Woordenschat SEM1 Flashcards
Infantiel
kinderachtig, onvolwassen
ambulant
niet gebonden aan een vaste plek, rondtrekkend
integraal
volledig, in zijn geheel
accidenteel
toevallig, per ongeluk
dubieus
twijfelachtig, onzeker
causaal
betrekking op oorzaak
erkentelijk
dankbaar, waarderend
imposant
indrukwekkend, groots
dissident
andersdenkend, iemand die zit verzet tegen de gangbare opvattingen of regels
incidenteel
af en toe, sporadisch, zeldzaam
gefingeerd
verzonnen, niet echt, fictief
desastreus
rampzalig
arbitrair
willekeurig, zonder duidelijke reden of vaste regels
adequaat
passend, geschikt voor een bepaalde situatie
bonafide
betrouwbaar, eerlijk
consideratie
rekening houden met iets of iemand, overweging of zorgvuldige aandacht
accuratesse
nauwkeurigheid, zorgvuldigheid, precisie
affectie
gevoel van genegenheid of liefde voor iemand of iets
aimabel
vriendelijk, aardig, beminnelijk in gedrag en houding
allooi
waarde, kwaliteit of het niveau van iets of iemand
bilateraal
tweezijdig, iets dat betrekking heeft op of afkomstig is van twee partijen
Aversie
afkeer, weerzin, sterke empathie tegen iets of iemand
ambivalent
tegelijkertijd tegenstrijdige gevoelens of gedachten hebben over iets of iemand
amicaal
vriendschappelijk
Altruïsme
onbaatzuchtig, handelen in belang van anderen zonder eigen voordeel na te streven
Autodidact
Iemand die zichzelf iets heeft aangeleerd zonder scholing
autonoom
zelfstandig
clandestien
in het geheim, illegaal of verboden
concessie
tegemoetkoming of toegeving
futiliteit
iets klein of onbelangrijk
gratificatie
extra beloning of gift, vaak als blijk van waardering
hetze
lastercampagne of actie tegen iets of iemand
jargon
vaktaal
frauduleus
bedrieglijk, misleidend, onwettig
Grotesk
grillig, vreemd of overdreven in vorm of inhoud, vaak ook met negatieve of belachelijke bijsmaak
diffuus
vage, onduidelijke of verspreide aard van iets, niet scherp of goed gedefinieerd