woordjes fictie proef 3 Flashcards

1
Q

kitsch

A

werk dat kunst moet voorstellen, maar dat onecht lijkt of voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

impliciet

A

zonder dat het met veel woorden wordt gezegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

discipline

A

studierichting, wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stereotiep

A

wat zich steeds op dezelfde manier voordoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gave

A

iets van nature goed kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

casanova

A

rokkenjager, versierder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

letterkunde

A

studie van literatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

iets op een presenteerblaadje krijgen

A

iets krijgen zonder dat je er moeite voor hoeft te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

criterium

A

kenmerk, maatstaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

doorgronden

A

begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Marmite

A

een hartige kruidenpasta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kokkel

A

soort schelp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glinsteren

A

schitteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

moes

A

een brij van fijngehakte of fijngekookte groente of vruchten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pauken

A

grote trommels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pluk de dag

A

geniet van vandaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verstrijken (van tijd)

A

voorbijgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verstrooid

A

er niet met je gedachten bij zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

zich lenen voor

A

geschikt zijn voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bekommernis

A

bezorgdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

deren

A

schade toebrengen

19
Q

cluster

A

een geheel van (BV. personen)

20
Q

geborgen

A

beschermd tegen gevaar

21
Q

jurering

A

beoordeling

22
Q

razen

A

snel en luid bewegen

23
Q

trotseren

A

je niet laten afschrikken

24
Q

in (goede) banen leiden

A

ervoor zorgen dat iets goed verloopt

24
Q

castraat

A

gecastreerde man of dier

25
Q

arpeggio

A

het snel na elkaar spelen van de tonen van een akkoord

26
Q

decibel

A

maat voor hoeveelheid geluid

27
Q

dwepen

A

overdreven bewonderen

27
Q

hiaat

28
Q

ijdel

A

als je jezelf heel goed en mooi vindt

29
Q

koppensnellen

A

het afsnijden en meenemen van iemands hoofd na die persoon te hebben gedood

30
Q

op slag

A

onmiddellijk

31
Q

schallen

A

luid klinken

32
Q

schril

A

wat pijn doet aan het oor

33
Q

bezetene

A

idioot, fanatieke persoon

34
Q

slijten

35
Q

fraudeur

A

iemand die bedrog pleegt door een foute administratie bij te houden

36
Q

gecoiffeerd

A

wie zijn haar heeft laten knippen bij de kapper

36
Q

welslagen

A

het slagen

37
Q

besognes

A

de dingen die je bezig houden

38
Q

tuchthuis

A

gevangenis

39
Q

vereren

A

grote bewondering hebben

39
Q

premisse

40
Q

grofweg

41
Q

handjevol

42
Q

vellen

A

een bom laten omvallen

43
Q

lijzig

A

slungelig (largirucho)