Woordjes Flashcards
1
Q
Het plein
A
La plaza
2
Q
De hoofdstad
A
La capital
3
Q
Beroemd
A
Famoso/-a
4
Q
Het cadeau
A
El regalo
5
Q
Samen
A
Juntos/-as
6
Q
Het computerspel
A
El videojuego
7
Q
Kopen
A
Comprar
8
Q
Het ding
A
La cosa
9
Q
Het shirt
A
La camiseta
10
Q
De broek
A
Los pantalones
11
Q
De rok
A
La falda
12
Q
De winkel
A
La tienda
13
Q
De stijl, de smaak
A
El estilo
14
Q
Eerst
A
Primero
15
Q
Heel leuk vinden
A
Encantar
16
Q
Te voet gaan
A
Ir a pie
17
Q
De pinautomaat
A
El cajero automático
18
Q
Het geld
A
El dinero
19
Q
De aanbieding
A
La oferta
20
Q
Enorm
A
Enorme
21
Q
Een hekel hebben aan
A
Odiar
22
Q
Kosten
A
Costar
23
Q
Duur
A
Caro/-a
24
Q
Goedkoop
A
Barato/-a
25
Betalen
Pagar
26
De kleur
El color
27
Nodig hebben
Necesitar
28
Liever willen
Preferir
29
De maat
La talla
30
De paskamer
El probador
31
Winkelen
El probador, ir de compras
32
Langskomen
Pasar
33
Het product, het arrikel
El articulo
34
De tas
El bolso
35
De sneaker
La zapatilla
36
Origineel
Original
37
Alternatief
Alternativo/-a
38
Sportief
Deportivo/-a
39
Elegant
Elegante
40
De markt
El mercado
41
In de uitverkoop zijn
Estar de rebajas
42
In de aanbieding zijn
Estar de oferta
43
Het kledingstuk
La prenda
44
De blouse
La camisa
45
De spijkerbroek
Los vaqueros
46
De schoenen
Los zapatos
47
De laarzen
Las botas
48
De sokken
Los calcetines
49
De sandalen
Las sandalias
50
De trui
El jersey
51
De sweater
El suéter
52
Het vestje
La rebeca
53
De kousen
Las medias
54
Het warenhuis
El almacén
55
De winkelbediende
El dependiente/ la dependienta
56
De jurk
El vestido
57
Het toeristenbureau
La oficina de información Turustica
58
De folder
El folleto
59
Een wandeling maken
Dar un paseo
60
De reclame
El anuncio
61
Het standbeeld
La estatua
62
De openingstijden
El horario
63
Het toegangsbewijs
La entrada
64
Uitrusten
Descansar
65
Aankomen, bereiken
Llegar
66
Iets drinken
Tomar algo
67
Het voetbalstadion
El estadio de fútbol
68
Het park
El parque
69
De hoed
El sombrero
70
De ontmoetingsplek
El punto de encuentro
71
Het symbool
El símbolo
72
Officieel
Oficial
73
De modeshow
La pasarela
74
Het mode-event
El evento de moda
75
De plek, de plaats
El sitio
76
De mode
La moda
77
De collectie
La colección
78
De zonnebril
Las gafas de sol
79
De portemonnee
El monedero
80
Het horloge
El reloj
81
De ketting
El collar
82
De oorbellen
Los pendientes
83
De sjaal
La bufanda
84
De want
El guante
85
De (mode)-accessoires
Los complementos (de moda)
86
De outfit
La creación
87
De rugzak
La mochila
