Woorden H D-N Flashcards
1
Q
Sondern
A
Maar
2
Q
Die Weltmeisterschaft
A
Het wereldkampioenschap
3
Q
Zeigen
A
Laten zien
4
Q
Mittlerweile
A
Inmiddels
5
Q
Der Erfolg
A
Het succes
6
Q
Das Gehirn
A
De hersenen