Woorden Flashcards
1
Q
De balans
A
Weegschaal, evenwicht
2
Q
Bloedserieus
A
Heel serieus
3
Q
De boeken ingaan
A
Onthouden zullen worden
4
Q
Effectief
A
Doeltreffend, met een gunstig effect
5
Q
Het experiment
A
Proef
6
Q
Gelijke rechten hebben
A
Volgens dezelfde regels behandeld zullen worden
7
Q
De gevleugelde uitspraak
A
Bekende, beroemde uitspraak
8
Q
De hetze
A
Manier (campagne) om te zorgen dat mensen slecht over iemand gaan denken
9
Q
Onlangs
A
Laatst, kortgeleden, recent
10
Q
De ophef
A
Aandacht, gedoe
11
Q
De oppositie
A
Partijen die niet in de regering zitten, tegenstanders
12
Q
Optimaal
A
Maximaal, allerbest, allerhoogst
13
Q
Praktisch
A
1; Handig, te maken hebben met de praktijk 2; bijna
14
Q
Realiseren
A
Tot stand brengen, tot werkelijkheid maken
15
Q
Zich realiseren
A
Beseffen