word skills Flashcards
fase
stadium
phase
stadium
etappe
stage
synoniem
synonym
synoniem
synonymous
betekenis
sense
verwisselbaar
identiek
interchangeable
dubbelzinnig
ambiguous
dubbelzinnigheid
ambiguity
iets op een bepaalde manier opvatten
interpreteren
to interpret sth
interpretatie
interpretation
doorzichtig
gemakkelijk te begrijpen
transparent
ondoorzichtig
moeilijk te begrijpen
opaque
inpakpapier
wrapping paper
duidelijk
onmiskenbaar
self-explanatory
duidelijk
precies
precise
exact
precies
duidelijk
exact
juistheid
precisie
nauwkeurigheid
precision
ziel
soul
bijna
ongeveer
virtually
bijna hetzelfde
ongeveer hetzelfde
virtually the same
geest
spirit
bijna onmogelijk
virtually impossible
bijna zeker
virtually certain
ironie
irony
ironisch
ironic
zware ironie
heavy irony
licht ironisch
a trace of irony
a hint of irony
sarcasme
sarcasm
sarcastisch
sarcastic
iemand belachelijk maken
to make fun of sb
figuurlijk gebruikt
figurative
figuurlijk taalgebruik
figuratively
letterlijk
literal
letterlijk gebruikt
literary
afkeurend
disapproving
ouderwets (taalgebruik)
old-fashioned
ouderwets
dated
modern taalgebruik
huidig taalgebruik
in current use
dialect
spreektaal
slang
kleinerend
pejorative
neerbuigend
denigrerend
derogatory
beledigend
insulting
iemand beledigen
to insult sb
opzettelijk beledigend
deliberately insulting
zeer beledigend
highly insulting
iets of iemand uitlachen
to make fun of
to poke fun at
belachelijk maken (meestal door die persoon na te doen)
to mock
kruipen
to crawl
twijfelen
to have second thoughts
in tweestrijd zijn
to be in two minds about sth
vriendelijk
sweet (of sb)
het druk hebben met iets
to be tied up
iets begint bij iemand te dagen
to dawn on sb
bijbedoeling
een reden waarom je iets doet dat je verzwijgt
ulterior motive
dom
stom
thick
stupid
het laatste zijn waar iemand aan denkt
to be the last thing on sb’s mind
iets vermijden
iets niet willen doen
to get out of sth
iets in het rond doen laten vliegen
iets op de vlucht jagen
iets ondersteboven lopen
to send sth flying
iemand in het rond laten vliegen
iemand op de vlucht jagen
iemand ondersteboven lopen
to send sb flying
wanneer je iets verassends wil zeggen
you are not gonna believe this
you are not going to believe this
iets beïnvloeden om iets te laten doen
vb: de auto laten starten
to get sth to do sth
iemand beïnvloeden om iets te doen
vb: ik kreeg hem niet weg van het feestje
to get sb to do sth
vers blijven
to keep
genoeg voor iemand tot een bepaalde tijd
to keep sb going
vb: I will eat that sandwich. It will keep me going until lunch
iets zeggen of schrijven op een bepaalde manier
to put sth (into words)
iemand harder laten werken
to put sb
iets aan iemand overlaten
to leave sth to sb
to leave sth with sb
think or calculate sth to be particular time or numbe
to make sth sth
iemand ergens krijgen/ brengen
cause sb to reach a particular condition or place
to bring sb somewhere
iets wordt verkocht of gemaakt inclusief iets
to come with
iets wordt verkocht of gemaakt in iets
vb: de stoelen zijn in 4 verschillende kleuren mogelijk
to come in
voldoende zijn in een bepaalde situatie
do
vb: will that do?
voldoende zijn in een bepaalde situatie
do for sb or sth
rijbewijs
driving licence
geboorteakte
birth certificate
reserve onderdeel
spare part
voorbijganger
passer-by
verlengd weekend
long weekend
levensverwachting
life expectancy
binnenweg
short cut
shortcut
kostuum
verkleedpak
galakleed
fancy dress
kinderrijmpje
nursery rhyme
gokautomaat
fruit machine
slot machine
nabestaanden
next of kin
op het laatste moment
last-minute
bebouwde kom
built-up
in paniek
panic-stricken
ongevoelig
thick-skinned
afstotelijk
ontmoedigend
off-putting
sprakeloos
met de mond vol tanden
tongue-tied
versleten
worn out
vermoeid
uitgeput
worn out
duurzaam
hard-wearing
eindeloos
never-ending
humeurig
slecht gehumeurd
prikkelbaar
bad-tempered
bekrompen
kleingeestig
kortzichtig
narrow-minded
dweepziek
onverdraagzaam
bigoted
ruimdenkend
broad-minded
ruimdenkend
open-minded
vergeetachtig
afwezig
absent-minded
doelbewust
single-minded
een teleurstelling
a let-down
iemand teleurstellen
to let sb down
afvallen
niet meer deelnemen aan
to drop out (of sth)
een afvaller
a dropout
een opkomst
a turnout
uitrukken
bijeenkomen
to turn out
een opschudding
a shake-up
voor een opschudding zorgen
to shake sth up
stilvallen
niet meer werken
to break down
storing
defect
breakdwon
iets opstoppen
iets belemmeren
to hold sth up
iemand opstoppen
iemand belemmeren
to hold sb up
een opstopping
een belemmering
een versperring
a hold-up
file
tailback
een file veroorzaken
to tail back
een afschrijving
vb: een auto die niet meer door de keuring geraakt
a write-off
iets afschrijven
to write sth off
het einde van een relatie
uit elkaar gaan
a break-up
uit elkaan gaan
to break up
een terugval
a setback
iets veroorzaakt een terugslag
to set sth back
iemand tegenhouden
to set sb back
oproer
het uitbreken
an outbreak
spenderen
uitgeven
to lay out
onkosten
uitgaven
outlay
plaatsing
combinatie van bepaalde woorden
collocation
iets in brand steken
to set fire
vuur vatten
to catch fire
het vuur begon
the fire broke out
in brand
on fire
verspreiding van vuur
fire spread