Woordjes Flashcards
1
Q
Intueri
A
Kijken naar
2
Q
Latitudo
A
Breedte
3
Q
Magnitudo
A
Grootte
4
Q
Senescere
A
Oud worden
5
Q
Smilitudo
A
Gelijkenis
6
Q
Adeo
A
Zozeer
7
Q
Adscendere
A
Stijgen beklimmen
8
Q
Calidus
A
Warm
9
Q
Cunctari
A
Aarzelen treuzelen
10
Q
Discrimen
A
Onderscheid / kritiek moment
11
Q
Flectere
A
Buigen vermurwen
12
Q
Frangere
A
Breken
13
Q
Imminere
A
Hangen boven/ bedreigen
14
Q
Incidere
A
Vallen op/ voorvallen
15
Q
Lapis
A
Steen