woordenschat - semester Flashcards
liberalisme
een politieke stroming met als uitgangpunt zo veel mogelijk vrijheid van het individu zolang hij de vrijheid van anderen niet beperkt
nationalisme
politieke stroming met sterk belang naar het volk en land (extreme vorm)
legitimiteit
het rechtvaardige (moreel juiste)
coalitie
verbond tussen 2 of meer groeperingen, partijen, staten,…
dynastie
opeenvolging van heersers die tot dezelfde familie behoren
verstedelijking
de trek van mensen van het platteland naar (grote) steden
bourgeois
burger
laissez-faire
leiderschapsstijl waarbij de leidinggevende erop vertrouwd dat de medewerkers zelfstandig functioneren (vrijheid van productie en handelsverkeer)
imperialisme
Het streven van een staat naar sterke uitbreiding van zijn grondgebied in andere delen van de wereld
utopisme
stroming met het idee van een ideale wereld die niet bereikt kan worden, een onmogelijke werkelijkheid
technocratie
heerschappij van de techniek
autarkie
zelfvoorzienend - het streven van een land zoveel mogelijk in de eigen behoeften aan voedsel, grondstoffen,…
marxisme
het marxisme wordt beschouwd als een oervorm van communisme (opgelegd door Karl Marx). Het komt op voor het proletariaat. Het heeft als einddoel een samenleving waar iedereen gelijk is.
kolonialisme
een systeem van heerschappij door de ene groep over de andere
missionaris (missionering)
een geestelijke die naar andere volkeren trekt om die tot zijn godsdienst te bekeren