Words Flashcards

1
Q

Facsimile

A

Reproductie, apparatuur die geschreven stukken via een telefoonlijn overbrengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Facultief

A

Niet verplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fait accompli

A

Voldongen feit, het is niet meer terug te draaien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Familiair

A

Vertrouwelijk in omgang, zonder omslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Farce

A

Schijnvertoning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Farmaceutisch

A

Kennis van geneesmiddelen en de bereiding daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fatalistisch

A

In zijn lot berustend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Federatie

A

Overkoepelend orgaan van staten of verenigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Feilbaar

A

Zich kunnen vergissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fenomeen

A

Verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fiasco

A

(grote) mislukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fictief

A

Denkbeeldig, verzonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Figurant

A

Iemand die een kleine (vaak zwijgend) bijrol vervult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Filantroop

A

Mensenvriend, weldoener

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Filosofie

A

De wetenschap van de wijsbegeerte, liefde tot de wijsheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fingeren

A

Verzinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Fixeren

A

Zich star richten op, vasthechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Flamboyant

A

Vlammend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Flatteren

A

Mooier voordoen dan de werkelijkheid is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Flegmatiek

A

Onaandoenlijk, onverstoorbaar kalm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Flexibel

A

Buigzaam, plooibaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Fluoresceren

A

Licht uitstralend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Fobie

A

Ziekelijke, ongemotiveerde angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Focussen

A

Concentreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Forfait

A

Vast bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Formalisme

A

Angstvallige gehecht zijn aan vormen, regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Formeren

A

Vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Formidabel

A

Geweldig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Fragiel

A

Breekbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Franchising

A

Vorm van bedrijfsvoering waarbij een overkoepelende onderneming tegen bepaalde voorwaarden zelfstandig blijvende ondernemers gebruik laat maken van haar voor de klant herkende bedrijfsformule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Frappant

A

Opvallend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Frauduleus

A

Bedrieglijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Frequent

A

Regelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Frivool

A

Lichtzinnig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Frustatie

A

Mengeling van gevoel van onmacht en teleurstelling wanneer een doel niet bereikt kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Fulmineren

A

Tekeer gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Fungeren (als)

A

Dienst doen als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Furieus

A

Woedend, ziedend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Futiliteit

A

Kleinigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Fysisch

A

Lichamelijk, natuurkundig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Gastronomie

A

Lekkerbekkerij, kookkunst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Geavanceerd

A

Vooruitstrevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Geëxalteerd

A

In vervoering brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Generaliseren

A

Slechts één aspect van een zaak behandelen en denken dat je daarmee de gehele zaak bespreekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Genereus

A

Royaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Genre

A

Een bepaald soort (muziek / boeken etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Gepredisponeerd

A

Door z’n aanleg voorbeschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Gerenommeerd

A

Bekend, van goeden huize, beroemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Gerieflijk

A

Comfortabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Gespeend (van)

A

Zonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Geste

A

Gebaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Gezapig

A

Zonder enige opwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Gezeglijk

A

Meegaand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Gigantisch

A

Geweldig groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Globaal

A
  1. Over het algemeen genomem.

2. Wereldwijd

56
Q

Glossarium

A

Een woordenlijst achter in een boek

57
Q

Gratificatie

A

Toelage

58
Q

Grotesk

A

Lachwekkend, zonderling

59
Q

Haaks

A

Rechthoekig

60
Q

Hallucinatie

A

Zinsbegoocheling, het waarnemen van niet bestaande verschijnselen

61
Q

Handvest

A

Stuk war door handtekeningen bevestigd is

62
Q

Hausse

A

Stijging

63
Q

Hautain

A

Hooghartig

64
Q

Hedonisme

A

De leer die genot tot het belangrijkste in het leven verheft

65
Q

Hegenomie

A

Overheersing

66
Q

Heimelijk

A

In het geheim

67
Q

Herbivoor

A

Dier dat alleen plantaardig voedsel gebruikt

68
Q

Heremiet

A

Kluizenaar

69
Q

Heroïsch

A

Heldhaftig

70
Q

Hervorming

A

Geleidelijke, geweldloze verandering

71
Q

Hetze

A

Ophitsing

72
Q

Heulen met

A

Stiekem samengaan met

73
Q

Hiaat

A

Ontbrekend deel

74
Q

Hiërarchie

A

Rangorde bij bijvoorbeeld ambtenaren

75
Q

Hiëroglyfen

A

Beeldschrift van de oude Egyptische cultuur (schrijven via tekeningen)

76
Q

Hilariteit

A

Algehele vrolijkheid

77
Q

Hommage

A

Huldebetuiging

78
Q

Homogeen

A

Allemaal van dezelfde soort

79
Q

Homoniem

A

Een woord dat op dezelfde manier geschreven en uitgesproken wordt, maar verschillende betekenissen heeft

80
Q

Honoreren

A

Belonen

81
Q

Hovaardig

A

Trots, hoogmoedig

82
Q

Humaan

A

Menselijk

83
Q

Hybride

A

Kruisingsproduct, bastaard

84
Q

Hybris

A

Hoogmoed

85
Q

Hype

A

Rage

86
Q

Hyperinflatie

A

Zeer sterk waardedaling van een munt

87
Q

Hypochonder

A

Zwaarmoedig persoon

88
Q

Hypocriet

A

Schijnheilig

89
Q

Hypothese

A

Stelling die men voorlopig als waarheid aanneemt

90
Q

Ideëel

A
  1. Denkbeeldig, alleen in de gedachten bestaand

2. Gericht op verwezenlijking van een ideaal

91
Q

Identiek

A

Precies hetzelfde

92
Q

Identiteitscrisis

A

Toestand waarin men onzeker is over wie men eigenlijk is

93
Q

Ideologie

A

Het geheel van de beginselen van een bepaalde leer of stelsel

94
Q

Illegaal

A
  1. In strijd met de wettelijke voorschriften

2. Iemand die zonder verblijfsvergunning in het land verblijft

95
Q

Illegitiem

A

Onwettig

96
Q

Illusie

A

Droombeeld

97
Q

Imiteren

A

Nabootsen

98
Q

Immaterieel

A

Onstooflijk, niet financieel

99
Q

Immoreel

A

Zonder waarden en normen

100
Q

Immuun

A

Onscheinbaar; niet vatbaar voor infectie of gift

101
Q

Impasse

A

Tijdelijke stilstand

102
Q

Imperialisme

A

Streven naar machts- en gebiedsuitbreiding

103
Q

Impliciet

A

Er in betrokken, tegelijkertijd

104
Q

Imposant

A

Indrukwekkend

105
Q

Impressie

A

Indruk

106
Q

Improvisatie

A

Ter plekke verzonnen, dus onvoorbereid

107
Q

Impulsief

A

Onbezonnen, in een opwelling

108
Q

Incapabel

A

Niet in staat tot, onbekwaam

109
Q

In casu

A

In dit geval

110
Q

Incidenteel

A

Toevallig, af en toe

111
Q

Inclusief

A

Erbij inbegrepen

112
Q

Incognito

A

Onder andere naam

113
Q

Incompetent

A

Onbekwaam

114
Q

Incubatietijd

A

Tijdsruimte tussen het besmet raken en het uitbrekken van de ziekte

115
Q

Indexcijfer

A

Geeft de vrhouding weer tussen een grootheid en een als grondslag aangenomen grootheid

116
Q

Indicatie

A

Aanwijzingen

117
Q

Indifferent

A

Onverschillig

118
Q

Indoctrineren

A

Iemand die een leer kritiekloos leren aanvaarden, herenspoelen

119
Q

Indolent

A

Lusteloos, traag

120
Q

Infantiel

A

Kinderachtig

121
Q

Inferieur

A

Kwalitatief slecht

122
Q

Infrastructuur

A

Vaste bsisinrichting van een land mbt publieke voorzieningen als vervoer, energie, (tele-)communicatie etc.

123
Q

Inheems

A

Binnenlands

124
Q

Inherent (aan)

A

Behorend bij

125
Q

Initieel

A

Eerste, aanvangs-

126
Q

Initiëren

A

Beginnen, inwijden

127
Q

Innovatie

A

Vernieuwing, invoering van iets nieuws

128
Q

In petto

A

Achter de hand (hebben)

129
Q

Inscriptie

A

Ingedreven, gegraveerde tekst

130
Q

Insinuatie

A

Verdachtmaking

131
Q

Insubordinatie

A

Verzet tegen het gezag waaronder men gesteld is door zijn functie

132
Q

Insufficiënt

A

Ontoereikend

133
Q

Integraal

A

Volledig, alles erbij

134
Q

Integreren

A

Erin opnemen

135
Q

Fantoom

A

Griezelige droomheid, schijnbaar