Woorden 21 - 40 Flashcards
1
Q
the fount of wit
A
de moeiteloze bron van humor
2
Q
a disservice
A
een slechte dienst
3
Q
the plays are witty
A
de toneelstukken zijn geestig
4
Q
Wilde was a consummate dramatist
A
Wilde was een uitmuntend dramaturg
5
Q
in a garret lit
A
in een verlichte zolder
6
Q
tainted love
A
bedorven liefde
7
Q
cloaked
A
gehuld
8
Q
a scarlet mask
A
een scharlaken masker
9
Q
they assert their confederacy
A
zij claimen hun confederatie
10
Q
oath of allegiance
A
eed van trouw
11
Q
a fussily detailed setting
A
een druk gedetailleerde setting
12
Q
to be eligible
A
in aanmerking komen voor
13
Q
hazards
A
gevaren
14
Q
dismay
A
ontzetting
15
Q
peculiar to
A
eigen aan
16
Q
I was under the impression that
A
Ik was in de veronderstelling dat
17
Q
drafted by
A
opgesteld door
18
Q
participating in
A
deelnemen aan