Woorden tekst 3.B en pers. vnw woorden. Flashcards
1
Q
Nunc
A
Nu
2
Q
Regina
A
Koningin
3
Q
Sedere
A
Zitten
4
Q
Inter
A
Tussen
5
Q
Gaudere
A
Zich verheugen, blij zijn
6
Q
Dolere
A
Treuren, verdrietig zijn
7
Q
Nam
A
Want
8
Q
Iuvare
A
Helpen
9
Q
Reddere
A
Teruggeven
10
Q
Cogitare
A
Nadenken, denken
11
Q
Nec… nec…
A
Noch… noch… Niet…. en ook niet…
12
Q
Laedere
A
Kwetsen, beledigen
13
Q
Cupere
A
Begeren, verlangen, willen
14
Q
Consilium
A
Besluit, plan
15
Q
Capere
A
Nemen
16
Q
Annus
A
Jaar
17
Q
Dividere
A
Verdelen
18
Q
Sex
A
Zes
19
Q
Tum
A
Toen, dan
20
Q
Curare
A
Zorgen
21
Q
Ego
A
Ik
22
Q
Me
A
Mij