Woordjes C H3 Flashcards
1
Q
Accomplice
A
Handlanger
2
Q
Couple
A
Stel
3
Q
Fame
A
Roem
4
Q
Freckles
A
Sproeten
5
Q
Hideout
A
Schuilplaats
6
Q
Imprison
A
In de gevangenis zetten
7
Q
Increase
A
Vergroten
8
Q
Kidnap
A
Ontvoeren
9
Q
Playful
A
Speels
10
Q
Rather than
A
Liever dan
11
Q
Release
A
Vrijlaten
12
Q
Rob
A
Overvallen
13
Q
Team up with
A
Samenwerken met
14
Q
Trap
A
Val
15
Q
Unlikely
A
Onwaarschijnlijk