woordjes sara Flashcards

1
Q

bevestigen

A

zeggen dat iets klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eigenaardig

A

apart, vreemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

essentieel

A

heel belangrijk, onmisbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gehalte

A

de hoeveelheid van iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klaarblijkelijk

A

blijkbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nadelig

A

wat nare gevolgen heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ogenschijnlijk

A

zoals het lijkt maar waarschijnlijk niet is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ontwijken

A

uit de weg gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

overvloedig

A

in grote hoeveelheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

realistisch

A

haalbaar, mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tegenstrijdig

A

niet kloppend, het kan niet samen gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

toegankelijk

A

goed te bereiken, open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitgestrekt

A

over een grote oppervlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verkondigen

A

in het openbaar vertellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zodanig

A

op zo’n manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

beklijven

A

blijven hangen, bijblijven

17
Q

concreet

A

duidelijk, niet abstract

18
Q

delicaat

A

kwetsbaar

19
Q

minescuul

A

heel klein

20
Q

onophoudelijk

A

zonder stoppen

21
Q

perceel

A

stuk grond

22
Q

rank

A

lang en smal (tekkel)

23
Q

registreren

A

waarnemen

24
Q

sculptuur

A

beeld houwerkt

25
Q

weren

A

tegenhouden