Words And Phrases Flashcards
A lot
Veel
Various / different / Several
Verschillende
About / of / with
Over
Difficult
Moeilijke
Question / ask / asking
Vargen
Someone / somebody / anybody
Iemand
Important
Belangrijk (e) / van belang
Something
iets / wat / ergens
Does
Doet
Not enough / little /not many
Weinig
Are doing / do / putting
Doen
Every
Iedere
A few
Paar
Some
Wat / sommige
Single
enkel
All kinds of
Allerlei
Enough
Genoeg
Zoon
Son
Brother
Broer (s) - sounds like “Brewers”…like the baseball team
Friend
vriend
Our
Ons
Family
Gezin
Uitstekend
Outstanding / excellent
Hoe maakt u het?
How do you do?
For a bit
Even
May I introduce…to you
Mag ik even voorstellen? …
Party
Feest
Waar woon je?
Where do you live?
Waar kom je?
Where do you come from?
Waar kom jij vandaan
Where do you come from?
Vandaan
From
Dat is lang geleden
It’s been a long time
To think
Denk
Vlakbij
Near
My parents house is small
Het huis van mijn ouders is klein
Onze
Our
Hun
Their
Let
Please note
Krig
Gets/ getting / receives
Naast
Next to / beside / apart from
Tegen
Against
Zesde
Sixth
Te veel
Too much
Hoeveelheid
Amount, quantity, number
Neem
Take / taking / get
Tenzij
Unless
Nodig
Need, necessary
Regenen
To rain
Doos
Box
Zit
Zit
Dozen
Boxes
verandert
Changes
Geleden
Ago
Well
?
Vlakbij
Close by
Zeg
Say
Vandaan
From
Uit
From
Tellen
To count
Luisteren
To listen
Tot
To
Totdat
Until
I’m going home now
Ik ga nu naar huis