Woorden Flashcards

0
Q

Arbeider

A

Werknemer in een bedrijf die vooral handenarbeid verricht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Aandeel

A

Een effect of waardepapier dat je mede-eigenaar maakt van een bedrijf. De winst voor de eigenaar van het aandeel in de winstuitkering of dividend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bediende

A

Werknemer in een bedrijf die vooral hoofdarbeid verricht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bedrijfsvoorheffing

A

Afhouding van het belastbaar inkomen van een werknemer. Dit is een voorschot op de inkomstenbelasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belastbaar loon

A

Het bedrag waarop de belasting (de bedrijfsvoorheffing) berekent wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bommoeder

A

Een vrouw die bewust kiest om ongehuwd een kind op de wereld te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Brutoloon

A

Het loon dat werd afgesproken tussen de werkgever en de werknemer. Hierop moeten nog een RSZ-bijdrage van de werknemer en belastingen (bedrijfsvoorheffing) in mindering worden gebracht om het nettoloon te berekenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Co-ouderschap

A

Kinderen van gescheiden ouders wonen afwisselend bij de vader en de moeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Duurzaam beleggen

A

Beleggingen in bedrijven die op een maatschappelijke verantwoorde manier ondernemen; d.w.z dat het bedrijf ook rekening houdt met mens en milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Emanciperen

A

Gelijke rechten krijgen, gelijk worden voor de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ereloon

A

Of honorarium. De vergoeding die de beoefenaars van een vrij beroep ontvangen voor hun diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Familie

A

Mensen die door bloedverwantschap met elkaar verbonden zijn zoals grootouders, neven, nichten, ooms, tantes, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gezinsbudget

A

Raming van inkomsten en uitgaven van een gezin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gezinsbudget-enquête

A

Bepaalt het bestedingspatroon van de Belgische gezinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gezondheidsindex

A

De index is een lijst van producten voor dagelijks gebruik. Als de prijzen van deze producten stijgen, moet normaal gezien ook je loon of je uitkering stijgen. Alcohol, sigaretten en olieprijzen werden uit de indexlijst verwijderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Holebi

A

Afkorting voor homo’s, lesbiennes en biseksuelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Honorarium

A

Of ereloon. De vergoeding die de beoefenaars van een vrij beroep ontvangen voor hun diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Huurcontract

A

Een schriftelijk contract tussen huurder en verhuurder dat door beiden ondertekend moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Huurder

A

Persoon die een huis, appartement etc. huurt.

19
Q

Inkomensbron

A

Oorsprong van iemands inkomen: uit arbeid, uit vermogen, uit sociale vergoedingen of toevallig

20
Q

Intrest

A

Een percentsgewijze vergoeding voor het gebruik van geleende bedragen, geld of andere zaken.

21
Q

Kinderbijslag

A

Een sociale vergoeding die wordt uitgekeerd aan gezinnen die kinderen ten laste hebben.

22
Q

Loon

A

De vergoeding voor geleverde arbeid. Loon gebruikt men zowel voor arbeiders als bedienden. Vroeger werd loon voor arbeiders gebruikt en het begrip wedde of salaris voor de vergoeding van een bediende.

23
Q

Loonindexering

A

Het aanpassen van het loon aan levensduurte. Doorheen de tijd stijgen de prijzen. Om nog eventueel te kunnen kopen (koopkracht) worden de lonen aangepast.

24
Q

Lopende uitgaven

A

Dagelijks (eerder kleine) uitgaven. (Bv. Eten en drinken)

25
Q

Nettoloon

A

Het loon dat de werknemer echt krijgt. Om het te berekenen vertrek je van het brutoloon. Na aftrek van de RSZ-bijdrage van de werknemers en bedrijfsvoorheffing vind je het nettoloon.

26
Q

Nieuw samengesteld gezin

A

Het huishouden dat ontstaat wanneer iemand na echtscheiding of verlies van partner een nieuwe relatie aangaat en dat samenwoont of hertrouwd.

27
Q

Nieuwe man

A

Man die zijn steentje bijdraagt in het huishouden en in de opvoeding van de kinderen.

28
Q

Onroerend inkomen

A

Inkomen uit onroerend; door het verhuren van woningen en appartementen.

29
Q

Onvoorziene uitgaven

A

Uitgaven die je moeilijk of niet kan plannen (bv. Nieuwe gsm na verlies…)

30
Q

Pensioen

A

Vervangingsinkomen voor wie de pensioengerechtigde leeftijd heeft.

31
Q

RSZ

A

Rijksdienst voor sociale zekerheid. Overheidsdienst die het geld voor de sociale zekerheid beheert en verdeelt op basis van solidariteit.

32
Q

RSZ-bijdrage

A

Het bedrag dat het bedrijf moet betalen aan de rijksdienst voor sociale zekerheid. Zowel de werkgever als de werknemer betalen een bijdrage aan de RSZ.

33
Q

Single

A

Alleenstaande

34
Q

Spilindex

A

Een vooraf bepaalde waarde die bij overschrijding (wanneer de prijzen teveel stijgen) bepaalt dat de lonen mee aangepast worden aan de levensduurte, vooraf bepaalde rentevoet en looptijd.

35
Q

Stamboom

A

Een tekening die een boom voorstelt waarin de leden van een familie hun verschillende graden van verwantschap worden voorgesteld.

36
Q

Toevallig inkomen

A

Inkomen dat je niet verwacht

37
Q

Vaste uitgaven

A

Komen op regelmatige tijdstippen voor en bestaan uit een vast bedrag (bv. gsm-abonnement, huur)

38
Q

Vastgoed

A

Goederen die niet verplaatsbaar zijn, zoals appartementen, huizen, gronden, …

39
Q

Vergrijzing

A

Ontwikkeling waarin het aandeel van de ouderen in de totale bevolking toeneemt.

40
Q

Verhuurder

A

Persoon die een huis, appartement, … verhuurt.

41
Q

Vervangingsinkomen

A

Deze sociale vergoeding komt in de plaats (vervangt) van het arbeidsinkomen bij mensen die niet of niet meer werken.

42
Q

Vrij beroep

A

Beroep uitgeoefend door hooggeschoolden die een bepaalde gespecialiseerde dienst aanbieden. Bv. Architecten, artsen, advocaten,…

43
Q

Werkloosheidsuitkering

A

Een sociale vergoeding voor mensen die (tijdelijk) zonder werk zitten en voldoen aan voorwaarden om een uitkering te krijgen.

44
Q

Winst

A

Het verschil tussen opbrengsten en kosten van een bedrijf. De winst zorgt ook voor het inkomen van een zelfstandige.

45
Q

Zelfstandige

A

Persoon die arbeid presteert zonder verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst.