Woordjes Flashcards
1
Q
ho theos
A
the- =god
2
Q
he theos
A
the- =godin
3
Q
ho anthroopos
A
anthroop- =mens
4
Q
ou, ouk, ouch
A
niet
5
Q
einai
A
zijn
6
Q
pareinai
A
par-ei, -es =aanwezig zijn
7
Q
ho adelfos
A
adelf- =broer
8
Q
he adelfe
A
adelf- =zus
9
Q
polloi
A
poll- =veel ,talrijk
10
Q
he techne
A
techn- =vaardigheid
11
Q
ara
A
/
12
Q
ho muthos
A
muth- =verhaal
13
Q
kai
A
en, ook
14
Q
gar
A
want
15
Q
oun
A
dus
16
Q
sofos
A
sof- wijs, slim
17
Q
ethelein
A
ethel- =willen
18
Q
legein
A
leg- =zeggen, spreken, vertellen
19
Q
ti;
A
wat?, wrm?
20
Q
ho ouranos
A
ouran- =de hemel
21
Q
hee gee
A
g- =aarde, land
22
Q
ho heelios
A
heli- =de zon
23
Q
ho doulos
A
doul- =slaaf
24
Q
hee timee
A
tim- =eerbewijs ,eer
25
ho ksenos
ksen- =vreemdeling
26
to dendron
dendr- =boom
27
to biblion
bibli- =boek
28
to dzooon
dzoo- =levend wezen, dier
29
to dooron
door- =geschenk
30
kalos
kal- =goed, mooi, edel
31
kakos
kak- =slecht
32
agathos
agath- =goed, edel, flink
33
deinos
dein- =vreselijk ,geducht ,knap ,geweldig
34
egoo
ik
35
su
jij
36
heemeiS
wij
37
humeis
jullie
38
luein
lu- =losmaken
39
chairein
chair- =blij zijn
40
echein
ech- =hebben, houden
41
blepein
blep- =kijken
42
pinein
pin- =drinken
43
esthiein
esthi- =eten
44
bainein
bain- =gaan
45
leipein
leip- =verlaten, achter-
46
stergein
sterg- =beminnen
47
ho filos
fil- =vriend
48
hee filee
fil- =vriendin
49
ho potamos
potam- =rivier
50
ho lithos
lith- =steen
51
alla
maar
52
pros
naar ,tot bij
53
eic
naar, tot in
54
ho neaniskos
neanisk- =de jongeman
55
adein
ad- =zingen
56
hoos
zoals
57
akouein
akou- =horen ,luisteren naar
58
de
en, maar, /
59
monos
mon- =alleen ,enig
60
thaumadzein
thaumadz- =verwonderd zijn, bewonderen
61
hee oodee
ood- =lied, gezang
62
hee foonee
foon- =stem ,geluid
63
hee paidiskee
paidisk- =meisje