Wortschatz B1 Flashcards
Der Angreifer
de aanvaller
der Anssprechpartner
de contactpersoon
die arbeitslosigkeit
de werkloosheid
die arbeitsvermittlung
het arbeidsbureau
der arbeitsagentur
het uizendbureau
der aufenthalt
het verblijf
die aufnahme
de opname
der aufschwung
de bloei
der bauarbeiter
de bouwvakker
der bedarf
de behoefte
der betrieb
het bedrijf
die beute
de buit
der bewerber
de sollicitant
die binnennachfrage
de binnenlandse vraag
der Briefträger(in)
de postbode
die chance
de kans
die fähigkeit
de vaardigheid
der fels
de rots
der geschäftsführer
de bedrijfsleider
der grund
de reden
die innenstadt
de binnenstad
der kasten
de krat
die kinderbetreuung
de kinderopvang
der kumpel
het maatje
die lage
de situatie
die lokalzeitung
de lokale krant
der mut
de moed
das nachbarland
het buurland
die nachhilfe
de bijles
der nachzügler
de achterblijver
das opfer
het slachtoffer
der pendler
de pendelaar
die reform
de hervorming
die schätzung
de schatting
der schutz
de bescherming
ähnlich
zoals
andernfalls
anders
anfänglich
aanvankelijk
ankurbeln
aanzwengelen
anschließend
aansluitend
ansonsten
voor de rest
ausbilden
opleiden
auskommen
rondkomen
auslösen
veroorzaken
ausnutzen
benutten
ausreichend
voldoende
bemängeln
een gebrek in iets zien
bereits
al
bisher
tot nu toe
einstellen
aannemen
entwischen
ontglippen
erblicken
aanschouwen
erfolgen
gebeurd
erleben
beleven
fehlend
ontbrekend
flüssig
vloeiend
gestalten
vorm geven
gleichzeitig
tegelijkertijd
gucken
kijken
händeringend
handenwringend
häufig
vaak
handwerklich
goed met de handen kunnen werken
hinweisen
verwijzen naar
ignorieren
negeren
je … desto …
hoe … des te …
jederzeit
te allen tijde
jedoch
echter
keineswegs
in geen geval
knapp
krap(pe)
kürzlich
recent