woordenschatlijst paragraaf 2 Flashcards
1
Q
circuleert
A
gaat rond
2
Q
inspiratie
A
bron voor een idee
3
Q
focust
A
richt zijn aandacht
4
Q
beschouwen
A
bekijken
5
Q
aanstekelijk
A
zo dat het gemakkelijk op anderen over gaat
6
Q
onberekenbare
A
niet te voorspellen
7
Q
van mond tot mond gaan
A
worden doorverteld
8
Q
twist
A
wending; draai
9
Q
spic en span
A
heel netjes
10
Q
vooroordelen
A
op een gebrek aan kennis gebaseerde meningen; meningen vooraf
11
Q
spelen daar op in
A
reageren daar op
12
Q
urgentie
A
dringendheid; spoedeisendheid