Woordelijst-11jan Flashcards

1
Q

Gouw

A

Deel van karolingisch rijk waarbij lokale heer bestuur toepast in de naam van de keizer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zendgraaf

A

Rondreizende ambtenaar door keizer karel de grote aangesteld op bestuur van gouwen te controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Palts

A

Paleis waar karel de grote verbleef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Capitularia

A

De orders van de keizer in verband met belastingen,wetten,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rijksgroten

A

De belangerijkste adel van het rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rijksdag

A

1dag in jaar waarop rijksgroten samen kwamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kerstening

A

Periode waarbij een groot aantal mensen zich bekeerden (verplicht of vrijwillig)tot het Christendom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Abdij

A

Plaats waar monniken of nonnen samenleefden i.d.v. het geloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Scriptoria

A

Schrijfzaal waar de monniken boeken schreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maniscript

A

Met de hand geschreven boeken op perkament door monniken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Miniaturen

A

Kleine tekeningen in de manuscript

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Standenmaatschappij

A

een samenleving waarbij de mensen worden opgedeeld in groepen volgens rijkdom, afkomst, geloof…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Clerus

A

=geestelijken
Alle mensen hun leven in functie van het geloof stellen. Vb priesters, bisschoppen, monniken, paus, nonnen,….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Privilege

A

Voorrechten (iets meer hebben, mogen, krijgen… dan anderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Horige

A

boer gebonden aan de grondeigenaar door belastingen te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lijfeigenaar

A

Soort van slaven die geen persoonlijke vrijheid had en verbonden was aan een stuk grond. Kon dus ‘mee verkocht’ worden als de eigenaar de grond verkocht

17
Q

Tienden

A

1/10 van je opbrengsten (winst) verplicht betalen aan de kerk als een vorm van belasting

18
Q

Hofstel

A

= domeinstelsel
Vergelijkend met klein dorp waarbij de ‘heer’ eigenaar van alles was en de mensen die er woonde beschermde

19
Q

Autariek

A

Zelfvoorzienende samenleving Alles wordt ter plaatse gemaakt (kledij, meubels, brood,…)
GEEN handel

20
Q

Drieslagstelsel

A

Een landbouwmethode waarbij men een akker eens om de 3jaar braak liet om aan zelfbesmetting te doen

21
Q

Feodaliteit

A

Leenstelsel of vazaliteit
Bestuursvorm waarbij de grootgrondbezitter het land uitleent in ruil voor belastingen en wederdiensten

22
Q

Vazal

A

Persoon die land leent van grootgrondbezitter

23
Q

Leenheer

A

Persoon die land geeft aan een vazal