Woordjes Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

Bondgenootschappen

A

Een afspraak tussen 2 of meer landen om elkaar te helpen bijvoorbeeld bij een oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Censuur

A

De overheid controleert de pers en houdt dus toezicht op alle berichten via radio,kranten en andere massamedia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Centralen

A

Bondgenootschap tussen Duitsland en oostenrijk-hongarije

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cummunisme

A

Het streven naar een samenleving waarin iedereen gelijk is en waarin de grond , grondstoffen en fabrieken van de staat zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Distributiesysteem

A

Een systeem waarin je alleen met bonkaarten producten kan kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dodendraad

A

Een hek van prikkeldraad langs de belgisch-nederlandse grens dat onder hoge spanning stond. Het werd aangelegd door de Duitsers in 1915

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gealloeerden

A

Bondgenootschap van Rusland, Frankrijk en Engeland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gifgas

A

Giftig gas dat als wapen gebruikt werd tijdens de eerste wereldoorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Handelsbelemmeringen

A

Problemen waardoor het handeldrijven gehinderd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Loopgraven

A

Diepe greppels die soldaten hadden gegraven om beschut te zitten tegen beschietingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Militarisme

A

Het uitbreiden en verheerlijken van militaire macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Modern imperialisme

A

Periode van 1870 tot 1914 waarin Europese landen grote delen van Afrika en Azië veroverden en die tot kolonies maakten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mobiliseren

A

Het leger maakt zich klaar voor oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nationalisme

A

Een grote voorliefde hebben voor je eigen land en volk en streven naar een eigen staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neutraal(land)

A

Zich niet bij een van de strijdende partijen aansluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onbeperkte duikbotenoorlog

A

Een manier van vechten waarbij Duitsland niet alleen schepen van de vijanden aanviel maar ook schepen van neutrale landen die die vijand bevoorraden

17
Q

Propaganda

A

Het gebruiken van kranten, posters en andere middelen om de vijand zwart te maken en om de burgers ervan te overtuigen dat ze voor een goede zaak vechten

18
Q

Russische revolutie

A

Opstand die begon in februari 1917 en eindigde in oktober van dat jaar, toen de communisten in Rusland de macht grepen

19
Q

Totale oorlog

A

De hele bevolking en alle economische middelen worden ingezet om de oorlog te winnen

20
Q

Verdrag van versailles

A

Een in 1919 gesloten verdrag dat een einde maakte aan der Eerste Wereldoorlog

21
Q

Volkenbond

A

Een internationale organisatie, opgericht in 1919 die de nieuwe oorlog moest verkomen

22
Q

Von schlieffenplan

A

Een geheim plan van de Duitsers om eerst snel Frankrijk te verslaan en daarna pas tegen Rusland te gaan vechten

23
Q

Wapenstilstand

A

Een afspraak tussen de oorlogvoerende partijen om op te houden met vechten