Woorden 2.5 Flashcards

1
Q

Aanhoudend

A

Voortdurend, zonder onderbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belasten

A

Een moeilijke taak geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Besparen

A

Overhouden door zuinig te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De bijdrage

A

De gift, het aandeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Duurzaam

A

Wat lang goed blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hergebruiken

A

Opnieuw gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de verkeerde handen vallen

A

Bij iemand terechtkomen die je kwaad doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inleveren

A

Geven aan degene bij wie het hoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het laboratorium

A

Werkplaats voor wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Langs je neus weg

A

Zogenaamd zonder bedoelingen, Zomaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het milieu

A

1 Een groep mensen tussen wie je leeft
2 De leef wereld, De natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het ongedierte

A

Kleine dieren die schadelijk zijn, Bijvoorbeeld voor de gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opzadelen met

A

Iemand iets vervelends laten doen, of laten voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Qua

A

Wat betreft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Recyclen

A

Uit afval stoffen halen en die opnieuw gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een steentje bijdragen aan

A

Een klein beetje meehelpen

17
Q

Verbruiken

A

Opmaken door het te gebruiken

18
Q

Verspillen

A

Zonder nuttig doel opmaken, verkwisten

19
Q

Vrijwillig

A

Niet verplicht, uit vrije wil

20
Q

Wak

A

Gat in het ijs

21
Q

Zich opgeroepen voelen om

A

Iets willen doen

22
Q

Zuinig

A

Niet veel verbruikend, Spaarzaam