Woordenlijst Nederlands-Italiaans A Flashcards
(55 cards)
1
Q
Aanbod
A
Offerta
2
Q
Aandenken
A
Ricordo
3
Q
Aandringen
A
Insistere
4
Q
Aanhoren
A
Ascoltare
5
Q
Aanhoudend
A
Continuo
6
Q
Aankleden
A
Vestire
7
Q
Aankomen
A
Arrivare
8
Q
Aankoop
A
Acquisto
9
Q
Aannemen
A
Accerttare
10
Q
Aanraken
A
Toccare
11
Q
Aanschaffen
A
Acquistare
12
Q
Aansprakelijk
A
Responsabile
13
Q
Aansteken
A
Accendere
14
Q
Aansteker
A
Accendino
15
Q
aantal
A
Numero
16
Q
Aanval
A
Attacco
17
Q
Aanvraag
A
Richiesta
18
Q
Aanwezig
A
Presente
19
Q
Aanwijzen
A
Mostrare/indicare
20
Q
Aardewerk
A
Ceramica
21
Q
Aardig
A
Simpatico/a
22
Q
Aarzelen
A
Esitare
23
Q
Absoluut
A
Assoluto/a
24
Q
Achter
A
Dietro
25
Achterin
In fondo
26
Achteruit
Indietro
27
Ademen
Respirare
28
Adres
Indirizzo
29
Advies
Consiglio
30
Afdalen
Scendere
31
Afdeling
Repartu
32
Afschaffen
Abolire
33
Afscheid nemen
Congedarsi
34
Afspraak
Appuntamento
35
Afval
Rifiuti (m mv)
36
Zich afvragen
Chiedersi
37
Afwassen
Lavare i piatti
38
Afwezig
Assente
39
Afzender
Mittente (m mv)
40
Afzonderlijk
Separato/a
41
Alarm
Allarme (m)
42
Algemeen
Generale
43
Alleen
Solo/a
44
Alstublieft ( geven)
Prego
45
Alstublieft (vragen)
Per favore/ per piacere
46
Altijd
Sempre
47
Ambassada
Ambasciata
48
Ander
Altro/a
49
Antwoorden
Rispondere
50
Arm/behoeftig
Povero/a
51
Auto
Macchina
52
Automaat
Distributore automatico
53
Autoverhuur
Noleggio automobili
54
Autoweg
Autostrada
55
Avondeten
Cena