Woordjes Flashcards

1
Q

despotisme

A

regering waarbij één persoon de absolute macht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

annexeren

A

toevoegen van een grondgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

expansionistisch

A

uitbreidend (qua grondgebied)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

parasiteren

A

op schadelijke wijze leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bourgeoisie

A

welgestelde burgerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

saillant

A

uitspringend punt van een vestingswerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spervuur

A

onophoudelijke reeks schoten na elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

veldartillerie

A

zwaar geschut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

infanterie

A

het voetvolk van een leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

activisten

A

lid van een actiegroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

prominent

A

vooraanstaande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onomatopee

A

klanknabootsing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Genereren

A

creëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maskeren

A

bedekken, verbloemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bloemlezing

A

beste uit verzameling gedichten of proza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

autoriteiten

A

machthebbers

17
Q

restricties

A

Regels/ beperkingen

18
Q

luguber

A

heel gruwelijk

19
Q

intimidatie

A

bangmakerij

20
Q

Loyaal

A

Trouw, eerlijk

21
Q

paradox

A

uitspraak die niet overeenstemt met de gangbare
mening

22
Q

Ontmanteling

A

het uit elkaar halen of verwijderen van belangrijke onderdelen

23
Q

Adequaat

A

voldoende, gepast

24
Q

Escaleren

A

Uit de hand lopen

25
Q

Expansie

A

uitbreiding, vergroting van het grondgebied

26
Q

fascisme

A

politieke opvatting die zich kenmerkt door autoritaire gezagsuitoefening en verwerping van de democratie

27
Q

Misantroop

A

iemand die mensen haat

28
Q

repercussie

A

Nadelig gevolg van iets

29
Q

Dispuut

A

Conflict , discussie

30
Q

hostiliteit

A

Vijandigheid

31
Q

Imperium

A

groot en machtig rijk

32
Q

Impact

A

Effect, invloed

33
Q

ambigu

A

iets wat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden

34
Q

Polemiek

A

discussie over een bepaald onderwerp dat in verschillende gepubliceerde teksten gevoerd wordt

35
Q

Acclimatiseren

A

wennen aan een omgeving

36
Q

enigma

A

Raadszl

37
Q

capituleren

A

overgave aan de vijand

38
Q

significant

A

betekenisvol