Woordjes Algemeen Flashcards
1
Q
Schuld
A
Averia
2
Q
Hoewel
A
Aunque
3
Q
Enthousiasme voor / animo
A
Animo
4
Q
Studieplan
A
Aprendizaje
5
Q
Goedkeuren/toestemming geven
A
Aprobar
6
Q
Bang zijn
A
Asustar
7
Q
Zin hebben
A
Apetecer
8
Q
Wazig
A
Boroso
9
Q
Slotenmaker
A
Cerracero
10
Q
Stilletjes
A
Callado
11
Q
Meebrengen
A
Conllevar
12
Q
Houd je mond
A
Callate
13
Q
Beoordeling, kwalificatie
A
Calificación
14
Q
Chatten
A
Charlar
15
Q
Gevangenis
A
Carcel
16
Q
Gestraft
A
Castigado/a
17
Q
Lijkwagen
A
Coche funebre
18
Q
Vertellen
A
Contar
19
Q
Dag zeggen
A
Despedirse
20
Q
Nog iets anders?
A
Desea algo mas?
21
Q
Onderwijzen
A
Dar clase
22
Q
Af en toe
A
De vez en cuando
23
Q
Pijn hebben
A
Doler
24
Q
Iets met water wassen
A
Fregar
25
Q
Rang
A
Grado