woordenschat 1-502 Flashcards
praeferre - verkiezen boven
praefero+dat. - praetuli
tangere - aanraken
tango - tetigi
praemium - de beloning
praemii ,onz. praemi-
pectus - de borst
pectoris onz. pector-
sagitta - de pijl
sagittae vr. sagitt-
tendere 1.spannen 2.gaan naar
tendo tend-
decipere misleiden
decipio - decepi
tacere - zwijgen
taceo - tace-
malus,mala,malum
slecht
nocere - schaden
noceo+dat.
fides - 1.het vertrouwen(op) 2.de trouw, de betrouwbaarheid
fidei vr. fide-
utilis,utilis,utile
nuttig util-
pergere -verdergaan
pergo-perrexi
referre - 1.terugbrengen 2.melden
refero - rettuli
pessimus ,pessima,pessimum
zeer slecht , slechtste
placere - aanstaan
placeo +dat.
proficisici - vertrekken
proficiscor - profectus
sentire - 1.voelen 2.menen 3.merken
sentio - sensi/sensus
ignorare - niet weten
ignoro
mortalis,mortalis,mortale
sterfelijk
frustra-tevergeefs
bijwoord
quo?
bijwoord - waarheen?
viginti
twintig
subito
bijwoord - plotseling
haud
helemaal niet
iratus,irata,iratum
woedend
ira - de woede
irae vr.
opera - de moeite
operae vr.
docere-aanleren
doceo
dives,dives,dives
rijk - divit-
dividere - verdelen
divido
clamare - roepen
clamo
adferre -aanbrengen
adfero - adlatus
socius - makker
socii m.
emere - kopen
emo - emi
avis - de vogel
avis vr.
victor - de overwinnaar
victoris m.
occurrere - tegenkomen
occurro +dat. - occurri
quomodo? - hoe?
bijwoord
an - of
vraagwoord
primum - eerst
bijwoord
cur? - waarom?
waarom?
miles - de soldaat
militis m.
dimittere - 1.wegsturen 2.loslaten
dimitto
virgo - 1. de maagd 2. de jonge vrouw
virginis vr.
princeps - 1.de leider 2.de keizer
principis m.