Woordenschat Flashcards
1
Q
buurthuis
A
community centre
2
Q
stadhuis, gemeentehuis
A
townhall
3
Q
stadsplein, gemeenteplein
A
town square
4
Q
bevinden zich net buiten het stadscentrum
A
are located just outside the city centre
5
Q
heuvelachtig
A
hilly
6
Q
is gelegen aan de kust
A
is situated on the coast
7
Q
aan de oevers van de rivier
A
on the banks of the river
8
Q
binnen wandelafstand van
A
within walking distance of
9
Q
X km ten noordwesten
A
X km northwest of
10
Q
dikbevolkt
A
densely populated
11
Q
dunbevolkt
A
sparsely populated
12
Q
burgemeester
A
mayor
13
Q
schepen
A
alderman
14
Q
gemeenteraad
A
town council
15
Q
straathoekwerkers
A
street worker
16
Q
eeuwenoud, oud
A
ancient
17
Q
kaal, onvruchtbaar
A
barren
18
Q
charmant
A
charming
19
Q
verlaten; troosteloos
A
desolate
20
Q
griezelig, spookachtig
A
eerie
21
Q
volledig verwoest
A
gone to rack & ruin
22
Q
weelderig
A
lush
23
Q
burenvriendelijkheid
A
neighbourly
24
Q
ouderwets
A
old-fashioned
25
vredig, rustig
peaceful
26
pittoresk
picturesque
27
typisch
quaint
28
eigenzinnigheid, eigenaardig, bijzonder
quirky
29
werkelijk vreselijk, afschuwelijk
absolutely afwul
30
compleet vredig, zeer rustig
completely peaceful
31
echt afschuwelijk, afzichtelijk
totally hideous
32
best charmant, heel charmant
quite charming
33
ontzettend mooi
utterly beautiful
34
uitzonderlijk brijant
exceptionally brilliant
35
onvoorstelbaar rijk
incredibly wealthy
36
zeer succesvol, uiterst succesvol
highly successful
37
hoogst intelligent, zeer intelligent
highly intelligent
38
zeer waarschijnlijk, naar alle waarschijnlijkheid
highly likely
39
hoogst onwaarschijnlijk
highly unlikely
40
ernstig teleurgesteld, bitter teleurgesteld
bitterly dissapointed
41
zeer ongelukkig
bitterly unhappy
42
bitter koud
bitterly cold
43
strijden met
to contend
44
in beslag nemen
to seize
45
afnemen, minder worden
to dwindle
46
rebel
rogue
47
de laatste grens
the last frontier
48
mijden
to shun
49
ruilen
to barter
50
bedekken, uitspreiden
to sprawl
51
ronddwalen
to wander
52
streng
harsh, severe
53
agrotoerisme
agrotourism
54
authentiek toerisme
authentic tourism
55
geotoerisme
geotourism
56
erfgoedtoerisme
heritage tourism
57
slow food-beweging
slow food movement
58
(geleidelijk) omhoog gaan, stijgen, toenemen
to go up, to increase (gradually)
59
(geleidelijk) omlaag gaan, dalen, afnemen
to go down, to decrease (gradually)
60
stilstaan, constant blijven
to remain stagnant, to remain constant
61
fluctueren, op en af gaan, schommelen
to flucuate
62
wandeling
stroll
63
elektriciteitspaal
utility pole
64
file
traffic was backed up
65
kruispunt
intersection
66
afgelegen
remote
67
afkorting
abbreviation
