woordenschat Flashcards

1
Q

kwetsbaar

A

slecht beschermd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geïsoleerde

A

niet in verbinding staand met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

streeft naar

A

spant zich in voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ecologische

A

natuurlijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

riskant

A

onveilig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

blokkades

A

versperringen, hindernissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ecoducten

A

natuurbruggen, wildviaducten, ecopassages, dierenviaducten, wildwissels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

effectief

A

nuttig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

intensief

A

vaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschaffen

A

bezorgen/geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

passage

A

overtocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

populaties

A

volken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

is onomstreden

A

staat niet ter discussie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

skeptisch

A

kritisch twijfelend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bestaansrecht

A

recht om te bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

BASEREN

A

laten steunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

inteelt

A

voortplanting van onderling nauw verwante dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

voorzieningen

A

faciliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kanttekeningen

A

kritische opmerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bevorderen

A

bijdragen aan, vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

grensbewaker

A

douanebeambte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

grenslijn

A

lijn die scheiding tussen twee gebieden aangeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

grenspost

A

bemande grensovergang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

grensrechter

A

assistent van de scheitsrechter die zich aan de zijlijn bevind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

boomgrens

A

denkbeeldige lijn op de berg tot waar de bomenvoorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

gementegrens

A

denkbeeldige lijn tussen twee dorpen of steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

ondergrens

A

minimum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

taalgrens

A

scheidingslijn tussen twee taalgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

misbruik

A

verkeerd gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

identificatie verplicht

A

verplichting zichzelf te kunnen identificeren verplichting te bewijzen wie je zegt te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

biometrische

A

te maken hebbend met unieke lichaamskenmerken van personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

beoogde

A

bedoelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

gescand

A

gemeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

ethisch

A

met betrekking tot goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

datalekken

A

het wegvloeien van gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

futuristische

A

toekomstige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

expert

A

deskundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

publike

A

openbare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

zijn grenzen verleggen

A

nieuwe normen stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

onbegrensde mogelijkheden

A

onbeperkte, ruime vooruitzichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

over de grens kijken

A

ervaringen opdoen in het buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid

A

bijna zeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

een grensgeval zijn

A

iets tussen acceptabel en niet-acceptabel in zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

omslag

A

verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

maskuline

A

mannelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

fabeltjes

A

verzinseld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

überhoubt

A

helemaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

temperen

A

verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

verbastering

A

vervorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

deed een beroep op

A

verzocht, vroeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

campagne

A

publieksactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

zich toe te leggen op

A

zich richten op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

wijdverspreide

A

veel voorkomende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

misvattingen

A

verkeerde ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

allesbehalve

A

helemaal niet

56
Q

resulteerde in

A

leidde tot

57
Q

bescheiden

A

kleine

58
Q

strategie

A

aanpak

59
Q

potentiële

A

mogenlijke

60
Q

inspirerend op

A

actief reageerde op

61
Q

doorbraak

A

plotselinge vooruitgang

62
Q

verzadigd

A

totaal gevuld

63
Q

maskeren

A

vergbergen

64
Q

bekerent tot

A

overtuigen van

65
Q

inaktieven

A

werklozen

66
Q

instinker

A

een moeilijkheid in een opgave die gemakkelijk over het hoofd gezien wordt

67
Q

een rijke stinkert

A

een intzettend rijk mens

68
Q

een uur in de wind stinken

A

heel erg vies ruiken

69
Q

eigen roem stinken

A

Het is niet gepast om zichzelf te prijzen.

70
Q

geld stinkt niet

A

Alle manieren om aan geld te komen zijn toegestaan.

71
Q

stank voor dank

A

ondank in plaats van dank

72
Q

Zachte heelmeesters maken stinkende wonden

A

halve maatregelen verergeren het probleem alleen maar

73
Q

zijn stinkend best doen

A

alles doen wat mogelijk is

74
Q

genetisch

A

erfelijk

75
Q

smaakpapillen

A

zenuwuiteinden op je tong die worden geprikkeld door smaken

76
Q

waarneming

A

herkenning

77
Q

vruchtwater

A

herkenning

78
Q

mechansime

A

systeem

79
Q

foetus

A

baby vóór de geboorte

80
Q

openstaat voor

A

bereid bent tot

81
Q

experimenteren met

A

testen van

82
Q

afkeer van

A

weerzin tegen

83
Q

op termijn

A

na een bepaalde tijd

84
Q

geregeld

A

steeds weer

85
Q

worden blootgesteld aan

A

in aanraking komen met

86
Q

in eerste instantie

A

aanvankelijk

87
Q

gewenningstijd

A

tijd die nodig is om aan iets te wennen

88
Q

spreekmakende

A

waarover iedereen spreekt omdat het bijzonder is

89
Q

keurmeester

A

iemand die iets keurt en beoordeelt

90
Q

uiteenlopende

A

verschillende

91
Q

etablissement

A

restaurant of café

92
Q

misstanden

A

wantoestanden

93
Q

confronteren

A

vertelt

94
Q

onder de maat

A

slecht

95
Q

met lede ogen

A

met verdriet

96
Q

neemt de proef op de som

A

test

97
Q

toko’s

A

Oosterse winkels waar je onder meer kant-en-klare gerechten kunt kopen

98
Q

liegen er niet om

A

spreken de keiharde waarheid

99
Q

kiem getallen

A

het aantal levende kiemen (van bacteriën) per ml product

100
Q

schrikbaren

A

verschikkelijk

101
Q

gewapend met

A

voorzien van

102
Q

falende

A

fouten makende

103
Q

geldende

A

nu van toepassing zijnde

104
Q

dode hoek

A

deel rond een voertuig dat de chauffeur niet kan zien

105
Q

gezonde maaltijd

A

een maaltijd die gezond is voor degenen die hem opeten

106
Q

groene stroom

A

elektriciteit die is opgewekt uit duurzame energiebronnen om het milieu (groen) te spare

107
Q

lopend buffet

A

een gedekte tafel met gerechten waar de gasten langslopen

108
Q

luie stoel

A

een stoel waarin je kunt zitten als je lui ben

109
Q

sociale huurwoning

A

een goedkope huurwoning voor mensen die niet over genoeg financiële middelen beschikken om een woning te huren in de vrije sector

110
Q

staand receptie

A

een receptie waarbij de bezoekers staan omdat er geen gelegenheid is om te zitten

111
Q

verstandige beslissing

A

een beslissing die genomen wordt door een verstandig ieman

112
Q

traumas

A

lichamelijke of psychische verwondingen na een schokkende ervaring

113
Q

gevreesde

A

angst oproepende

114
Q

bij tijd en wijle

A

af en toe

115
Q

sederd

A

sinds

116
Q

in onbriuk geraakt

A

niet meer voorkomend

117
Q

overtuiging

A

mening

118
Q

desondanks

A

toch

119
Q

boden uitkomst

A

– losten het probleem op

120
Q

motiveerde

A

stimuleerde

121
Q

waren niet gediend van

A

moesten niets hebben van

122
Q

autoriteit

A

gezag

123
Q

veelvuldig

A

vaak

124
Q

onderkend

A

beseft

125
Q

zorgstelsel

A

geheel van wetten dat de gezondheidszorgzorg regelt

126
Q

incidenteel

A

soms

127
Q

anestesie

A

verdoving

128
Q

ergens zijn tanden inzetten

A

zich intensief met iets bezighouden

129
Q

haar op de tanden hebben

A

niet bang zijn; goed van zich af durven bijten

130
Q

iemand aan de tand voelen

A

iemand op een strenge manier ondervragen

131
Q

met de mond vol tanden staan

A

niet weten wat je moet zeggen

132
Q

met lange tanden

A

met tegenzin

133
Q

op zijn tandvlees lopen

A

totaal uitgeput zijn

134
Q

van de hand in de tand leven

A

verdiend geld meteen uitgeven

135
Q

zijn tanden laten zien

A

een dreigende houding aannemen