woordenschat A woorden met grieks/latijn voorvoegsels Flashcards
1
Q
de anesthesist
A
arts die ervoor zorgt dat de operatiepatiënt geen pijn voelt
2
Q
het antibioticum
A
geneesmiddel tegen infectieziekte
3
Q
autobiografie
A
levensbeschrijving met de schrijver zelf als onderwerp
4
Q
analfabetisme
A
niet kunnen lezen en schrijven
5
Q
antiglobalist
A
degenen die zich verzetten tegen de wereldwijde invloed van rijke landen die vooral hun eigen belangen nastreven.
6
Q
apolitiek
A
geen belangstelling hebben voor een politieke partij
7
Q
antisemitisme
A
jodenhaat
8
Q
contragewicht
A
gewicht om in evenwicht te blijven
9
Q
derailleren
A
ontsporen
10
Q
automatisme
A
iets dat vanzelf gebeurt
11
Q
compressor
A
toestel dat lucht samenperst
12
Q
autonomie
A
zelfbeschikking
13
Q
bioritme
A
ritme in levensverschijnselen
14
Q
asymetisch
A
ongelijkvormig
15
Q
atheïst
A
iemand die niet geloofd in god
