woordjes 2.1 tm 2.7 Flashcards

1
Q

natuurlijke bevolkingsgroei

A

groei van een bevolking als er meer geboorten zijn dan sterfgevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geboorteoverschot

A

het verschil tussen het aantal mensen dat geboren wordt per duizend inwoners en het aantal mensen dat sterft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sterfteoverschot

A

het aantal sterfgevallen is groter dan het aantal geboorten in een jaar in een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geboortecijfer

A

het gemiddelde aantal geboorten in een gebied in een jaar per duizend inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sterftecijfer

A

het gemiddeld aantal overledenen in een gebied in een jaar per duizend inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leeftijdsdiagram

A

diagram dat de leeftijsopbouw van de bevolking laat zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bevolkingspiramide

A

een grafiek met de leeftijdsopbouw van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

levensverwachting

A

getal dat aangeeft hoe oud mensen gemiddeld worden/ nog te leven hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ruimtegebruik

A

de manier waarop een gebied gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor het bouwen van winkels of als landbouwgrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bevolkingsdichtheid

A

het gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bevolkingsspreiding

A

de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sociale bevolkingsgroei

A

toename van de bevolking doordat mensen van buiten het gebied zich er vestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verhuismotief

A

reden om te verhuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aantrekkingsfactor

A

reden om je in een gebied te vestigen, bijvoorbeeld werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

afstotingsfactor

A

reden om uit een gebied te vertrekken, bijvoorbeeld armoede of werkloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vestigingoverschot

A

als er meer mensen in een gebied komen wonen dan er vertrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vertrekoverschot

A

als er meer mensen uit een gebied vertrekken dan er komen wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ontgroening

A

afname van het aandeel jonge mensen in de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vergrijzing

A

toename van het aandeel ouderen in de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

urbanisatie

A

de trek van het platteland naar de stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

suburbanisatie

A

proces waarbij mensen en bedrijven van een stad naar omringde platteland trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ruimtelijke kwaliteit

A

de kwaliteit van de woonomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

leefbaarheid

A

de geschiktheid om ergens te leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

veiligheid

A

afwezigheid van gevaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
sociale contacten
contacten tussen bewoners
26
sociale controle
mensen uit een buurt of wijk letten op elkaar
27
onderhoud
tijdig opruimen en herstellen van de openbare ruimte
28
sociale verhouding
de relaties dussen mensen in een wijk
29
sergratie
als verschillende bevolkingsgroepen ieder in hun eigen buurt wonen en er weinig contact is met andere bevolkingsgroepen
30
integratie
migranten nemen cultuurelementen over van het land waar zij wonen en passen die toe in hun eigen cultuur
31
sociale ongelijkheid
grote verschillen in inkomens tussen groepen mensen
32
bereikbaarheid
de mate waarin je binnen korte tijd en zonder moeite kunt komen waar je wilt
33
infrastructuur
alle voorzieningen die nodig zijn om verkeer mogelijk te maken (bijvoorbeeld wegen, spoorlijnen, havens, pijpleidingenen digitale verbindingen)
34
transitiemodel
model dat laat zien hoe geboortecijfers en sterftecijfers veranderen in de loop van de tijd
35
immigratie
mensen uit het buitenland komen in een land wonen
36
migratiemotief
reden waarom iemand migreert
37
remigratie
migranten verhuizen terug naar het land waar ze vandaan komen
38
emigratie
vertrekken uit je land om in een ander land te gaan wonen
39
gastarbeiders
mensen die in een land komen wonen om te werken, met de bedoeling dat dat tijdelijk is
40
seizoensmigratie
migratie waarbij een arbeider een gedeelte van het jaar komt werken en daarna waar naar huis gaat
41
groeigebied
gebied waar het aantal inwoners stijgt
42
braindrain
het vertrek van hoger opgeleiden uit een gebied
43
krimpgebied
gebied waar het aantal inwoners daalt
44
historische stadskern
het oude centrum van een stad
45
stratenpatroon
het patroon dat gevormd wordt door straten en pleinen
46
bebouwingsdichtheid
de oppervlakte bebouwd gebied per vierkante kilometer
47
concentrisch groeimiddel
model van de groei van een stad, waarbij nieuwe wijken telkens als een nieuwe schil rond de stad worden gebouwd
48
meerkernen-groeimiddel
groeimodel van een stad waarbij wijken duidelijk van elkaar gescheiden zijn
49
sector groeimiddel
groeimodel van een stad waar de stad in bepaalde richting groeit en in andere juist niet
50
agglomeratievorming
het ontstaan van ogglomeraties
51
agglomeratie
aaneengestolen stedelijke bebouwing die zich over meer dan één gemeente uitstrekte
52
stedelijke zone
een groot stedelijke gebeid, waar verschillende stedelijke gebieden aan elkaar zijn gegroeid
53
voorzieningen
dingen die mensen regelmatig nodig hebben, zoals winkels, gezondheidscentra enz
54
drempelwaarde
het minimum aantal mogelijke klanten dat nodig is om een goed of dienst op een bepaalde plaats met winst te kunnen aanbieden
55
reikwijdte
de afstand die klanten willen afleggen voor een bepaald dienst of goed
56
verzorgingsgebied
het gebied waarvoor de stad allerlei voorzieningen aanbiedt
57
ruimtelijke ordening
het regelen van het ruimtegebruik door de overheid
58
bestemmingsplan
plan van de gemeente dat aangeeft hoe een bepaald gebied ingericht wordt
59
inspraak
het mogen gaven van je mening over bepaalde zaken
60
mobiliteit
alle verplaatsingen van mensen en goederen
61
forensisme
het op en neer reizen tussen je woongemeente en je werkgemeente
62
congestie
het verstopt raken van de infrastructuur in een gebied(bijv door files)