zijn op dit bijzonder doelgebonden vermogen niet van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

bezit: intentioneel element (animus possessionis)

A

Met het intentioneel element wordt verwezen naar de intentie van degene die het goed onder zich heeft. Indien degene die de macht over het goed uitoefent, dit doet met de bedoeling die heerschappij voor zichzelf uit te oefenen, dan is hij bezitter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

stuiting

A

Dit betekent dat door of ten behoeve van degene tegen wie de verjaring loopt, het recht wordt uitgeoefend of erkend, waardoor de verjaringstermijn stopt en verloren gaat. Eventueel kan na de stuiting een nieuwe verjaringstermijn beginnen lopen. Maar de termijn van voor de stuiting telt niet meer mee. De stuiting van de verjaring kan van tweeërlei aard zijn : een natuurlijke stuiting of een burgerlijke stuiting (art. 2242 BW).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Gemene goederen (res communes)

A

Gemene goederen behoren aan niemand toe, maar het gebruik ervan is gemeen aan alle burgers. Bv. het licht, de lucht, de zee, stromend water in allerlei waterlopen. Deze goederen zijn omwille van hun aard, dus wegens een feitelijk beletsel, niet vatbaar voor exclusieve private toeëigening voor het geheel, maar gebeurlijk wel voor een deel (een emmertje zeewater, een ballon met lucht, de waterkracht van een rivier …). Het genot en gebruik van de gemene goederen worden geregeld door politiewetten (art. 714 BW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

natuurlijke stuiting

A

Natuurlijke stuiting vindt plaats wanneer de bezitter voor langer dan één jaar van het genot van een onroerend goed beroofd is, door de eigenaar of door een derde (art. 2243 BW). Waarom die termijn van één jaar ? Omdat de bezitter over één jaar beschikt om een bezitsvordering in te stellen Bij een natuurlijke stuiting begint eventueel een nieuwe verjaringstermijn te lopen, zodra de vroegere bezitter opnieuw het bezit verkrijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

vergaan (vruchtgebruik)

A

Onder vergaan verstaat men het “volledig tenietgaan” van het goed waarop het vruchtgebruik gevestigd is (art. 617 in fine BW), door toeval of overmacht. Met volledig tenietgaan wordt gelijkgesteld : een wijziging in de vorm of in de bestemming. Wat de wijziging in de vorm betreft kan verwezen worden naar art. 624, lid 1, BW: “Wanneer het vruchtgebruik op een gebouw is gevestigd en dit gebouw door brand of door een ander ongeval vernield wordt of door ouderdom instort, heeft de vruchtgebruiker geen recht op de grond of op de materialen”. Voor een bestemmingswijziging kan men denken aan gevallen waarin de overheid de bestemming van een onroerend goed wijzigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

accessoire opstalrechten

A

Dit zijn opstalrechten die ontstaan als bijkomstig recht in een andere juridische verhouding dan een hoofdzakelijke opstalgever-opstalhouder- verhouding. De imperatieve bepaling inzake de duur van het zelfstandig opstalrecht (max. 50 jaar) geldt niet in het kader van de accessoire opstalrechten : deze duren zolang als het hoofdrecht duurt, dus desgevallend langer dan 50 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Personeel negatief stelsel

A

Personeel negatief stelsel Personeel : overschrijving/inschrijving op naam van de persoon Negatief : enkel administratieve formaliteit, geen zekerheid over de rechtsgeldigheid vd overdracht Voordeel : eenvoudig Nadeel : niet zeer adequaat en onvolledig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

samenloop

A

Er is samenloop wanneer meerdere schuldeisers gelijktijdig aanspraken doen gelden op het vermogen of op een deel van het vermogen van hun gezamenlijke schuldenaar. De samenloop kan zijn oorsprong vinden in de wet zelf, of in een toevallig samentreffen van de aanspraken van de schuldeisers. Er is ondermeer wettige samenloop of samenloop van rechtswege in geval van faillissement, bij een collectieve schuldenregeling, bij de vereffening van een vennootschap, bij de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving van een nalatenschap. Een ‘toevallige’ samenloop is er ondermeer door het leggen van een bewarend of uitvoerend beslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

soortgoederen (genera en bepaalde goederen (species)

A

Soortgoederen zijn goederen die slechts naar hun generieke eigenschappen bepaald zijn bv. graan, koper. Ze worden verhandeld bij het gewicht, het getal of per maat. Ze zijn dus niet individueel bepaald, wat wel het geval is bij ‘bepaalde goederen’ (species). De kenmerken van het goed zelf vormen het criterium om het onderscheid tussen deze goederen te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Multi-eigendom

A

Multi-eigendom (ook genoemd ‘periode-eigendom’ of ‘time-sharing52’) is de rechtstoestand waarbij verschillende personen gezamenlijk eigenaar zijn van een onroerend goed (doorgaans een vakantieverblijf) en elk achtereenvolgens gedurende een beperkte, welbepaalde, weerkerende periode het exclusief gebruik hebben van dit goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

wijze tenietgaan erfdienstbaarheid: Vermenging

A

Erfdienstbaarheden gaan teniet wanneer de beide erven in dezelfde hand verenigd worden (art. 705 BW). Deze oorzaak van tenietgaan van een erfdienstbaarheid mag men niet al te strikt opvatten : indien de eigenaar de materiële toestand van de erfdienstbaarheid heeft behouden, kan de erfdienstbaarheid herleven wanneer de vervreemding van één van beide erven gebeurt vóór het verstrijken van de verjaringstermijn. Houdt de vermenging op, dan zal de erfdienstbaarheid herleven. Bepaalde rechtsleer houdt evenwel voor dat dit slechts kan voor zichtbare erfdienstbaarheden (zie hoger bij de bespreking van de erfdienstbaarheden door bestemming van de huisvader)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Incorporatie- link onroerend uit aard

A

Incorporatie is de noodzakelijke vereiste om een constructie als onroerend uit haar aard te beschouwen. Het gaat dus niet enkel om wat echt – via een verbindend element – vastzit aan de grond, maar meer algemeen “voorwerpen die een duurzaam en gewoonlijk ermee verbonden zijn of erin vastzitten”, en zelfs al gaat het om een beweeglijk voorwerp dat evenwel duurzaam en gewoonlijk verbonden is met de grond Bv. Rolkranen in de Antwerpse haven die reden op in de grond vastgemaakte sporen. De incorporatie is een voldoende voorwaarde om een goed onroerend uit zijn aard te maken: wie het goed met de grond verbonden heeft- eigenaar of geen eigenaar – speelt geen rol. Dit in tegenstelling tot wat het geval is bij de goederen die onroerend zijn door bestemming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

verlies

A

het onvrijwillig teloorgaan van het goed in hoofde van de eigenaar, bezitter of houder door hun onachtzaamheid of die van hun aangestelden, of door overmacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

erfdienstbaarheid bij wil van de mens door titel:

A

Art. 690 BW bepaalt dat een erfdienstbaarheid door een titel of door bezit kan verkregen worden. Met de titel bedoelt men hier de rechtshandeling (negotium), niet de akte (instrumentum). Een erfdienstbaarheid bij overeenkomst vestigen is een daad van beschikking. Men dient daartoe de nodige handelingsbekwaamheid te hebben. Een erfdienstbaarheid kan bij overeenkomst gevestigd worden voor een bepaalde of onbepaalde duur, en zelfs onder een bepaalde voorwaarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

paritas creditorum

A

Alle schuldeisers worden in principe gelijk behandeld Krachtens art. 8 Hyp.W. strekken de goederen van de schuldenaar tot gemeenschappelijke waarborg van zijn schuldeisers, en wordt de prijs daarvan in principe naar evenredigheid van hun vordering verdeeld. Van deze verhoudingsgewijze, of pondspondsgewijze verdeling, is slechts sprake wanneer er een samenloop tussen de schuldeisers ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Beheer als een goed huisvader

A

Goederen als een goed huisvader beheren, betekent dat men dit met dezelfde zorg doet als normaal zorgvuldig persoon. De vruchtgebruiker moet de met vruchtgebruik belaste goederen in stand houden en dus elke beschadiging, behalve deze van een normale slijtage, voorkomen en daartoe alle nodige maatregelen treffen (art. 578 BW). Hij mag het kapitaal niet aantasten om tijdelijk een beter inkomen te hebben. De instandhouding moet men niet al te letterlijk opvatten : hij moet het kapitaal in stand houden. Dit betekent dat in functie van de aard van de goederen de vruchtgebruiker niet noodzakelijk dezelfde voorwerpen moet behouden, maar wel de omvang van het kapitaal (noch de bestemming ervan, zie verder) niet mag aantasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Inschrijving

A

Inschrijving is een formaliteit die bestaat in het afschrijven van een borderel in het register van de inschrijvingen. Het borderel bevat een samenvatting van de akte. Het borderel wordt in tweevoud, samen met de akte, neergelegd op het hypotheekkantoor. Als bewijs van de inschrijving krijgt men een van de borderellen met het inschrijvingsrelaas terug. Enkel één borderel blijft op het hypotheekkantoor. Wat moet ingeschreven worden? Enkel bijzondere voorrechten op onroerende goederen (art. 29-40 Hyp.W.) en hypotheken (art. 82-91 Hyp.W.) worden ingeschreven in het register van de inschrijvingen op het hypotheekkantoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

bezitsvoeging

A

wanneer opeenvolgende bezitters aan de vereisten voldoen van een bezit dat tot grondslag van verkrijgende verjaring strekt, kan de termijn van het bezit van deze opeenvolgende personen samengevoegd worden om de verkrijgende verjaringstermijn te vervolledigen, op voorwaarde dat er tussen hen een rechtsovergang plaatsgevonden heeft, ten bijzondere titel (bv. verkoop, schenking, bijzonder legaat), ten bezwarende titel (verkoop) of om niet (schenking). Tussen een bezitter en een dief is er dus geen bezitsvoeging. Maar ook niet tussen een persoon en de verkrijger ten algemene titel (door erfenis), ondanks wat art. 2235 BW daarover bepaalt. Immers, een verkrijger ten algemene titel neemt het bezit over van zijn rechtsvoorganger zoals het is en zet het voort, zodat er geen sprake is van een nieuw bezit en bezitsvoeging zich dan ook niet opdringt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Mede- eigendom

A

Mede-eigendom is de onder meerdere personen verdeelde eigendom over eenzelfde goed. Elke mede-eigenaar heeft het eigendomsrecht van een mathematisch breukdeel van een goed dat materieel een eenheid blijft. Het goed wordt niet opgesplitst; het eigendomsrecht is opgesplitst. Het goed behoort in onverdeelde eigendom toe aan meerdere personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

De wetgever heeft het mogelijk gemaakt om van de wettelijke regeling inzake de gedwongen mede- eigendom van gebouwen of groepen van gebouwen af te wijken onder twee cumulatieve voorwaarden,

A

verwoord in art. 377-3, lid 1 BW : 1°/ indien de aard van de goederen zulks niet rechtvaardigt, zoals wanneer de goederen heel gemakkelijk, met weinig administratie te beheren zijn bv. een gezamenlijk zwembad, of wanneer er maar een zeer beperkt aantal privatieven zijn bv. een appartementsgebouw met twee privatieve kavels en 2°/ alle mede-eigenaars stemmen in met de niet-toepassing van het appartementsrecht. Het is dus geenszins zo dat de mede-eigenaars bij gemeen akkoord kunnen afwijken van het dwingend appartementsrecht. De aard van de goederen moet dit rechtvaardigen. Zo dit niet het geval zou zijn, kan de rechter beslissen dat toch de algehele toepassing van het appartementsrecht zich opdringt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Een deugdelijk bezit

A

Een deugdelijk bezit is volgens art. 2229 BW een voortdurend en onafgebroken (onderbroken bezit), ongestoord ( geweld), openbaar ( heimelijk bezit), niet dubbelzinnig bezit ( dubbelzinnigheid). Wanneer een van deze vier karakteristieken ontbreekt, dan is het bezit behept met een bezitsgebrek en kan dit gebrekkig bezit niet tot eigendom (of een ingeroepen zakelijk genotsrecht) leiden.

55
Q

Het verschil in vruchtgebruik op samengestelde of enkelvoudige zaken

A

Het verschil ligt in de gevolgen van toevallig verlies: wanneer het vruchtgebruik slaat op een enkelvoudig goed, dan is de vruchtgebruiker bevrijd van de teruggave indien het goed door toevallig verlies teloor gaat, tenzij de vruchtgebruiker een fout beging. Wanneer het vruchtgebruik daarentegen betrekking heeft op een samengestelde zaak, dan moet de vruchtgebruiker dit goed in stand en dus met de opbrengst ervan de verloren bestanddelen vervangen.

56
Q

Het recht van gebruik

A

Het recht van gebruik is het zakelijk genotsrecht krachtens hetwelk de titularis ervan zich persoonlijk van andermans goed mag bedienen en de vruchten ervan uitsluitend voor zijn eigen behoeften en die van zijn gezin94 mag innen (art. 630 BW). Het recht van gebruik kan betrekking hebben op roerende en onroerende goederen.

58
Q

Goederen in de handel

A

Goederen in de handel zijn goederen die het voorwerp kunnen zijn van vermogensrechten, dus van private toeëigening en verhandeling tussen de burgers. Ze maken deel uit van het rechtsverkeer.

58
Q

De erfdienstbaarheid van afloop van water

A

(art. 640 BW) verplicht de eigenaars zich te schikken naar de onvermijdelijke gevolgen van de helling van gronden. De eigenaar van het lijdend erf mag de afloop van het water niet hinderen door bv. een dijk op te werpen. De eigenaar van het hoger gelegen erf mag niets doen waardoor de erfdienstbaarheid zou verzwaren. De eigenaar van het lijdend erf kan van de eigenaar van het heersend erf geen schadevergoeding eisen voor zover het gaat om natuurlijk water zoals regenwater, smeltwater, bronwater dat zijn loop naar beneden zoekt.

59
Q

agenda

A

De syndicus stelt de agenda samen met opgave van de punten die ter bespreking voorgelegd zullen worden

60
Q

kunstmatige natrekking

A

Veelal vindt natrekking niet door de kracht van de natuur plaats, maar eerder door de verbindingen tussen goederen die de mens zelf tot stand brengt. Dit bedoelt men met kunstmatige natrekking.

62
Q

tontine

A

Krachtens een tontine-beding verwerven twee of meerdere personen gezamenlijk een eigendomsrecht van een goed onder het beding dat de langstlevende de uiteindelijke eigenaar wordt van het geheel van dit goed. Door deze overeenkomst ontstaat geen mede-eigendom. Elke betrokkene wordt geacht exclusief eigenaar te zijn onder de ontbindende voorwaarde van zijn vooroverlijden en onder de opschortende voorwaarde van zijn overleven, en dit retroactief. Daardoor wordt de langstlevende geacht van bij het begin de uitsluitende eigenaar te zijn geweest.

64
Q

Eigendom

A

Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits de eigenaar de zaak maar niet gebruikt op een wijze die in strijd is met de wetten of met de verordeningen.

66
Q

Schatvinding

A

Schatvinding is een oorspronkelijke wijze van eigendomsverkrijging die stoelt op de ontdekking van een roerend verborgen voorwerp waarvan men de eigenaar niet kent. De eigenaar mag niet gekend zijn. Als dit wel het geval is, dient men hem de goederen terug te bezorgen. Zo niet is men bezitter te kwader trouw en geen vinder van een schat. het hoeft niet noodzakelijk om goederen te gaan die in de grond verborgen werden. Het kan ook gaan om bv. bankbriefjes in een boek, of juwelen in een geheime lade van een bureau.

66
Q

In de rechtsleer en rechtspraak bestond lange tijd discussie over volgende kwestie. In erfpachtcontracten wordt dikwijls de ontbindende voorwaarde opgenomen dat de erfpacht zal eindigen bij het faillissement van de erfpachter. De vraag rees of dit wel rechtsgeldig kon bedongen worden, wanneer de ontbindende voorwaarde zich realiseert voor de minimumduur van 27 jaar. Vermits de minimumtermijn de openbare orde raakt, werd betwist of de ontbindende voorwaarde geen afbreuk deed aan de naleving van deze minimumtermijn.

A

Bij arrest van 30 maart 2006 heeft het Hof van Cassatie98 beslist dat de ontbindende voorwaarde niet strijdig is met de naleving van de verplichte minimumduur, omdat de partijen bij het aangaan van de erfpachtovereenkomst niet de bedoeling hadden om het erfpachtrecht te beëindigen vooraleer de minimumduur bereikt werd. Door het verbinden van een ontbindende voorwaarde aan hun overeenkomst laten ze de beëindiging ervan afhangen van een element dat zich buiten hun wil om voordoet.

68
Q

Wettelijke erfdienstbaarheden tot privaat nut

A

De wetgever legt private eigenaars verscheidene verplichtingen jegens elkaar op, onafhankelijk van iedere overeenkomst (art. 651 BW). Het betreft lasten die slechts tot het privaat nut van aanpalende erven strekken. Bijgevolg: - raken ze de openbare orde niet en mogen/kunnen ze contractueel of ingevolge een rechterlijke beslissing gevestigd en/of geregeld worden; de wet bepaalt enkel het bestaan van die lasten - vallen ze onder de gewone regels van de erfdienstbaarheden. Hoewel art. 651 BW laat uitschijnen dat de wettelijke erfdienstbaarheden tot privaat nut wederkerig zijn, geldt dit enkel voor sommige ervan en zijn er ook niet wederkerige wettelijke erfdienstbaarheden tot privaat nut. Bij wederkerige erfdienstbaarheden kan er geen sprake zijn van schadevergoeding; bij niet wederkerige wel.

70
Q

natrekking

A

het recht van de eigenaar van roerende of onroerende goederen op al wat deze goederen voortbrengen en op al wat er zich hetzij natuurlijk, hetzij kunstmatig als bijzaak mee verenigt. een feitelijk voorkomen van de aard van de goederen waaraan het zakenrecht rechtsgevolgen hecht. Dit feitelijk voorkomen is van tweeërlei aard : 1°/ een verband van hoofdzaak tot bijzaak; 2°/ een zeer hechte band tussen twee goederen die tot schade zou leiden indien men hem verbreekt. De natrekking werkt onmiddellijk : zodra ze in feite bestaat, is ze er ook in rechte. De eigenaar van de hoofdzaak wordt automatisch eigenaar van de bijzaak. Het is niet van openbare orde (afstand ervan kan) en het doet een definitief eigendomsrecht ontstaan.

72
Q

arrest van 19 mei 1988

A

arrest waarbij het Hof van Cassatie de verzaking aan het recht van natrekking (voor een onbepaalde duur) kwalificeert als de vestiging van een recht van opstal, op basis van het numerus clausus beginsel om reden dat er geen nieuwe zakelijke rechten kunnen gecreëerd worden. Dit betekent dat dergelijke verzaking ook maximaal voor 50 jaar kan gelden.

73
Q

algemene vergadering

A

Het hoogste orgaan van de vereniging van mede-eigenaars is de algemene vergadering. Zij beraadslaagt en beslist over alle aangelegenheden die de mede-eigendom aanbelangen.

74
Q

De staat

A

De staat beschrijft de onroerende goederen met alles wat tot de uitbating ervan bestemd is (de onroerende goederen door bestemming). Daarbij is de bestemming zelf uiteraard van groot belang. Het is dus belangrijk de bestemming zelf in de staat te verduidelijken. Net zoals de boedelbeschrijving, moet de staat op tegenspraak gebeuren om tegenwerpelijk te zijn.

76
Q

eenheid van het vermogen

A

Het beginsel dat een rechtssubject met al zijn goederen instaat voor zijn schulden. Elk rechtssubject dat een verbintenis aangaat, verbindt zich met gans zijn vermogen (art. 7 Hyp.W.), m.a.w. de schuldeiser kan zich in principe verhalen op alle goederen van de schuldenaar, ook op de toekomstige goederen die deze laatste zal verwerven nadat de schuldvordering opeisbaar is.

77
Q

criterium om te bepalen of onlichamelijk goed roerend of onroerend is

A

Om te weten of het roerend of onroerend is wordt het criterium aangewend met betrekking tot de aard van het voorwerp waarop het recht slaat, met andere woorden is het goed onroerend dan gaat het over een onroerend onlichamelijk goed of omgekeerd.

78
Q

hypothecaire volmacht

A

volmacht verleend tot het vestigen van een hypotheek. Deze volmacht moet bij authentieke akte verstrekt worden. In de bankpraktijk komt het frequent voor dat de financiële instelling voor een bepaald bedrag haar schuldvordering laat waarborgen door een daadwerkelijke hypotheekvestiging en voor het overige genoegen neemt met een onherroepelijke volmacht tot het vestigen van een hypotheek. Zo spaart de schuldenaar heel wat kosten. De financiële instelling kan, wanneer zij het nodig acht, toch nog een hypotheek vestigen op het goed van de schuldenaar zonder diens tussenkomst.

79
Q

daden van voorlopig beheer

A

handelingen die ertoe strekken het goed of zijn vruchten tegen plotse of voorbijgaande gebeurtenissen te beschermen of plotse of voorbijgaande voordelen niet voor de zaak te laten verloren gaan. Daarbij denkt men aan herstelwerken, de verkoop van bederfbare goederen.

80
Q

hypotheek

A

Een hypotheek is een zakelijk zekerheidsrecht op grond waarvan de hypothecaire schuldeiser bij voorrang betaald wordt uit de opbrengst van het bezwaard onroerend goed (art. 41 Hyp. W.).

81
Q

Burgerlijke stuiting

A

Burgerlijke stuiting bestaat in een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling, of een beslag, betekend aan degene die men wil beletten te verkrijgen door verjaring (art. 2244 BW). Maar als de dagvaarding nietig is naar de vorm, of wanneer de eiser afstand doet van zijn vordering of indien zijn vordering afgewezen wordt, dan is de stuiting onbestaand. Dit is een daad van bewaring die ook door een handelingsonbekwame kan gesteld worden. Burgerlijke stuiting vindt tevens plaats wanneer de bezitter het recht erkent van degene tegen wie de verjaring loopt. Een erkenning is een daad van beschikking.

82
Q

vier gevallen waarin een erfdienstbaarheid tenietgaat

A
  • het niet uitoefenen gedurende 30 jaren
  • de onmogelijkheid tot gebruik
  • de vermenging
  • het verlies van het nut

Daarnaast geldt ook het gemeen recht, zoals het vervallen van een termijn of het vervullen van een voorwaarde; de ontbinding van de vestigingsakte, of van de rechten van de vestiger op het lijdend erf; afstand van het heersend erf door de eigenaar.

83
Q

Het lijdend erf

A

is het erf dat met de erfdienstbaarheid bezwaard is.

84
Q

Mandeligheid

A

Mandeligheid betekent eigenlijk gemeenschappelijke eigendom. Vanuit juridisch oogpunt verwijst dit begrip naar de gedwongen mede- eigendom ten titel van bijzaak van een gemeenschappelijke muur (gracht, haag) als scheiding tussen twee aanpalende erven. De eigenaars kunnen de verdeling van de scheidsmuur niet vorderen. De muur vormt een bijzaak bij de hoofdzaak, nl. het perceel grond van elke aanpalende eigenaar.

85
Q

declaratief karakter van de verdeling

A

zie pag 61-63 cursus!!!! BELANGRIJK EXAMEN

86
Q

zaak

A

meestal enkel naar stoffelijke voorwerpen (lichamelijke goederen) verwijst. (BW)

86
Q

reglement van orde

A

is facultatief en kan bij onderhandse akte opgemaakt worden. Het is een soort huishoudelijk reglement waarin allerlei persoonlijke rechten en plichten van de eigenaars en bewoners opgenomen worden bv. bepalingen omtrent huisdieren, het gebruik van de lift, enz. . Het is tegenwerpelijk aan iedere belanghebbende door dezelfde regels na te leven als van toepassing zijn voor de tegenwerpelijkheid van beslissingen van de algemene vergadering (zie verder – art. 577-10 § 3 BW).

88
Q

herleven van erfdienstbaarheid door bestemming van de huisvader

A

Daarbij volstaat het dat het om een zichtbare erfdienstbaarheid gaat. Art. 694 BW slaat op het geval waarbij een vroeger bestaande zichtbare erfdienstbaarheid, die tijdelijk niet kon uitgeoefend worden omdat beide erven verenigd werden in één hand, herleeft vanaf de dag dat de eigenaar over één van de erven beschikt zonder omtrent die erfdienstbaarheid iets te bedingen in de akte van vervreemding. Aldus herleeft de erfdienstbaarheid door bestemming zodra de erven opnieuw in twee handen komen, indien er nog een zichtbaar teken is blijven bestaan

90
Q

Burgerlijke vruchten

A

huishuren, interesten van opeisbare geldsommen, rentetermijnen, pachten van landerijen (art. 584 BW).

De vruchtgebruiker van een schuldvordering heeft recht op de interesten. Hij mag dus niet over het kapitaal beschikken en de schuldvordering niet wijzigen. Hij kan de opeisbaarheid niet veranderen en mag het kapitaal niet bij wijze van schuldvergelijking aanwenden.

Hij kan echter wel het kapitaal in ontvangst nemen onder de verplichting het onmiddellijk opnieuw te beleggen, wat dan gebeurt in samenspraak met de blote eigenaar.

De winst van een onderneming hoort bij uitbreiding eveneens tot de burgerlijke vruchten. Wanneer iemand een vruchtgebruik verkrijgt op een handelszaak, mag hij de koopwaar verkopen, vermits deze bestemd is om te worden verkocht. Dit is niet de uitoefening van een oneigenlijk vruchtgebruik : de vruchtgebruiker verkoopt de handelswaar als beheerder van de handelszaak, niet als eigenaar. Hij is verplicht het verkochte te vervangen en te zorgen voor het behoud van de installaties. De vruchtgebruiker is uiteraard geen eigenaar van de handelszaak: bij faillissement van de vruchtgebruiker komt de koopwaar toe aan de blote eigenaar.

Burgerlijke vruchten worden geacht van dag tot dag verkregen te zijn. Dit betekent dat ze aan de vruchtgebruiker toebehoren naar evenredigheid met de duur van zijn vruchtgebruik (art. 586 BW). Dit geldt voor alle burgerlijke vruchten.

91
Q

bezitter te goeder trouw

A

is de overtuiging toegedaan dat hij het goed van de echte eigenaar heeft verworven. Art. 550 BW stelt dat de bezitter te goeder trouw is wanneer hij bezit als eigenaar krachtens een titel van eigendomsoverdracht waarvan hij de gebreken niet kent. Het is wel zo dat hij niet naïef mag denken dat dit zo is. Het kan niet zijn dat hij voor een bezitter te goeder trouw mag doorgaan indien hij als normaal zorgvuldig persoon behoort te weten dat hij het goed niet van de werkelijke eigenaar verkregen heeft. Het volstaat dat de goede trouw bestond op het ogenblik van de verkrijging (art. 2269 BW). Ontdekt de bezitter nadien dat de titel van eigendomsoverdracht met een gebrek behept was, dan wordt hij daardoor niet te kwader trouw.

92
Q

Twee absolute regels dat men dan ook het goederenrecht van na de Franse revolutie ziet doorkruisen

A

1/ het verbod om feodale lasten terug in te voeren. Deze regel werkt sterk door in het recht inzake erfdienstbaarheden 2/ het verbod om via de toekenning van zakelijke genotsrechten een eeuwigdurende afsplitsing van het eigendomsrecht teweeg te brengen : de zakelijke genotsrechten zijn essentieel tijdelijke rechten

92
Q

voorzitten algemene vergadering

A

De algemene vergadering wordt door een mede-eigenaar voorgezeten (art. 577-6, § 5, lid 1, BW), niet door de syndicus.

93
Q

Opeenvolgend vruchtgebruik

A

Het opeenvolgend vruchtgebruik is het vruchtgebruik dat gevestigd wordt ten behoeve van opeenvolgende personen. Dit vruchtgebruik wordt slechts uitgeoefend door één persoon tegelijkertijd. De vestiger van het vruchtgebruik duidt de volgorde aan volgens dewelke de verschillende personen opeenvolgend het vruchtgebruik mogen uitoefenen. Dit betekent dat elk vruchtgebruik door het andere in bedwang gehouden wordt, zodat de volgende vruchtgebruiker uit de reeks zijn recht slechts kan uitoefenen indien hij de vorige overleeft. In die optiek is dit opeenvolgend vruchtgebruik niet in strijd met het tijdelijk karakter van het vruchtgebruik dat van openbare orde is. Want men zou zich kunnen afvragen of dit opeenvolgend vruchtgebruik niet in strijd is met de regel dat het vruchtgebruik niet langer mag duren dan het leven van de vruchtgebruiker. Dit is niet het geval vermits het vruchtgebruik niet overgedragen wordt van de ene vruchtgebruiker op de andere. Het gaat hier om een meerdere vruchtgebruiken (op meerdere hoofden) die allen door dezelfde eigenaar gevestigd worden. Elke vruchtgebruiker verkrijgt zijn recht van de eigenaar, maar de verdere in de volgorde slechts onder de voorwaarde dat hij de vorige(n) in de volgorde overleeft.

94
Q

publiekrechtelijke gebruiksrechten op openbare domeingoederen

A

Duidelijk is wel dat deze gebruiksrechten verenigbaar moeten zijn met de bestemming van het openbaar domeingoed en met de bijdrage die dit goed levert tot de vervulling van de openbare dienst. Ook het bijzonder karakter van de openbare dienstverlening door de overheid speelt hier een rol : gelet op de continuïteit en de veranderlijkheid van deze dienstverlening zal het gebruiksrecht dat aan de particulier wordt toegekend, steeds een tijdelijk karakter hebben.

95
Q

recht op parate executie

A

Dit betekent niet dat de pandhoudende schuldeiser bij niet- betaling van zijn schuldvordering over het in pand gegeven goed zelf mag beschikken. Dit houdt in dat hij zich tot de rechter kan wenden met het verzoek dat het goed hem als inbetalinggeving, tot beloop van zijn schuld, zal worden toegewezen, of dat het pand in het openbaar zal verkocht worden (art. 2078 BW).

97
Q

res nullius

A

roerende goederen zonder private eigenaar Deze goederen zijn van tweeërlei aard : 1) de goederen die actueel geen eigenaar hebben maar wel voor private toeëigening vatbaar zijn bv. wild, vissen in de zee of in rivieren, een ondergrondse watervoorraad; 2) de goederen die door hun eigenaar prijsgegeven werden (= res derelictae) bv. wat een eigenaar in de vuilnisbak gooit. Bij de res derelictae is het wel zo dat men de wil van de eigenaar moet blijven respecteren : men mag zich het goed slechts toeëigenen en het desgevallend verhandelen zoals het achtergelaten werd

97
Q

drie bronnen van erfdienstbaarheden

A
  • door de natuurlijke ligging van de plaatsen: natuurlijke erfdienstbaarheden;
  • uit verplichtingen door de wet opgelegd: wettelijke erfdienstbaarheden;
  • uit overeenkomsten tussen de eigenaars gesloten : erfdienstbaarheden bij de wil van de mens of conventionele erfdienstbaarheden
99
Q

Verloren goederen

A

Verloren goederen kunnen niet als res nullius beschouwd worden : ze hebben wel een eigenaar maar hij is momenteel onbekend. Wie deze goederen in bezit neemt, is niet te goeder trouw (zie verder bij de bespreking van de bezitsleer). Wat er met deze goederen moet gebeuren wanneer de eigenaar niet kan gevonden worden, wordt geregeld door bijzondere wetten (art. 717, lid 2 BW).

100
Q

Lichten en zichten

A

Men spreekt van een licht om een venster aan te duiden dat niet opengaat en enkel licht doorlaat.

Een zicht of uitzicht betreft een venster dat opengaat en zowel licht als lucht doorlaat.

102
Q

drie cumulatieve voorwaarden opdat de wettelijke bepalingen betreffende de appartementsmede- eigendom die van dwingend recht zijn (art. 577-14 BW), toepassing dienen te krijgen

A

1°/ het moet gaan om een gebouw of groep van gebouwen, ongeacht de bestemming (dus niet alleen woongelegenheden, maar ook gebouwen die voor andere bestemmingen dienstig zijn)

2°/meerdere personen zijn eigenaar van een onderdeel van het gebouw of van de groep van gebouwen (fysieke opsplitsing tussen meerdere eigenaars). Het appartementsrecht geldt niet wanneer één of meerdere personen eigenaar zijn van het gehele gebouw of van alle gebouwen van de groep.

3°/ elke eigenaar heeft zowel een private kavel als een aandeel in de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw of van de groep van gebouwen. Bij deze gemeenschappelijke gedeelten denkt men klassiek aan de onderdelen van het appartementsgebouw die tot gemeenschappelijk gebruik dienen, zoals de grond, de funderingen, de buitenmuren, het dak, de gangen, trappen, liften, leidingen, enz.. Bij een groep van een gebouwen gaat het dan eerder om gezamenlijke groenaanleg, binnenkoeren, wegen, uitritten, zwembaden, enz.

103
Q

De buitenbezitstelling van een schuldvordering bij een vuistpand.

A

De buitenbezitstelling (‘controle’) van een schuldvordering geschiedt door de toekenning in de pandovereenkomst aan de pandhouder van de bevoegdheid tot kennisgeving van het pandrecht aan de schuldenaar van de verpande schuldvordering

105
Q

bezitsgebrek: geweld

A

Art. 2233 BW bepaalt uitdrukkelijk dat daden van geweld niet als grondslag kunnen dienen van een bezit dat tot verkrijgende verjaring kan leiden. Wie zich met geweld meester maakt van een goed, is een bezitter te kwader trouw. Pas als het geweld heeft opgehouden, kan een deugdelijk bezit beginnen. Op die basis kan de bezitter te kwader trouw dan beroep doen op dit bezit om via de verkrijgende verjaring toch eigenaar te worden. Het bezit is evenzeer niet ongestoord wanneer de bezitter zich niet verweert tegen daden van geweld vanwege derden.

106
Q

Vruchtgebruik

A

Vruchtgebruik is het tijdelijk zakelijk recht om van een zaak waarvan een ander de eigendom heeft, het genot te hebben, maar onder de verplichting de zaak zelf in stand te houden en er de bestemming van te eerbiedigen.

108
Q

roerende goederen uit hun aard of lichamelijk roerende goederen

A

Roerend uit hun aard zijn verplaatsbare zaken, hetzij die welke zich zelf bewegen (dieren), hetzij die welke slechts van plaats kunnen veranderen door de werking van een vreemde kracht (levenloze dingen) (art. 528 BW). Men kan het ook negatief formuleren : alle lichamelijke goederen die niet geïncorporeerd zijn in de grond en evenmin onroerend zijn door bestemming, zijn roerend.

108
Q

Appartementsmede-eigendom

A

Appartementsmede-eigendom is een vorm van gedwongen mede-eigendom als bijzaak. Het aandeel in de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw (de gemene delen) kan niet worden overgedragen, met zakelijke rechten bezwaard of in beslag genomen worden dan samen met het privatief deel (het privatief) waarvan het onafscheidbaar is (art; 577-2 §9, lid 2 BW).

109
Q

Persoonlijke zekerheidsrechten

A

Persoonlijke zekerheidsrechten bieden een schuldeiser tevens meer zekerheid op betaling van zijn schuldvordering doordat een bijkomende schuldenaar aan de oorspronkelijke schuldenaar toegevoegd wordt. Als de oorspronkelijke schuldenaar niet betaalt, kan de schuldeiser zich richten naar deze bijkomende schuldenaar.

110
Q

“oneigenlijk vruchtgebruik”

A

Het vruchtgebruik van verbruikbare zaken. De vruchtgebruiker mag overeenkomstig art. 587 BW deze zaken gebruiken, onder de verplichting bij het einde van het vruchtgebruik een gelijke hoeveelheid van dezelfde hoedanigheid en waarde, of de geschatte waarde, terug te geven. Deze regeling van het “oneigenlijk” vruchtgebruik mag men ook conventioneel toepassen op goederen die niet uit hun aard verbruikbaar zijn.

112
Q

Vermenging

A

De vermenging vindt plaats wanneer de beide hoedanigheden van vruchtgebruiker en blote eigenaar in éénzelfde persoon worden verenigd (art. 617 BW). Dit is het geval : 1. wanneer de vruchtgebruiker de blote eigendom verkrijgt; 2. wanneer de blote eigenaar het vruchtgebruik verkrijgt; 3. wanneer een derde de beide rechten tezelfdertijd verkrijgt.

114
Q

op tegenspraak is opgemaakt.

A

Dit betekent dat alle belanghebbende partijen opgeroepen moeten worden om aanwezig te zijn. Is dit niet mogelijk, dan moeten ze vertegenwoordigd zijn.

115
Q

De bezitter te kwader trouw

A

De bezitter te kwader trouw weet of behoort te weten dat hij het goed zonder recht noch titel heeft verkregen, en dus geen eigenaar kan zijn, maar heeft toch de intentie om eigenaar te zijn en aldus het goed te behouden. De animus-vereiste is bij hem vervuld.

117
Q

16 september 1966

A

arrest Blieck De feiten waren de volgende : de heer Blieck kocht een stuk grond dat belast was met een erfdienstbaarheid non aedificandi ten voordele van het naburige perceel. Hij neemt ook de plicht op zich om op een deel van het perceel een park aan te leggen en te onderhouden. Jaren later verkoopt hij het deel van zijn perceel naast het park aan de NV La Plage du Coxyde die er een casino wil bouwen. Bij de verkoop verwerft deze laatste NV een kosteloos genotsrecht van onbepaalde duur op het park met de plicht om er tennispleinen aan te leggen en te onderhouden, dit alles gesanctioneerd met een recht van terugkeer. Na de aanleg van de tennispleinen brengt de NV La Plage du Coxyde het genotsrecht en het casino in in een nieuwe vennootschap, de NV Casino-Tennis de Coxyde et de Saint Idesbald. De NV La Plage du Coxyde wordt ontbonden. Na de dood van de heer Blieck rijst discussie over de vraag of de NV Casino- Tennis de Coxyde et de Saint Idesbald nog wel aanspraak kan maken op het genotsrecht op het park. De rechtbank van eerste aanleg te Veurne had in graad van hoger beroep het genotsrecht gekwalificeerd als een zakelijk recht sui generis. Het Hof van Cassatie wees deze kwalificatie van de hand. De meerderheid van de rechtsleer zag daarin een bevestiging van het numerus clausus beginsel inzake zakelijke rechten

118
Q

bezitsgebrek: heimelijk bezit

A

Wie niet openlijk ervoor uitkomt dat hij het goed bezit, kan zich niet op het bezit beroepen om tot verkrijgende verjaring te besluiten. Dit betekent niet dat iedereen op de hoogte moet zijn van het bezit. De heimelijkheid mag zich eerder niet voordoen ten overstaan van de personen die er belang bij hebben om een einde te maken aan het bezit. Op die manier kunnen deze laatsten er zich tegen verzetten dat dit bezit tot eigendom leidt. Zo zal men een bezit als heimelijk bestempelen wanneer waardepapieren in het bezit van één erfgenaam zijn, die dit bezit verborgen hield voor de andere erfgenamen. De heimelijkheid kan niet met succes betwist worden door in te roepen dat de overledene aan de betrokkene de waardepapieren overhandigde in het bijzijn van de buren. Het bezit moet openlijk zijn ten opzichte van degenen die er belang bij hebben, dus in casu de andere erfgenamen

120
Q

zakelijke subrogatie of zaakvervanging

A

zakelijke subrogatie of zaakvervanging: het goed dat in de plaats komt van een goed dat in het vermogen een bepaalde functie vervult, neemt de functie van dit goed over.

121
Q

17 oktober 1996

A

arrest Sart-Tilman had betrekking op de vraag of een schuldenaar aan zijn schuldeiser in plaats van een hypotheek of een pand te verlenen als waarborg van zijn schuld ook de eigendom van een goed kan overdragen. In casu had de VZW- schuldenaar aan de bank schuldvorderingen op publiekrechtelijke instellingen overgedragen en dit op onherroepelijke wijze. Na de ontbinding van de VZW bleek haar vermogen deficitair te zijn waarna de geldige overdracht aan de bank van de schuldvorderingen betwist werd. De betwiste fiduciaire eigendomsoverdracht tot zekerheid betrof volgens het Hof van Cassatie een niet bij de wet bepaalde zakelijke zekerheid, die derhalve niet aan de schuldeisers in samenloop kon tegengeworpen worden.

122
Q

bezitsgebrek: een onderbroken bezit

A

onderbroken bezit, wat een bezitsgebrek behelst (niet deugdelijk bezit). Het bezit is onderbroken wanneer de bezitter niet op voldoende geregelde tijdstippen bezitsdaden stelt zoals een normaal en zorgvuldig bezitter dit met betrekking tot het specifiek goed, en rekening houdend met de aard van dit goed, zou doen. Een constant bezit is niet vereist. Zo kan de bezitter van een vakantiehuisje in de Ardennen dit perfect enkel in sommige vakantieperiodes betrekken. Het is eerder een abnormale onderbreking in het bezit die als een bezitsgebrek zal gekwalificeerd worden. Dit is een feitenkwestie.

123
Q

zakelijke zekerheidsrechten

A

(hypotheek, pand, voorrecht) zijn bijkomende zakelijke rechten : ze vormen als waarborg van een schuldvordering het accessorium (de bijzaak) van deze schuldvordering. De schuldeiser die over een zakelijke zekerheid beschikt, zal bij voorrang, dus voor andere schuldeisers, betaald worden met de opbrengst van de zaak waarop zijn zekerheidsrecht slaat. Deze accessoire zakelijke rechten hebben derhalve betrekking op de geldwaarde van de zaak, via de zaak zelf. zakelijke zekerheidsrechten strekken er dus toe de positie van de schuldeisers ten opzichte van de andere schuldeisers van zijn schuldenaar te versterken door hem op het vermogen of een gedeelte hiervan bepaalde preferente rechten te verlenen104.

124
Q

Een onderhandse akte verkrijgt evenwel slechts vaste datum ingevolge….

A

registratie, ingevolge opname in een authentieke akte of ingevolge het overlijden van een van de partijen.

126
Q

voorrecht

A

Het voorrecht is een recht dat aan de schuldeiser toekomt krachtens de wet en uit hoofde van de bijzondere aard van zijn schuldvordering, en hem voorrang verleent boven de andere schuldeisers, zelfs de hypothecaire (art. 12 Hyp. W.).

126
Q

Een erfdienstbaarheid

A

is een last op een erf gelegd tot gebruik en tot nut van een erf dat aan een andere eigenaar toebehoort (art. 637 BW).

127
Q

Nijverheidsvruchten

A

de vruchten welke men door bebouwing verkrijgt (art. 583, lid 2, BW). komen de vruchtgebruiker toe vanaf het ogenblik dat ze van de zaak afgescheiden zijn (art. 585 en 591 BW). Bij deze inning moet de vruchtgebruiker zich gedragen als een goede huisvader (art. 601 BW). De vruchtgebruiker heeft niet het recht dergelijke vruchten voortijdig te innen, want dit kan als sanctie het verval van het vruchtgebruik met zich meebrengen (art. 618 BW).

129
Q

Kantmelding of randmelding

A

Kantmelding of randmelding is de formaliteit die tot doel heeft derden op de hoogte te brengen van wijzigingen aan een over- of ingeschreven akte die zich voordoen na de overschrijving of inschrijving. gebeurt in register van de overschrijvingen/inschrijvingen wanneer hypothecaire of bevoorrechte schuldvordering wordt overgedragen, gaat de hypotheek of het voorecht in principe mee over (als accessorium van de schuldvordering). (overdracht pas tegenwerpelijk aan derden na kantmelding)

130
Q

hypotheekbelofte

A

hypotheekbelofte is een overeenkomst waarbij een partij belooft op verzoek van een schuldeiser ten voordele van deze laatste een hypotheek te zullen verlenen. Dit vormt een verbintenis om iets te doen. Hier is geen authentieke akte vereist. De hypotheekbelofte komt solo consensu tot stand. Een onderhandse akte zal volstaan als bewijs. Om de hypotheekbelofte na te komen en derhalve een hypotheek te vestigen, is dan uiteraard wel een notariële akte tot hypotheekvestiging vereist.

130
Q

gedwongen mede-eigendomsituaties ten titel van bijzaak

A

een bepaald bijkomstig goed is door zijn aard noodzakelijk tegelijk bestemd tot het gebruik van twee of meerdere andere goederen die exclusieve eigendom zijn van onderscheiden personen. Zo bv. binnenplaatsen, steegjes, dammen, putten, terrassen, enz. die dienen tot het gemeenschappelijk gebruik van aanpalende eigendommen.

131
Q

Domeingoederen

A

Domeingoederen zijn goederen van publiekrechtelijke rechtspersonen. Deze goederen van de overheid zijn - in tegenstelling tot de goederen die toebehoren aan particulieren en privaatrechtelijke rechtspersonen - niet vrij verhandelbaar. Ze worden beheerd en kunnen enkel worden vervreemd met naleving van de vormen en regels die daarvoor in het bijzonder bepaald zijn (art. 537 BW). Die vormen en regels maken geen deel uit van het zakenrecht, maar wel van het administratief recht.

133
Q

principiële uitvoeringsimmuniteit van de overheid en uitzondering

A

Goederen van publiekrechtelijke rechtspersonen zijn in beginsel niet vatbaar voor beslag. Dit leidt tot een principiële uitvoeringsimmuniteit van de overheid. Met de wet van 30 juni 1994 is evenwel een uitzondering gecreëerd op dit principe, door de invoering van een art. 1412bis in het Gerechtelijk Wetboek. Daardoor kunnen schuldeisers van publiekrechtelijke rechtspersonen beslag leggen op goederen die door deze instanties als voor beslag vatbaar werden verklaard. Indien dit niet is gebeurd, of wanneer de voor beslag aangewezen goederen ontoereikend zijn, mag de schuldeiser beslag leggen op de goederen van de publiekrechtelijke rechtspersoon-schuldenaar die kennelijk niet nuttig zijn voor de uitoefening van zijn taak of voor de continuïteit van de openbare dienst. Voor deze regeling wordt geen (!) onderscheid gemaakt tussen openbare en private domeingoederen. (!)

134
Q

Hoe vermijden dat de blote eigenaar bij het einde van het vruchtgebruik met een heel lange huur geconfronteerd wordt

A

Dit wordt geregeld in art. 595 BW : wanneer de vruchtgebruiker een huur gesloten heeft voor langer dan 9 jaar, dan zal de eigenaar ze slechts in acht moeten nemen tot beloop van de periode van 9 jaar waarin men zich bevindt op het einde van het vruchtgebruik.

135
Q

Een zichtbare erfdienstbaarheid

A

Een zichtbare erfdienstbaarheid is een erfdienstbaarheid die een uitwendig teken van haar bestaan vertoont (art. 689 BW). Bv. - een deur - een riolering - een venster

136
Q

zakelijke rechten

A

geven aan een rechtssubject een rechtstreekse zeggenschap over een bepaalde zaak. Het zakenrecht regelt deze rechtstreekse verhouding tussen een rechtssubject en een zaak (rechtsobject). Deze verhouding die als een vorm van heerschappij over een zaak kan bestempeld worden, varieert in draagwijdte in functie van de aard van het zakelijk recht waarover het gaat (eigendom, zakelijke genotsrechten en zakelijke zekerheidsrechten).

137
Q

Natuurlijke vruchten bij vruchtgebruik

A

vruchten die welke de aarde uit zichzelf voortbrengt, alsook de voortbrengselen van dieren en hun jongen (art. 583, lid 1, BW). komen de vruchtgebruiker toe vanaf het ogenblik dat ze van de zaak afgescheiden zijn (art. 585 en 591 BW). Bij deze inning moet de vruchtgebruiker zich gedragen als een goede huisvader (art. 601 BW). De vruchtgebruiker heeft niet het recht dergelijke vruchten voortijdig te innen, want dit kan als sanctie het verval van het vruchtgebruik met zich meebrengen (art. 618 BW).

138
Q

Geef het onderscheid roerende en onroerende goederen

A
  • op vlak van overdracht gelden totaal andere regels o bv.
  • Registratie op hypotheekkantoor bij OG geldt niet voor RG
  • zekerheidsrechten verschillen o bv. Hypotheek op een OG en pand op een RG
  • beslagprocedures zijn verschillend
  • bezitsbescherming en verjaring gelden verschillende regelingen
  • in het schenkingsrecht zijn de regels ook uiteenlopend.
139
Q

onevenredigheidscriterium of proportionaliteitscriterium

A

Dit betekent dat er een belangrijke onevenredigheid bestaat tussen het geringe nut van de rechtsuitoefening door een burger enerzijds, en de grote schade die daaruit voor een ander voorvloeit anderzijds.

140
Q

de boedelbeschrijving

A

Het doel van de boedelbeschrijving is: 1- de roerende goederen tellen en beschrijven; 2- deze goederen tevens te ramen en te schatten. Een boedelbeschrijving heeft slechts bewijswaarde indien ze op tegenspraak is opgemaakt.

141
Q

gesplitste aankoop

A

Van een derde persoon die eigenaar is, koopt de ene het vruchtgebruik en de andere de blote eigendom. Dit gebeurt vaak in het licht van successieplanning door ouders en kinderen samen.

142
Q

wijze tenietgaan erfdienstbaarheid: Verlies van het nut van de erfdienstbaarheid

A

Deze bijzondere oorzaak van tenietgaan van een erfdienstbaarheid werd ingevoerd in 1983. Overeenkomstig art. 710bis BW kan de eigenaar van het lijdend erf aan de rechter de afschaffing van een erfdienstbaarheid vragen indien hij kan bewijzen dat deze erfdienstbaarheid elk nut voor het heersend erf verloren heeft (art. 710bis BW). Het verlies van ieder nut moet aangetoond worden door de eigenaar van het lijdend erf. De rechtspraak beoordeelt dit vrij streng103.

143
Q

Onroerend door bestemming

A

Onroerend door bestemming zijn de goederen die, hoewel roerend uit hun aard, de eigenaar van een erf tot de dienst en de exploitatie van dat erf daar geplaatst heeft. Aan twee voorwaarden moet dus voldaan zijn om een goed als onroerend door bestemming te kwalificeren : 1/ het roerend en onroerend goed moeten dezelfde eigenaar hebben 2/ een ten dienste zijn van het onroerend goed (een objectief nut) (art. 524 BW) bv. een tractor bij een hoeve, de meubelen van een gemeubelde studentenkamer; of een blijvende verbinding met het onroerend goed (art. 525 BW) bv. een beeld in een nis, een schilderij ingewerkt in een muur

144
Q

De verkrijgende verjaring (usucapio)

A

De verkrijgende verjaring (usucapio) is een middel om door het verstrijken van een zekere tijd en onder de voorwaarden die de wet bepaalt, eigendom of een ander zakelijk recht te verkrijgen15. Behoudens het verstrijken van een termijn is een deugdelijk bezit de wettelijke vereiste om door verjaring te verkrijgen.

146
Q

Natuurlijke natrekking

A

Door de kracht van de natuur kan een onroerend goed verrijkt worden. Dan is er sprake van natuurlijke natrekking. Het Burgerlijk Wetboek haalt zelf een aantal gevallen aan, en regelt via het recht van natrekking de toekenning van het eigendomsrecht op die verrijkingen.

147
Q

pandrecht (nieuw)

A

pandrecht is het zakelijk zekerheidsrecht waarbij de pandhoudende schuldeiser het recht heeft om in geval van uitwinning van het verpand goed, bij voorrang voor de andere schuldeisers betaald te worden met de opbrengst ervan.

148
Q

overschrijving geldt als inschrijving

A

Het bijzonder voorrecht op een onroerend goed van de niet- betaalde verkoper, schenker onder last, niet uitbetaalde deelgenoot neemt rang op het hypotheekkantoor door overschrijving van de overdachtsakte. normaal zou de overdrachtsakte overgeschreven worden en zou de niet betaalde overdrager vervolgens in zijn belang ten laste van de verkrijger om een inschrijving van zijn voorrecht moeten verzoeken. Wanneer de overdrachtsakte ter overschrijving aangeboden wordt en wanneer uit de akte blijkt dat de prijs of lasten niet volledig betaald werden voert art 35 Hyp. W. de verplichting in van de hypotheekbewaarder tot nemen ambtshalve inschrijving in voordeel van de overdrager ten laste van de verkrijger. Hierdoor is het bijzondere voorrecht op onroerende goederen aan de nodige publiciteit onderworpen door de enkele overschrijving van de overdrachtsakte op het hypotheekkantoor. Als men dit niet wil : art. 36 Hyp.W. : ontslag van ambtshalve inschrijving aan de hypotheekbewaarder door de partijen Gevolg: verlies van het voorrecht + van het recht om de ontbinding wegens niet-betaling te vorderen

150
Q

gedwongen mede-eigendom als hoofdzaak

A

goederen die bestemd zijn voor het gebruik van een bepaalde groep (veelal een familie) en die niet vatbaar zijn voor verdeling. Gedacht kan worden aan grafkelders, grafmonumenten, familiearchieven.

152
Q

De bevrijdende verjaring

A

Dit is een middel om door het verstrijken van een zekere tijd en onder de voorwaarden die de wet bepaalt, van een verbintenis (of zelfs een zakelijk genotsrecht) bevrijd te worden. Deze vorm van verjaring doet een schuldvordering of een zakelijk recht teniet

153
Q

bezitsgebrek: dubbelzinnigheid

A

Volgens vaste cassatierechtspraak20 is het bezit dubbelzinnig wanneer de handelingen die het bezit uitmaken, de uiting kunnen zijn van een ander recht dan dat waarop de bezitter aanspraak maakt. Het zijn de concrete elementen in de context van het betwiste bezit die tot het besluit van dubbelzinnigheid moeten leiden. Het is zeker niet de bedoeling de bezitsdaden in abstracto te verklaren vanuit een ander recht (zakelijk recht of persoonlijk gebruiksrecht) dan datgene waartoe de bezitter zijn bezit inroept, want dan zou elk bezit als dubbelzinnig kunnen bestempeld worden. Een voorbeeld van een context waarin het bezit dikwijls als dubbelzinnig wordt beschouwd is deze waarin de bezitter van waardepapieren (die aan de lastgever toebehoord hebben) als lasthebber aangesteld werd voor het financieel beheer ten behoeve van de lastgever, die nadien overleden is. Dit laat vermoeden dat de waardepapieren in het bezit van de lasthebber zijn in het kader van de lastgeving - dus voor rekening van de lastgever en niet omdat ze aan de lasthebber zelf toebehoren. Dit betekent niet dat het bestaan van de lastgeving absoluut moet doen besluiten tot een dubbelzinnig bezit. Er kunnen concrete omstandigheden zijn waardoor ondubbelzinnig blijkt dat de lasthebber de waardepapieren niet (meer) voor rekening van de lastgever in zijn bezit heeft, bv. wanneer de lastgever schriftelijk bevestigd heeft dat hij die waardepapieren aan de betrokkene geschonken heeft. Maar er kunnen ook concrete omstandigheden zijn die net tot het tegendeel en dus tot het dubbelzinnig karakter van het bezit doen besluiten. Zo bv. wanneer de waardepapieren zich in de kluis van de lasthebber bevinden (waarop hij zijn bezit steunt) terwijl het de lastgever is die het kapitaal van de waardepapieren op hun vervaldag int en er nieuwe effecten mee koopt, en die ook de opbrengsten (dividenden, intresten) van de waardepapieren op zijn rekening plaatst

154
Q

de leer van het rechtsmisbruik: traditionele criteria

A
  • oogmerk om te schaden (animus nocendi) Bv. een muur optrekken zonder bijzonder nut voor zichzelf maar die wel veel zonlicht ontneemt aan de buur
  • afwezigheid van enig nut of belang Bv. de verwijdering vorderen van vensters die op niet-wettelijke afstand werden aangebracht, terwijl deze vensters slechts uitzien op de struiken van de aanpalende eigendom
  • indien, bij gelijk voordeel voor zichzelf, de keuze wordt gemaakt uit meerdere wijzen van rechtsuitoefening voor die wijze die het meest nadelig is voor een ander rechtssubject. Bv. aanpalende warenhuizen Innovation en Vaxelaire waarbij het ene een reclamepaneel derwijze had geplaatst dat daardoor dit van het andere warenhuis nagenoeg niet meer zichtbaar was, terwijl perfect de mogelijkheid bestond om dit te vermijden
  • het onevenredigheidscriterium of proportionaliteitscriterium Bv. context waarin een gebouw voor een zeer kleine oppervlakte op de grond van de buur werd gebouwd, waarbij deze laatste de afbraak van het gebouw vordert om zijn eigendomsrecht gerespecteerd te zien.
155
Q

oneigenlijk vruchtgebruik

A

oneigenlijk vruchtgebruik. In dit geval heeft de vruchtgebruiker het recht de goederen te gebruiken – en ze dus te verbruiken – maar onder de verplichting om bij het einde van het vruchtgebruik een gelijke hoeveelheid goederen van dezelfde hoedanigheid en waarde, of de geschatte waarde, terug te geven (art. 587 BW).

157
Q

schuldvergelijking

A

2 verschillende schulden compenseren ten belopen van het gelijke deel zodanig dat na aftrek alleen de grootste verbintenis blijft bestaan.

schuldvergelijking (als wijze van tenietgaan van verbintenissen) speelt de notie ‘vervangbaar goed’ een rol : enkel schulden die een geldsom of een hoeveelheid vervangbare zaken van dezelfde soort tot voorwerp hebben, komen voor schuldvergelijking in aanmerking (art. 1291 BW)

158
Q

Een niet-voortdurende erfdienstbaarheid

A

Een niet-voortdurende erfdienstbaarheid is een erfdienstbaarheid die een menselijk optreden vergt om te worden uitgeoefend (art. 688 BW). Bv. - recht van doorgang - recht van toegang - recht om water te putten

159
Q

eigendomsvoorbehoud

A

Het eigendomsvoorbehoud houdt in dat de schuldeiser zich de eigendom van een goed voorbehoudt tot wanneer zijn schuldenaar de prijs van dat goed volledig betaald heeft. Het eigendomsvoorbehoud is in essentie geen zakelijk zekerheidsrecht. Het biedt de schuldeiser een zakelijk recht op het goed zelf : hij kan het goed zelf revindiceren indien de schuldenaar zijn betalingsverplichting niet nakomt.

161
Q

onverdeeldheid

A

onverdeeldheid slaat op de opsplitsing van een zakelijk recht op een goed of een algemeenheid van goederen tussen meerdere personen (de deelgenoten). Deze opsplitsing kan ook slaan op andere zakelijke rechten dan het eigendomsrecht, zoals een onverdeeld vruchtgebruik, een onverdeelde blote eigendom.

162
Q

bevoegdheden mede-eigenaar en beperkingen

A

In principe heeft elke mede-eigenaar de meest ruime bevoegdheden m.b.t. zijn aandeel in het onverdeeld goed. Elkeen kan over zijn onverdeeld deel beschikken ten bezwarende titel of om niet, het met zakelijke rechten bezwaren, het in hypotheek geven, zonder daartoe de medewerking van de andere deelgenoten nodig te hebben (art. 577-2 §4 BW). beperkingen: - erfuitkoop: art 841 WB - declaratieve werking van de verdeling - aard zakelijk recht dat men wil toekennen - economische overwegingen (hypotheek en mogelijkheid tot beslag)

163
Q

goederen

A

zowel de lichamelijke (zaken) als de onlichamelijke (rechten) dingen te bevatten. notie is dus ruimer dan het begrip ‘zaak’.

164
Q

eigendomsoverdracht goederen, verschil bepaalde zaken en soortnamen

A

In het kader van de eigendomsoverdracht van goederen geldt in ons recht het principe van de overgang solo consensu (door loutere wilsovereenstemming) tussen de partijen. Met de eigendomsovergang vindt tegelijk de overgang van het risico van de overdrager naar de overnemer plaats. Dit principe geldt wel enkel voor bepaalde zaken. Hier werkt het zakenrecht door : het eigendomsrecht slaat op een welbepaald goed. Maar voor soortgoederen wordt afgeweken van het principe. Bij soortgoederen gaat de eigendom pas over wanneer deze goederen geïndividualiseerd zijn. Deze individualisatie vindt doorgaans slechts plaats bij de levering. Tot de individualisatie blijft het risico voor de overdrager : als de bestelde soortgoederen door overmacht tevoren tenietgaan, dan blijft de overdrager ertoe gehouden andere goederen van dezelfde soort te bezorgen (genera non pereunt- soortzaken vergaan niet). (!!)

165
Q

bezit: materieel element (corpus possessionis)

A

Met het materieel element wordt bedoeld de uitoefening van de feitelijke en exclusieve macht over een goed. De bezitter stelt allerlei daden die deze macht veruitwendigen. Over welke daden het gaat, is een feitenkwestie. Men kan er daarbij van uitgaan dat de bezitsdaden moeten overeenstemmen met handelingen die de titularis van het zakelijk recht waarover het gaat (bv. een eigendomsrecht, een erfdienstbaarheid), normaal zou stellen bij de uitoefening van zijn recht (bv. een brandverzekering als eigenaar aangaan), en met de bestemming van het goed (bv. een auto besturen, een akker bewerken).

166
Q

algemeen gemeenschappelijke delen en particulier gemeenschappelijke delen bij appartementen mede eigendom in basisakte, onderscheid

A

De overkoepelende hoofdvereniging blijft exclusief bevoegd voor het beheer van de algemeen gemeenschappelijke delen, terwijl elke deelvereniging exclusief bevoegd is voor de particulier gemeenschappelijke delen die dan uiteraard enkel betrekking hebben op haar gebouw of onderdeel van een gebouw.

167
Q

zakelijke subrogatie

A

Voor alle zakelijke zekerheidsrechten geldt het beginsel van de zakelijke subrogatie. Wanneer het goed waarop het zakelijk zekerheidsrecht slaat, teniet gaat en daarvoor een ander vermogensbestanddeel in de plaats komt, blijft het zakelijk zekerheidsrecht verder gelden op het vervangend goed. Dit goed kan een schuldvordering zijn bv. een vordering tot betaling van een verzekeringsuitkering op een verzekeraar. Voorwaarde is dat het vervangend goed identificeerbaar is in het vermogen van de schuldenaar.

169
Q

het reservekapitaal

A

de som van de periodiek ingebrachte bedragen die bestemd zijn voor het dekken van niet-periodieke uitgaven, zoals de uitgaven voor de vernieuwing van het verwarmingssysteem, de herstelling of hernieuwing van een lift, of het leggen van nieuwe dakbedekking.

170
Q

hypotheek voor alle sommen, of de bankhypotheek

A

hypotheek verlenen aan een schuldeiser voor alle bestaande en toekomstige bedragen die door de schuldenaar aan de schuldeiser verschuldigd zullen zijn112, betekent dat deze hypotheek rang neemt op het ogenblik van haar inschrijving op het hypotheekkantoor, ongeacht het tijdstip waarop de gewaarborgde schuldvorderingen ontstaan. Vermits de hypotheek op die wijze als waarborg voor meerdere, ook opeenvolgende kredieten bruikbaar is, bespaart de schuldenaar daardoor ook wel kosten voor het verschaffen van de waarborg. De hypotheekrechten en registratierechten zijn enkel bij de hypotheekvestiging verschuldigd en niet telkens wanneer er een krediet opgenomen wordt.

171
Q

vuistpand

A

publiciteit gegeven aan pandrecht door buitenbezitstelling. Het voorwerp van het pandrecht komt in de feitelijke macht van de schuldeiser of van een overeengekomen derde.

172
Q

Gedwongen of verplichte mede-eigendom

A

Gedwongen of verplichte mede-eigendom is een soort mede-eigendom die zich opdringt omwille van de aard of de bestemming van het goed. De notie ‘verplicht’ heeft niets te maken met het begrip ‘openbare orde’. De mede-eigendom is in die zin verplicht omdat het goed zoals het zich voordoet of waartoe het bestemd is, niet vatbaar is voor verdeling. De onverdeeldheid is dan ook niet tijdelijk, maar bestendig, en vergt in vele gevallen een goede organisatie.

173
Q

schuldvordering roerend of onroerend?

A

schuldvordering zijn roerend, slechts in uitzondering zijn ze onroerend. Enkel de schuldvorderingen die een “geven” van een onroerend zakelijk recht inhouden zijn onroerend!!

174
Q

verbetering

A

de werken die het normaal gevolg zijn van het verstandig uitoefenen van het genot en van een wijs en zorgvuldig beheer

175
Q

Niet-uitoefening gedurende 30 jaar tenietgaan erfdienstbaarheid. rekenen vanaf? En leg uit: “wijze van het gebruik van een erfdienstbaarheid evenals de erfdienstbaarheid zelf verjaart en op gelijke manier.”

A

Voor de niet-voortdurende erfdienstbaarheden rekent men vanaf de dag dat de eigenaar van het heersend erf ophoudt de erfdienstbaarheid te gebruiken. Voor de voortdurende erfdienstbaarheden is dit vanaf de dag dat een met de erfdienstbaarheid strijdige daad verricht wordt.

ook: Art. 708 BW stelt dat de wijze van het gebruik van een erfdienstbaarheid evenals de erfdienstbaarheid zelf verjaart en op gelijke manier. Daarmee wordt bedoeld dat, indien men de erfdienstbaarheid slechts voor een deel gebruikt, dit het overige teniet doet. Bv. men heeft twee erfdienstbaarheden tussen dezelfde erven, met name het recht om water te putten en het recht van doorgang. Indien men enkel het recht van doorgang gebruikt, verliest men het recht om water te putten.

176
Q

bezit solo animo

A

Dit bezit is volwaardig zonder dat men de feitelijke macht over het goed uitoefent. Dit is een bezit solo animo.

177
Q

De nul-termijn voor de deugdelijke bezitter te goeder trouw van lichamelijke roerende goederen. Bezit geldt als titel, materieel rechtelijke en procesrechtelijke functie

A

doorgaans opgevat in de betekenis : “bezit te goeder trouw van lichamelijke roerende goederen staat gelijk met eigendom”. Daar komt het wel op neer, maar eigenlijk bepaalt dit artikel 2279 BW de verjaringstermijn die geldt voor de deugdelijke bezitter te goeder trouw van deze soort goederen.

Het gaat om een nul-termijn : als de verwerver van dergelijk goed (A) zich vergist heeft omtrent het echte eigenaarschap van de beschikker (B), dan beschermt de wetgever de eerlijke verwerver (A) tegen de vroegere eigenaar (C) van zodra A in het bezit van het goed is. C kan het goed niet meer van A revindiceren (terugvorderen). A is definitief eigenaar. Enkel de eerlijke verwerver wordt op die wijze beschermd. De eerlijkheid veronderstelt dat de bezitter tot staving van zijn bezit te goeder trouw een overdracht (bv. een koop, een schenking, een ruil) als titel (= grondslag) van zijn bezit kan aanvoeren. De eerlijke verwerver (A) moet dus aantonen dat het goed hem door een vorige bezitter (B) vrijwillig werd afgestaan. Hij wordt evenwel heel goed beschermd : zoals we tevoren al bespraken, geldt een vermoeden dat het bezit te goeder trouw (art. 2268 BW) en deugdelijk (hogervermelde cassatierechtspraak) is.

Het omgekeerde moet bewezen worden, en wel door degene die het bezit betwist. De bewijslast ligt dus niet bij de bezitter maar wel bij degene die het bezit aanvecht als grondslag van het eigendomsrecht van de bezitter. Het bezit biedt aan de bezitter dus een zeer comfortabele rechtspositie. Zo heeft het adagium “bezit geldt als titel” niet alleen een materieelrechtelijke functie : het bezit is de grondslag van eigendomsrechten op lichamelijke roerende goederen. Het adagium heeft ook een procesrechtelijke functie : de bezitter die in rechte gedaagd wordt door een burger die stelt een zakelijk recht te hebben op het lichamelijk roerend goed dat de bezitter houdt, kan zich verweren door louter te wijzen op zijn bezit zelf; het is dan aan de eiser om aan te tonen dat hetzij:

  • de essentiële elementen van het bezit,
  • hetzij het deugdelijk karakter van het bezit,
  • hetzij het bezit te goeder trouw niet voorhanden is.

Dit betreffen alternatieve voorwaarden : het bewijs van één ervan volstaat om de bescherming die het bezit aan de bezitter biedt, te ontkrachten.

179
Q

De toevallige (gewone) mede-eigendom

A

De toevallige (gewone) mede-eigendom is degene die ontstaat door een toevallige gebeurtenis buiten de wil om van de mede-eigenaars.

180
Q

Het heersend erf

A

is het erf ten voordele van hetwelk de erfdienstbaarheid gevestigd is.

181
Q

berekening verjaringstermijnen

A

Om de verjaringstermijn te berekenen, rekent men per dag en niet per uur (art. 2260 BW). De dag waarop de verjaring start (dies a quo), telt men niet mee; men telt vanaf de dag nadien. Voor de verkrijgende verjaring is het vertrekpunt de eerste bezitsdaad. De verjaringtermijn loopt af wanneer de laatste dag afgelopen is (art. 2261 BW). Maanden en jaren worden volgens de Gregoriaanse kalender gerekend, ook al zijn ze ongelijk in aantal dagen. Zon- en feestdagen zijn in de termijn begrepen. Zo zal, wanneer de verjaringstermijn 10 jaar bedraagt, een termijn die 31 maart 2012 als vertrekpunt heeft, op 31 maart 2022 voltrokken zijn. Op 1 april 2022 kan de bezitter zich dan op de verkrijgende verjaring beroepen.

182
Q

zakelijke subrogatie of zaakvervanging bij vruchtgebruik

A

Wanneer het goed vervangen wordt door een ander goed, dan gaan de rechten van de vruchtgebruiker over op de vervangende zaak.

183
Q

de omzetting (van vruchtgebruik)

A

De omzetting van het vruchtgebruik houdt in dat het vruchtgebruik eindigt en dat de vruchtgebruiker in ruil verkrijgt 1°/ ofwel een levenslange gewaarborgde en geïndexeerde rente 2°/ ofwel een geldsom 3°/ ofwel een goed in volle eigendom De rechter heeft daarbij een zeer ruime discretionaire bevoegdheid om de omzetting al dan niet toe te staan, inzake de wijze van omzetting en de waardering van het vruchtgebruik.

184
Q

bovenmatige hinder

A

bovenmatige hinder wordt bedoeld : een stoornis die de grens van de gewone ongemakken van nabuurschap overschrijdt. beoordelingsgronden: - plaats waar de hinder plaatsvindt (bv. in een stad, in een industrieterrein, op het platteland) - tijdstip waarop de hinder zich voordoet (bv overdag, ’s nachts, in de week of in het weekend) - volgtijdelijkheid : wie zich gaan vestigen is op een erf nadat de stoornis vanwege het nabije erf al duidelijk aanwezig was, zal minder kans maken om de stoornis als bovenmatig te horen kwalificeren - intensiteit van de hinder (eenmalig of veelvuldig voorkomend) - hoedanigheid van de schadeverwekker —->door de overheid op haar openbaar domein ——> rekening met het algemeen belang!! —————->Bij de beoordeling van de vraag of de hinder al dan niet bovenmatig is, zal de rechter ermee rekening houden dat er zekere lasten zijn die een particulier in het algemeen belang moet dulden.

185
Q

De syndicus

A

De syndicus is het uitvoerend orgaan van de vereniging van mede- eigenaars. Hij neemt het dagelijks bestuur van de vereniging waar. De syndicus heeft hoofdzakelijk twee categorieën van bevoegdheden: een beheersbevoegdheid en een vertegenwoordigingsbevoegdheid. Wat zijn beheersbevoegdheid betreft, vormen de wettelijke taken van de syndicus een wettelijke minimumopdracht (art. 577-8, § 4 BW). Deze taken kunnen door het reglement van mede-eigendom uitgebreid worden, maar niet beperkt De syndicus heeft ook een vertegenwoordigingsbevoegdheid : hij vertegenwoordigt de vereniging van mede-eigenaars, zowel in rechte als voor het beheer van de gemeenschappelijke zaken (art. 577-8, § 4, 6° BW). Hij heeft een wettelijke vertegenwoordigingsopdracht zonder dat hij hiertoe een uitdrukkelijke volmacht van de algemene vergadering dieint voor te leggen. Het volstaat dat hij blijk geeft van zijn hoedanigheid als syndicus en van zijn benoeming.