woordjes 517-557

Question 1

causa

Answer 1

causae / de oorzaak, de reden, het procees

Question 2

lingua

Answer 2

linguae / de tong, de taal

Question 3

summa

Answer 3

summae / de hoofdzaak, het geheel

Question 4

bellum

Answer 4

melli / de oorlag

Question 5

caelum

Answer 5

caeli / de hemel

Question 6

negotium

Answer 6

negotii / de bezigheid, de opdracht

Question 7

divus

Answer 7

diva, divum / goddelijk

Question 8

natio

Answer 8

nationis / het volk, de volksstam

Question 9

pax

Answer 9

pacis, v / de vrede

Question 10

facies

Answer 10

faciei / het gezicht, het uitzicht

Question 11

confirmare

Answer 11

confirmaro / versterken, bevestigen

Question 12

damnare

Answer 12

damnaro / veroordelen

Question 13

putare

Answer 13

puto / menen

Question 14

continere

Answer 14

contineo, conitnui, contentum / vasthouden, omvatten

Question 15

gaudere

Answer 15

gaudeo / blij zijn

Question 16

movere

Answer 16

moveo, movi, motum / bewegen, beinvloeden

Question 17

animadvertere

Answer 17

animadverto, animadverti, animadversum / opmerken

Question 18

angere

Answer 18

frango, fregi, gractum / breken

Question 19

intra + acc

Answer 19

voorzetsel / binnen

Question 20

quasi

Answer 20

bijwoord / als het ware

Question 21

signum

Answer 21

signi / het teken

Question 22

tectum

Answer 22

tecti / het dag, het huis

Question 23

verus

Answer 23

a, um / waar, echt

Question 24

carmen

Answer 24

carminis,o / het lied, het gedicht

Question 25

similis + dat

Answer 25

similis, simile, similis / gelijk aan, gelijkend op

Question 26

qui, quae, quod

Answer 26

btr vnw / die, dat

Question 27

errare

Answer 27

erraro / zwerven, zich vregissen

Question 28

mutare

Answer 28

muto / veranderen, verwisselen

Question 29

conari

Answer 29

conor / proberen

Question 30

docere

Answer 30

doceo, docui, doctum / onderwijzeijn